donderdag 19 augustus 2021

SHAW, SAVILL & ALBION LINE. (ENGELAND)

 

          VOOR DE VAART TUSSEN 

    GROOT BRITTANNIË, AUSTRALIË 

             EN NIEUW ZEELAND.


SHAW, SAVILL & ALBION LINE.

De scheepvaartmaatschappij werd op 10 november 1882 gevormd door een fusie van Shaw, Savill & Company met Patrck Henderson's Albion Line.
De beide rederijen exploiteerde al sedert vele jaren zeilschepen, die passagiers en vracht vervoerden naar Australië en Nieuw Zeeland.
Zij beschikten toen respectievelijk over 26 en 12 zeilschepen.
De eerste nieuwe stoomschepen die werden besteld waren de 'Arawa' en 'Tainu' beide 5000 brt.


                                                              (ss. 'Arawa'.)  


In 1910 nam de Ellerman-groep alle aandelen van de rederij over, evenals die van de White Star Line, waarmee werd samengewerkt tot het einde van deze rederij in 1933.



In 1889 werd een koelschip in de vaart gebracht, de 'Mamari' van 3585 brt, nadat Shaw Savill al in 1882 met het zeilschip 'Dunedin' 7500 geslachte schapen in koelcellen naar Engeland had gebracht.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog leed de passagiersvloot geen verliezen; twee vrachtschepen met 14.357 brt gingen verloren en 3 werden ernstig beschadigd, maar hersteld.


In 1931 werd de vloot van Geo Thompson & Co Ltd overgenomen, een rederij die sedert 1825 op Australië had gevaren.


In 1933 sloot de rederij zich aan bij de P & O-groep en beheerde tevens de Aberdeen & Commonwealth Line.


In december 1935 werd Shaw, Savill & Albion Line overgenomen door de Furness-Withy-groep.

In 1939 kwamen het grote motorpassagiersschip "Dominion Monarch' van 27.155 brt in de vaart en snelle vrachtschepen van de Wai-klasse (10.800 brt), waarvan de eerste in 1934 in de vaart was gekomen.


Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog telde de vloot 38 schepen met 452.362 brt en die van de Aberdeen & Commonwealth Line 4 passagiersschepen met 56.743 brt.
Tal van schepen fungeerden tijden de oorlog als hulpkruiser of troepentransportschip.
Verloren gingen 9 schepen met 101.091 brt, inclusief de bekende  HMS 'Jervis Bay', als hulpkruiser en in actie ten onder ging.


In augustus 1947 werd de dienst op Australië via de Kaap de Goede Hoop heropend met de 'Arawa II' van 14.491 brt; kort daarop werd ook de dienst via het Panamakanaal hervat.
In 1949 werd een aanvang gemaakt met de bouw van een aantal snelle koelschepen, variërend van 6500 tot 13.600 ton en zonder passagiersaccommodatie.

(ss. 'Gothic'.)

In 1953/54 werd de ss. 'Gothic' van 15.911 brt uitverkoren tot koninklijk jacht voor de reis van het koninklijk paar naar Australië en Nieuw Zeeland.

De namen van de na-oorlogse schepen eindigen alle op '-ic', evenals vroeger die van de White Star Line.


In februari 1955 opende de nieuwe 'Southern Cross' van 20.204 brt een dienst rond de wereld, in 1962 gevolgd door de iets grotere 'Northren Star'.

Na 1965 werd bij een aantal vrachtschepen de passagiersaccommodatie verwijderd.
In 1971 telde de vloot 30 schepen met 331.671 brt.
Toen de lijnvaart afnam, nam het bedrijf in 1972 de 'Southern Cross' uit de vaart om in de haven van Southampton opgelegd te worden, na zes maanden voer ze naar de rivier Fal om daar weer opgelegd te worden totdat het verkocht werd aan een Griekse belangen in 1973, waar ze na een grote transformatie verscheen als de 'Calypso'.

De bedrijfsvlag van de rederij is een variatie op de vlag die door de United Tribes of New Zealand werd gebruikt.

Omdat het bedrijf verlies leed en de oliecrisis grote gevolgen had voor het bedrijf, werd in 1975 besloten de 'Northern Star' en de 'Ocean Monarch' uit de vaart te nemen, waarna beide schepen werden verkocht voor de sloop in Taiwan. Hiermee viel het doek voor de rederij.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten