donderdag 27 februari 2020

POOLSE ZEIL-OPLEIDINGSSCHEPEN. (DEEL 2)


      EEN LAND MET 

       1/3e KUSTLIJN,

    MAAR EEN GROTE

                                             ZEEVLOOT. (2) 


 ORP ISKRA II.



De Iskra II is een trainingsschip van de Poolse msrine.
Zij dankt haar naam aan haar voorgangster, die 50 jaar onder de Poolse vlag heeft gevaren.
De kiel van de Iskra II werd op 11 november 1981 gelegd op de scheepswerf Gdansk Shipyard. In 1982 werd het schip in gebruik genomen.
De Iskra II is een driemast barkentine met verschillende tuigage. een lengte van 49 meter, breedte 8 meter en diepgang van 3 meter.
Het schip heeft een stalen romp met een lengte van 42,71 meter en haar totale hoogte is 42,71 meter.



Naast de trainingen  van cadetten neemt de ORP Iskra sinds 1987 veelvuldig deel aan tall ship races en wist daarbij al menig prijs in de wacht te slepen.
De afkorting staat vertaald uit het Pools voor; 
"Schip van de Poolse Republiek".








DAR MLODZIEZY (1981).

De Dar Mlodziezy is een Pools trainingsschip, ontworpen door de bekende scheepsarchitect Zygmunt Choren. Ze is de opvolgster van de Dar Pomorza.
De naam betekend 'Gift van de jeugd'.
het schip werd in november 1981 op de scheepswerf van Gdansk in Polen te water gelaten en op 4 juli 1982 in gebruik genomen.
Haar thuishaven is Gdynia.

De Dar Mlodziezy is een volschip met een stalen romp. Het schip heeft een bruto tonnage van 2.384,54 ton en een netto tonnage van 3,35,37 ton.
Ze heeft een lengte van 108,8 meter over alles en een romp lengte van 79,4 meter, een breedte van 12 meter en een diepgang van 6,3 meter. Haar totale hoogte is 62,1 meter. Buiten haar zeilen met een oppervlakte van 3.015 m² waarmee ze vol getuigd een snelheid kan lopen van 12 koppen, heeft ze als noodvoortstuwing twee Cegielski Sulzer Type 8 AL dieselmotoren van ieder 750 pk en is ze uitgerust met twee schroeven. Haar bemanning bestaat uit 40 vaste bemanningsleden en 136 cadetten.


Het schip maakte een reis om de wereld in 1987-1988  en herhaalde daarmee de reis van haar voorgangster in 1934-1935.
Het schip is een trouwe bezoekster van Sail evenementen, deelneemster aan bekende Regatta en Tall Ship Races.

De cadetten aan boord krijgen een éénjarige marineopleiding.
Om de kosten van het onderhoud van het schip te dekken worden er op het schip ook betaalde trainingen gegeven .





Haar zusterschepen zijn de MIR, de Druzhba, Pallada, Khersones en de Nadezhda.











STS FRYDERYK CHOPIN (1992).

De Fryderyk Chopin is een van de jongste Poolse zeil-opleidingsschepen. Ze is ontworpen door de bekende scheepsarchitect Zygmunt Choren en vernoemd naar de beroemde Poolse componist Fryderyk Chopin.
Het schip werd gebouwd bij de Dora Shipyard te Gdansk, Polen en in 1992 te water gelaten en in de vaart genomen.
De thuishaven van het schip is Szczecin, Polen.
Na haar te water lating werd ze voor een jaar gecharterd door West Island College in Nova Scotia om hun Tall Ship-educatief uit te breiden.
Na dat jaar kwam in het beheer van de European School of Law and Administration, een particuliere universiteit in Polen.







Het schip heeft een stalen romp en twee masten, de romp heeft een lengte van 55 meter, een breedte van 8,5 meter en een diepgang van 13,1 meter. Ze is getuigd als een brig met een zeiloppervlak van 1200 m². Als noodvoortstuwing is het schip uitgerust met een 520 pk dieselmotor.
Buiten haar vaste bemanning is er accommodatie voor 50 koppen.







Op 20 oktober 2010 zond het schip een noodsignaal uit op een afstand van 100 mijl van de Scilly-eilanden. In slecht weer met zware zeeën verloor het schip beide masten.
Ze was op een cruise van drie en een halve maand van Nederland naar het Caribisch gebied met 47 opvarenden aan boord, waaronder 36 stagiairs van 14 jaar oud.
Ondanks dat er een motor aan boord was, besloot de gezagvoerder deze niet te gebruiken uit angst dat het buitenboord hangende tuigage in de scheepsschroef vast zou komen te zitten, met gevolgen van dien. Wonder boven wonder waren er geen slachtoffers gevallen.
De Mayday-oproep werd ontvangen door een kleine trawler de Nova Spero die de Fryderyk Chopin 100 mijl en drie dagen op sleeptouw nam en in de beschutte wateren van Falmouth Bay afleverde.


Sinds 2011 wordt het schip geëxploiteerd door 3Ocenas, een Poolse particuliere rederij.
Ze fungeert als het schip van The Bleu School, een zeiltrainingsproject van de stichting STS Fryderyk Chopin.



woensdag 26 februari 2020

POOLSE ZEIL-OPLEIDINGSSCHEPEN. (DEEL 1)


      EEN LAND MET 

      1/3e KUSTLIJN, 

   MAAR EEN GROTE 

                                           ZEEVLOOT. (1)

POOLSE MARINE.

De Poolse marine is de marine van het centraal gelegen Europese land Polen, welke opereert voornamelijk in de Oostzee en behoort met ruim 94 schepen tot de grootste zeemachten in de regio.
Voor het ontstaan moet men terug gaan tot de middeleeuwen, maar de huidige vorm werd opgericht in 1918 na de oprichting van de Tweede Poolse Republiek, volgend op de Eerste Wereldoorlog. Eén van de hoofdtaken was toen de verdediging tegen de Baltische Vloot van de Sovjet-Unie.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden de Poolse marine schepen naar Groot Brittannië gestuurd. Na de oorlog kwam Polen onder invloed van de Sovjet-Unie die de Poolse marine nieuw leven inblies. De taak van de Poolse marine als onderdeel van het Warschaupact was het controleren van de Oostzee. als tegengewicht voor de Navo-strijdkrachten vlakbij in Denemarken en de Bondsrepubliek Duitsland.
Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie begin jaren 1990 veranderde de rol van de marine grondig. Polen werd lid van de NAVO en hervormde de zeemacht ter integratie met de internationale organisatie.
Zoals alle zeemachten had ook Polen schepen in de vaart voor een deugdelijke opleiding van haar officieren.


DAR POMORZA. (1909)

Het schip werd gebouwd in 1909 op de Duitse werf Blohm und Voss te Hamburg en in 1910 opgedragen door Deutscher Schulschiff-Verein als het Duitse keizerrijk opleidingsschip Prinzess Eitel Friedrich, genoemd naar hertogin Sophia Charlotte van Oldenburg, echtgenote van Prins Eitel Friedrich van Pruisen. Het was een volledig opgetuigd schip met een bruto laadvermogen van 1561 ton en een netto laadvermogen van 525 ton.
Het schip heeft een stalen romp met een lengte van 80 meter over alles en een breedte  van 12,6 meter. Het schip heeft een hulpmotor van 430 pk. Haar snelheid bedroeg gemiddeld 5 knopen, met een maximum van 17 knopen. In de tijd dat ze in de vaart was had ze een vaste bemanning van 28 koppen en kon 150 tot 200 cadetten herbergen.


HAAR GESCHIEDENIS.

In 1920 na het beëindigen van de Eerste Wereldoorlog, werd het schip door Groot Brittannië als oorlogsherstel in beslag genomen en vervolgens naar Frankrijk overgebracht, waar ze werd toegewezen aan de zeevaartschool in St. Nazaire en kreeg de naam Colbert.
In 1927 werd het schip aan baron de Forrest gegeven ter compensatie van het verlies van zijn zeiljacht gedurende de oorlog.
Gezien de hoge kosten voor het opknappen van het schip werd ze in 1929 verkocht.

Ze werd gekocht door de Poolse gemeenschap van Pomerania voor zevenduizend pond, als het nieuwe opleidingsschip voor de Poolse marine academie in Gdynia. Bij de verkoop droeg ze nog steeds de naam Prinzes Eitel Friedrich.

Ze kreeg de naam Dar Pomorza, wat "het geschenk van Pomerania" betekend.
In 1930 werd het schip gerepareerd en uitgerust met een hulp-dieselmotor.

De ervaring die werd opgedaan tijdens de verbouwingswerken  stelde de Deense scheepsbouwer van Nakskov in staat om een zeiltrainingsschip te bouwen voor hun eigen land, de Danmark.
Het is het vermelden waard, dat het schip haar eerste reis onder de Poolse kleuren maakte onder de naam 'Pomorze" (Pommeren). Vermoedelijk is deze naam veranderd in een poging om een trainingsschip niet naar een verloren schip te noemen. Dezelfde  Duits geschreven naam droeg het Duitse pre-dreadnought slagschip Pommern, dat met man en muis verging tijdens de Slag bij Jutland in juni 1916.


De eerste reis was er één op sleeptouw van twee Nederlandse sleepboten, de Poolzee en de Witte Zee met een gemengde Poolse en Nederlandse bemanning, beginnend op 26 december 1929 vanuit St. Nazaire en eindigend op 9 januari 1930 in Nakskov. ontsnapte het schip ternauwernood aan vernietiging in een storm voor de kust van Bretagne.

Gedurende de daarop volgende jaren werd het schip , herbouwd en omgebouwd tot trainingseenheid en uitgerust met een hulp-dieselmotor en kreeg het trainingsschip de bijnaam "White Frigate".
In 1945/35 maakte het schip een reis om de wereld via het Panamakanaal onder de kleuren van de Poolse vlag.
In 1937 bracht een reis haar rond Kaap Hoorn en werd zo het eerste Poolse schip dat deze kaap ronde.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ze geïnterneerd in Stockholm. Na de oorlog werd ze weer naar Polen gebracht en weer als trainingsschip gebruikt.


In 1967 lag het schip in Canada tijdens de Expo-Fair in Montreal, Quebec en kreeg zij veel respect voor haar en haar land.
In de daarop volgende jaren nam zij deel aan verschillende Opreaties Sail en Cutty Sark Tall Ship's Races en won haar eerste race in 1972.
De Dar Pomorza is een van de vele door Blom und Voss gebouwde grote zeilschepen, het meest populairst ter wereld.
Bovendien is ze het eerste schip dat ooit de Poolse kleuren over de wereld heeft vervoerd in een reis (1945/35), waardoor het onvergelijkbaar wordt met elke andere bestaande eenheid van haar soort. Op 15 september 1981 ondernam het schip haar laatste reis naar de Finse haven van Kotka en eindigde deze 13 dagen later. Op 4 augustus 1982 werd het schip buiten gebruik gesteld en feestelijk vervangen door de Dar Mlodziezy als trainingsschip.







Sinds 27 mei 1983 is ze een museumschip in Gdynia. Ze maakt deel uit van de collectie van het National Maritiem Museum in Gdansk.
In oktober 2009 vierde het schip haar 100e verjaardag.





KAPITEIN BORCHARDT. (1918).

De Kapitein Borchardt werd te water gelaten op de werf van J.Patje in Waterhuizen (Nederland) in 1918.
Het schip is vernoemd naar Karol Olgierd Borchardt, een persoon die veel heeft bijgedragen een een verder bewustwording van de Poolse maritieme tradities.
Het schip heeft in de jaren van haar bestaan verschillende eigenaars en namen gehad, zoals Nora, Harlingen, Mowe, Vader Gerrit, In Spe, Utskar en Najaden.
Ze is uitgerust als een gaffelschoener met een zeiloppervlak van 600 m² en een hulpmotor van het type Caterpillar 3406B met een vermogen van 350 pk.
Het schip heeft een bruto tonnage van 173 ton en een netto tonnage van 90 ton, een lengte van 45 meter en een breedte van 7 meter, en een totale hoogte van 20,04 meter. Een bemanning van 7 tot 60 koppen.
Het schip is sinds 2016 in actieve dienst als zeiltrainingsschip met als thuishaven Gdansk.

Als driemastig getuigde gaffelschoener kwam het schip in 1918 in de vaart als een oceaan vrachtschip onder de naam 'Nora'. Toen ze voor het eerst op de Poolse kust aankwam stond ze bekend onder de naam 'Najaden'.
In 1934 kwam ze op de Theems in aanvaring met het Nederlandse offshore-motorschip Pinquin en bij deze aanvaring verloor zij haar originele klipperboeg.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog diende het schip op de Baltische Zee in de Duitse Kriegsmarine als een opleidingsschip voor een U-boot school in Gdynia. Tijdens een Duitse evacuatie-operatie aan de Baltische Zee in 1945 werd het schip naar Travamunde gesleept.

In 1989 werd Stockholm de thuishaven van het schip, waar ze werd gereconstrueerd en -voor het eerst gebruikt als trainingsschip voor de zeevaartschool in deze stad en later voor chartervakantiereizen op de Oostzee.
Op 30 augustus 2011 werd het schip overgedragen aan Poolse zeilers in Nynashamn, Zweden.
Op deze zelfde dag had het schip haar eerste cruise onder Poolse vlag. Kort na de overdracht werd ze omgedoopt op 8 oktober 2011 in de stad Gdansk en kreeg de naam Kapitein Borchardt.

DAR SZCZECINA. (1968)

Dar Szczecina betekend gift van Szczecin en is een éénmast Antares zeiljacht. het is een houten zeiljacht en werd in 1968 gebouwd op de Szczecin Yacht Shipyard. Het schip werd op 14 juni 1969 te water gelaten.
het schip heeft een waterverplaatsing van 35 ton, een lengte van 18,1 meter, een breedte van 4,6 meter en een diepgang van 2,85 meter.
Het schip is getuigd als een sloep met twee zeilen met een zeiloppervlakte van 134 m². Als mechanische aandrijving is het uitgerust met Yanmar dieselmotor met een vermogen van 125 pk.
De eerste eigenaar van het schip was de zeilvereniging van MKS Pogon, van 1969 tot 1996. In 1996 werd het jacht overgenomen door de stad Szczecin.
Het jacht maakte talloze cruises in de Oostzee, Noordzee en de Atlantische Oceaan. In 1973 deed men een mislukte poging om met haar de wereld rond te zeilen.



In de eerste jaren van haar zeilbestaan had het schip twee masten en zeilde als een jol, maat in 1974, tijdens een renovatie, werd de mast verwijderd.
Het schip  nam deel aan vele regatta's die in binnen- en buitenland werden georganiseerd.
De Dar Szczecin vertegenwoordigde de stad Szczecin tijden de marineparade ter gelegenheid van 200 jarig bestaan van de Verenigde Staten van Amerika in 1976.
Ze nam deel aan Tall Ship's Races van 1976 tot 2019.
Sinds 1996 is ze onderdeel van het Maritime Education Program (Szczcin School of Sailing) om jongeren van scholen op te leiden.
Het jacht kreeg de titel van 'Ambassadeur van Szczecin'.


STS POGORIA. (1980)

De Pogoria is een Poolse barkentijn ontworpen door de zeearchitect Zygmunt Choren als eerste in de reeks van 18 middelgrote en grote moderne zeilschepen.
Het schip eigendom van de Poolse regering werd gebouwd bij de werf Gdanska Lenia, waar zij op 23 januari 1980 te water werd gelaten. Haar thuishaven is Cdynia, Polen.
Het schip heeft een bruto tonnage van 498 ton, een lengte van 48 meter, breedte van 8 meter en een diepgang van 3,7 meter. het schip kan 945 m² zeilvoeren en heeft als noodvoortstuwing een Wola Warszawa-diesel motor van 230 pk.










De Pogoria was ontworpen voor het expliciete doel van training en opleiding van jonge studenten, vanaf 14 jaar, in volle zee, zowel mannelijk als vrouwelijk.
Het schip is voorzien van studieruimten.
De vaste bemanning bestaat uit 6 officieren en verder is er accommodatie voor 40 studenten en vrijwillige leraren.

RAMPZALIG ONGEVAL OP ZEE.

Op de reis naar St. Petersbur, Rusland, braken op 7 juli 2009 twee masten van het schip af op de doorgelaste verbindingen.
De 37 jongeren aan boord werden door twee helikopters van de Finse grenswacht van boord gehaald.
Het gehavende schip werd naar Hanko gesleept omdat ook haar motor tijdens het incident beschadigd raakte. Er raakte niemand gewond!




                            Zie vervolg: POOLSE ZEIL-OPLEIDINGSSCHEPEN. (DEEL 2)

zondag 23 februari 2020

KOF. (SCHIP)


             TWEEMASTVAARTUIG 

         VOOR KUST- EN ZEEVAART.



KOF.

De kof was een betrekkelijk klein koopvaardijschip dat thuishoorde in de noordelijke streken van Europa, maar wel zo zeewaardig bleek te zijn dat het zelfs in havens aan de overzijde van de Atlantische Oceaan werd gezien.

De kof heeft het vasteland van Nederland en later Denemarken en Zweden ongeveer in het midden van de 18e eeuw bereikt vanaf de eilanden in de Waddenzee.

De kof had afhankelijk van de tonnage van 100 tot 300 ton een lengte van 12 meter. Het schip leek veel op een smak en had een ronde voor/ en achtersteven, een platte bodem en zwaarden. Het schip voerde meestal twee masten. Na 1735 kwam er een versie voor diepen water, met een scherper voor- en achterschip, en zonder zwaarden. Dit type werd wel een schoenerkof genoemd.

Aanvankelijk alleen ingezet voor de handelskustvaart langs de noordelijke kusten van Europa en in de Baltische Zee en de zee bij Noorwegen, bleken de kwaliteiten van de kof al gauw uit langere reizen, tot aan West-Indië en Brazilië toe.

(Dit zeilplan zou bij een 'typische' kof horen: twee gaffelzeilen met giek, drie vierhoekige zeilen een de grote mast en stagfok mat twee kluivers.)

De term kof werd gebruikt voor een aantal verschillende verschijningsvormen van hetzelfde basistype, maar in het algemeen was de kof een verdekt vrachtschip met een brede , stompe kop en een ronde achtersteven, brede berghouten, een smal roer met een helmstok, twee masten met een gecombineerd langs- en dwarsscheepse tuigage en soms zijzwaarden bij die schepen die werden ingezet voor kustreizen langs de ondiepe Nederlandse kusten en soortgelijke gebieden. De grote mast had een steng en mogelijk ook een bramsteng, de bezaansmast stond op het dek, direct voor de helmstok en beide masten werden gesteund door het want.

Dit gesteld onder voorbehoud dar er, zoals eerder gesteld, een ruime verscheidenheid aan ondersoorten van de kof bestond. Sommige bronnen beweren dat de kof aan elke mast een sprietzeil met klapmuts en een topzeil voerde, samen met de standaardzeilvoering voor de grote mast, maar andere bronnen hebben het over de 'typische' kof die aan elke mast een gaffelzeil met giek droeg, evenals een vierhoekig grootzeil, een marszeil en soms zelfs een bramzeil aan de grote mast en daarvoor een stagfok en twee of drie voorzeilen waarvan het voeren mogelijk werd gemaakt door een lange boegspriet en kluiverboom. In ieder van deze verschijningsvormen was de kof goed uitgerust voor zowel het zeilen vóór als aan de wind.



De kof kon gebouwd worden in diverse maten en dus ook in submodellen en was vooral geliefd met een tonnage tussen de 100 en de 300 ton. De grotere modellen waren beter geschikt voor lange reizen, terwijl de kleinere zich liever niet op de oceaan waagden, maar zich beperkten tot de kustwateren.
Over de snelheid van deze scheepjes is niets bekend. De grote van de bemanning was afhankelijk van de grote van het schip.






zaterdag 22 februari 2020

NONSUCH. (SCHIP)


                   EEN GELIEFD 

            HANDELSVAARTUIG.



NONSUCH.

De Nonsuch was een kits die in 1668/1669 onder Zachariah Gillam in Hudsonbay voer, in haar eerste handelsreis voor wat later de Hudson`s Bay Company zou worden. Ze werd gebouwd in 1650 in Wivenhoe, Essex, Engeland.
Het schip werd oorspronkelijk gebouwd als koopvaardijschip in 1650, en later omgebouwd tot de Royal Navy kits HMS Nonsuch, werd zij in 1667 verkocht aan Sir William Warren.
De naam betekend "geen dergelijke", dat wil zeggen "ongeëvenaard".
Het schip had een laadvermogen van 43 ton en was met een lengte van 15,2 meter en een breedte van 4,3 meter kleiner dan de meeste handelsschepen uit die tijd. Hierdoor was ze beter geschikt voor het manoeuvreren door de rivieren van Noord-Canada. Ze had een bewapening van acht kanonnen.
Het schip was kitsgetuigd, wat betekend dat het twee masten had, waarvan de kortere bezaansmast zich voor de roerkoning bevond.De Nonsuch was aan de grote mast dwarsgetuigd met een grootzeil en een marszeil, terwijl de bezaansmast een latijnzeil voerde met daarboven een vierkant topzeil. Er waren ook voorzieningen voor andere zeilen als fok, kluivers en andere stagzeilen.



In januari 1659 werd de Nonsuch, die een koopvaardijkits door het Kanaal escorteerde door een stel Hollandse kapers veroverd, maar twee maanden later werd ze door de Engelsen heroverd.








In 1667 werd de kits door de marine verkocht aan Sir William Warren om het belangrijkste instrument te worden bij de vestiging van de Hudson's Bay Company.


Terwijl deze gebeurtenissen zich in Europa afspeelden, waren aan de overzijde van de Noord/Atlantische Oceaan de Huron-indianen, die een verbond hadden met de Franse bonthandelaren Médard Chouart, sieur des Groselliers, en zijn zwager Pierre Esprit Radisson, verslagen door de Irokezen, die weer geallieerd waren met de Engelsen. Hierdoor was de handelsroute van de Fransen via de St. Lawrence rivier en de Grote Meren problematisch geworden.
Chouart en Radisson moesten op zoek naar een alternatieve route om hun bont van de gebieden waar de vallenzetters actief waren, naar de kust te brengen. Een van deze routes leidde via de watteren rond de Hudsonbaai en leek simpel, maar was in werkelijkheid gecompliceerd.


Woedend om de hoge belastingen die op hun bont werden geheven en de weigering van de Franse regering hun verliezen te compenseren, richtten de twee Franse ondernemers hun aandacht op Engeland, waar de beroemde baanbreker in de chemie, Robert Boyle, hen introduceerde aan het hof van koning Charles II (1660-1685).
In 1667 verenigde de kern van deze Hudson's Bay Company zich met deze twee mannen en op 5 juni 1668 zeilden de Nonsuch en de Eaglet, die voor Charles II aan de onderneming was uitgeleend, Londen uit.

 (Om ze in hun werk van het bedwang houden van de masten een betere spreiding te geven, werd het want via hun jufferblokken bevestigd aan rusten, op de scheepsromp aangebouwde zware, houten platen die zelf versterkt en bevestigd waren met puttingijzers.)


De belangrijkste lading van de twee vaartuigen bestond uit 'wampumpeag', het Algonquiaans-indiaanse woord voor kleine zeeschelpkralen die bij vele indiaanse volkeren van Noord-Amerika als ruilmiddel werden gebruikt.
De Eaglet liep midden op de Atlantische Oceaan averij op en keerde, met Radisson aan boord, terug naar Engeland. De Nonsuch bereikte de Husonbaai en zeilde vervolgens naar het zuiden en naar de kust van de Jamesbaai. Op 29 september 1668 gingen de mannen van deze vooruitstrevende handelsonderneming aan land en begonnen op de oever van de rivier de Rupert met de bouw van Charles Fort, dat later werd herdoopt in Rupert's House.

(Replica van de Nonsuch.)

Na bijna een jaar handel gedreven te hebben met de indianen, keerde Groselliers in oktober 1669 in de Nonsuch terug naar Engeland, samen met een lading bont.
IN het daaropvolgende jaar werd de oprichting van de Hudson's bay Company officieel en kreeg ze van de koning een gebied toegewezen dat overeenkomt met bijna tweevijfde van het huidige Canada.








Het latere lot van de Nonsuch is niet vermeld. Een gelijkende kopie van het schip wordt tentoongesteld in het Manitoba Museum of Man and Nature in Winnipeg. 




donderdag 20 februari 2020

KROMSTEVEN. (SCHIP)


            HET SCHIP VAN DE 

    HOLLANDSE WATERGEUZEN.



KROMSTEVEN OF 'CROMPSTER'.

De kromsteven is een tweemast, ondiepstekend oorlogschip met een laadvermogen van 80 ton, een kiellengte van 14 meter, breedte van 6,1 meter en een diepgang van 2,4 meter. 

Terwijl de meeste vroege schepen werden gebouwd door eerst de buitenbeplanking te maken en dan pas het inwendige geraamte aan te brengen ter versterking van de huid en verstijving van het geheel, ontwikkelde zich in het zuiden van Europa een omgekeerde werkwijze.
Hier werd eerst een stijf geraamte opgetrokken en dan pas werden de huidgangen erop aangebracht.
Deze beplanking was oorspronkelijk altijd overnaads, waarbij de onderste zijkant van iedere gang eronder kwam te liggen. Later ging men steeds vaker over tot de karveelbouw, waarbij de onderste zijde van iedere plank op de bovenzijde van de onderliggende werd gelegd.
Voor de waterdichtheid werd dan gezorgd door het zwellen van het hout nadat het vaartuig te water was gelaten en door vezelig materiaal, breeuwwerk genoemd, dat tussen de gangen werd geslagen om de naden te dichten. Voor verdere afdichting en om het breeuwwerk tegen rotting te behoeden, werden de naden nagestreken met hete pek of ander, soortgelijk materiaal. Deze concepten van geraamte- en karveelbouw verspreidden zich later naar het noorden van Europa.

Een goed voorbeeld van de wijze waarop deze concepten in hun uiteindelijke vorm werden toegepast, zien we in de kromsteven ( in het Engels verbasterd tot 'crompster', 'cromster' of 'crumster'.

Het vaartuig werd in de 16e eeuw in Holland ontwikkeld voor gebruik in kustwateren en riviermondingen en werd gekenmerkt door een combinatie van een flinke breedte en een geringe diepgang. De tot wel 200 ton metende kromsteven was sterk en stabiel en daardoor geschikt voor het vervoeren van nuttige ladingen, bijvoorbeeld een forse vracht voor commerciële doeleinden of een aanzienlijk zware bewapening in tijden van oorlog. 

(De kromsteven werd door de Hollanders ontwikkeld voor handels- en gevechtsdoeleinden in nauw water. Zijn combinatie van fors laadvermogen, geringe diepgang en behoorlijke wendbaarheid maakte de kromsteven ook de de Britten interessant.)



(Een kromsteven uitgevoerd als Statenjacht.)

De kromsteven had een ronde , brede kop met een boegspriet, maar geen voorkasteel. Zijn achtersteven was verhoogd met een kort achterdek, terwijl de rest van het dek vlak was.
Overwegend was het schip uitgerust met twee masten, en een enkele keer met drie, met een langsscheeps tuig: aan een relatief korte bezaansmast een latijnzeil en aan de grote mast een sprietzeil en een stagfok. 
Het meest typerende kenmerk was zijn sprietzeil in principe hetzelfde dat op de latere Thamesbarges werd gevoerd. Dit zonder giek gevaren zeil was vierhoekig, werd aan de voortop met een hoepel om de mast heen gehesen, terwijl de andere top met met een spriet omhoog werd gezet. De spriet was een lang rondhout dat diagonaal langs het zeil omhoog stak met de voet bevestigd aan een kammenklamp aan de voorzijde van de mastvoet. Het grootste gewicht van de lange spriet werd ondervangen door een takel vanaf ongeveer eenderde van zijn top naar een plaats boven het valblok van het zeil. De stagfok was met leuvers geregen aan de voorstag dat de mast steun verleende en vanaf ongeveer eenderde van de top daarvan naar de stevenbalk liep. Waarschijnlijk diende de boegspriet alleen maar om er het topstag aan de bevestigen dat de masttop steun verleende.


(Replica geuzenschip 'De Admiraal'.)


De Hollandse watergeuzen maakten van de kromsteven goed gebruik bij hun beroemde verovering op de Spanjaarden bij Brielle in 1572 en nog een keer dat jaar in de slag bij Reimerswaal.
De mogelijkheden die uit dit vaartuig in nauw water bood, werden opgemerkt door een Britse zeeman, sir Walter Raleigh, die zich bewust was van het gebrek aan goede verdediging van de kustwateren van Zuid-Engeland, vooral regen de Spaanse Galeien die in de Nederlanden hun basis hadden en heel goed gebruikt zouden kunnen worden voor bliksemaanvallen tegen havens in de zuidoostelijke hoek van Engeland.
Het duurde niet lang of de ombouw ging van start van ongeveer tweehonderd eenmastlichterschepen van zo'n 60 ton die in New Castle lagen en gebruikt werden voor de kustvaart. Ze werden improvisatorisch aangepast om zware wapens, troepen en voorraden te vervoeren.



Hoewel ze als rivierverdediger en landingsvaartuig redelijk goed voldeden, wilden de Engelsen toch een oorlogschip van het ware type kromsteven voor de kustverdediging. 
In 1590 werden daarop de Advantage, de Answer, de Crane en de Quittance gebouwd, standaard 'crompsters', maar met drie masten, een tonnage van ongeveer 200 ton laadvermogen, een kiellengte tussen 18,5 en 20 meter en een breedte tussen de 7,3 en 8 meter en met een bemanning van ongeveer honderd koppen. Ze voerden 24 kanonnen, waaronder zware en lichterveldslangen, kartouwen en sakers.




                                                          (De Anglo-Hollandse vloot.)

Tijdens hun lange leven namen ze actief deel aan gevechten, in Cadiz in 1596, de Azoren in 1600, Ierland in 1601 en Lissabon in 1602.
De bevelhebber over de Spaanse galeien, Federico Spinoza, werd in 1603 gedood en met hem de realistische bedreiging van een galei-aanval via het smalste deel van Het Kanaal, waarop de Britten geen nieuwe crompster oorlogsschepen meer bouwden.