DE SCHEPEN VAN DE
AMERIKAANSE OOSTKUST.
DE SCHOENER.
De schoener; een mooi schip van onzekere afkomst en gemakkelijk hanteerbaar - dat is de schoener; geliefd bij hen die de rotsachtige kusten bevaren en bij de vissers op de Grand Banks.
Een kwaadaardige wind van de Groenlandse bergen joeg over het dek van de Portugese schoener die zich noordwaarts worstelde naar de visgronden bij Disko.
De enorme zeilen, stagzeilen en topzeilen trokken als paarden. Rook van de traankoker op het voordek besmeurde het dichtsbijzijnde zeildoek.
(Viermastschoener Argus.)
De stuurman hield het schip op koers, huiverend ondanks twee lagen wollen ondergoed, twee IJslandse truien, zwaar oliegoed, leren zeelaarzen en een bontmuts.
Gelukkig dat de Argus een schoener was: het schip zeilde zich zelf, terwijl de vissers de kabeljauwen fileerden, schoonmaakten en inzouten met een handigheid, die slechts wordt verworven op dertig tot veertig reizen naar de Grand Banks en Straat Davis.
Kabeljauw en nog eens kabeljauw, in alle hoeken en gaten van het schip, glibberig verschuivend als de Argus rolde in de ijzige golven.
De Argus is een viermastschoener gebouwd voor de visserij in 1938/39 bij de Nederlandse scheepswerf De Haan en Oerlemans, Heusden , Ze ligt heden nog in Gafanha da Nazaré, Ilhavo te Portugal. De schipper, van huis uit vertrouwd met de zee, had als jongen nooit veel aandacht geschonken aan de schoeners gelegen in de dokken van Melbourne, Er kwamen toen vier- en vijfmasters uit Amerika, volgestapeld met hout van de westkust. Met hun van diepe zeeg voorziene grote houten rompen hadden ze midscheeps maar weinig vrijboord. je vroeg je soms af of het schip misschien drijvend moest worden gehouden door de lading hout. Hij herinnerde zich hoe hij opkeek tegen hun hoge masten, hele stammen geolied Oregon-pine, hun lange kluiverboom, het comfortabele dekhuis op het achterschip en de smalle schoorsteen van hun hulpmachine vlak achter het voorschip.
Ze hadden een kleine bemanning. 'Eén man per mast, dat is de regel' vertelden de zeelui hem, 'De machine doet het zware werk'. Toch hadden deze schoeners vlekkeloze dekken en het koperbeslag blonk als god. Nu staat hij hier zelf achter het roer van een schoener.
Ze hadden een kleine bemanning. 'Eén man per mast, dat is de regel' vertelden de zeelui hem, 'De machine doet het zware werk'. Toch hadden deze schoeners vlekkeloze dekken en het koperbeslag blonk als god. Nu staat hij hier zelf achter het roer van een schoener.
DE NAAM.
Schoeners zijn geen Amerikaanse uitvinding, ondanks het zeemansfabeltje dat een Yankee-kapitein dit type schip zijn naam zou hebben gegeven met de uitroep 'See how she scoons!' ('Kijk eens hoe dat over het water scheert!'
Dat zou gebeurd zijn tijdens een tewaterlating te Clouchester (VS) in 1713.
De zeilen achter de mast stelde deze vaartuigen in staat om hoog aan de wind te varen en snel te laveren in smalle wateren. Door een ophaalbaar midzwaard toe te passen, konden schepen rivieren opvaren en vracht laden in ondiepe havens. Schoeners voeren snel naar West-Indië en terug, worstelend in de Golfstroom, opwerkend met tegenwind.
Toen de handel toenam waren grotere rompen nodig met een evenredig groter zeiloppervlak, maar teveel doek aan twee masten bleek nog moeilijker hanteerbaar dan zeilen van een vierkant getuigd schip. Dus werd het aantal masten uitgebreid.
Driemasters werden vooral populair bij de Canadezen.
Heel wat series twee-, drie-, en viermasters zijn te water gelaten in Maine (VS), waar de vierkant getuigde schepen bezig waren de overzeese vrachtvaart te verliezen aan de stoomschepen van de wilde vaart.
De schoener was het werkpaard van de Amerikaanse oostkust, de driemastschoener had een simpele tuigage en een kleine bemanning, maar de duurzame romp bezat een groot laadvermogen. Hout, kolen, graniet, cement, zout, dat waren de ladingen die ze vervoerden in de nadagen van de zeilvaart.
DE VAART.
Langsgetuigde schepen verkenden al rond 1600 de Noordzee, daarbij hellend over de ondiepten scherend. De schoener raakte echter toch het meest bekend als een Amerikaans getuigd schip, dat uitermate geschikt was voor de kustvaart.De zeilen achter de mast stelde deze vaartuigen in staat om hoog aan de wind te varen en snel te laveren in smalle wateren. Door een ophaalbaar midzwaard toe te passen, konden schepen rivieren opvaren en vracht laden in ondiepe havens. Schoeners voeren snel naar West-Indië en terug, worstelend in de Golfstroom, opwerkend met tegenwind.
Toen de handel toenam waren grotere rompen nodig met een evenredig groter zeiloppervlak, maar teveel doek aan twee masten bleek nog moeilijker hanteerbaar dan zeilen van een vierkant getuigd schip. Dus werd het aantal masten uitgebreid.
Driemasters werden vooral populair bij de Canadezen.
Heel wat series twee-, drie-, en viermasters zijn te water gelaten in Maine (VS), waar de vierkant getuigde schepen bezig waren de overzeese vrachtvaart te verliezen aan de stoomschepen van de wilde vaart.
De schoener was het werkpaard van de Amerikaanse oostkust, de driemastschoener had een simpele tuigage en een kleine bemanning, maar de duurzame romp bezat een groot laadvermogen. Hout, kolen, graniet, cement, zout, dat waren de ladingen die ze vervoerden in de nadagen van de zeilvaart.
(Zesmastschoener George W. Wells.)
Maine bezat nog steeds bossen, scheepshellingen en de nodige kennis. Er ging nog veel om in de kustvaart. Plaatsen als Bath, Thomaston en Rockland bouwden en brachten gemeenschappelijk schoeners in de vaart.
Zij haalden hout uit Savannah of Pensacola.
Zij laden kolen in Norfolk; sommige vier en vijfmasters werden speciaal gebouwd voor zulke moeilijke vrachten, mat zware gangen en manshoge kolsems. Zelfs in deze schepen kwam, naarmate ze ouder werden, zoveel werking dat met zware zeegang het hele voordek soms wel twee voet uit de lijn wrong.
(Zesmaster Wyoming.)
Het schip werd gebouwd in 1909 door Percy and Small te Maine. Ze werd op 15 december 1909 te water gelaten.
Het schip kon in totaal 22 zeilen voeren met een totale oppervlakte van 3.700 m², met daarbij een snelheid van 16 knopen
Door haar enorme lengte had het schip bij slecht weer te verbuigen. Hierdoor kon er water in de ruimen stromen, dat vervolgens door middel van pompen moest worden weggepompt.
In maart 1924 is ze in zwaar weer vergaan.
Maine bezat nog steeds bossen, scheepshellingen en de nodige kennis. Er ging nog veel om in de kustvaart. Plaatsen als Bath, Thomaston en Rockland bouwden en brachten gemeenschappelijk schoeners in de vaart.
Zij haalden hout uit Savannah of Pensacola.
Zij laden kolen in Norfolk; sommige vier en vijfmasters werden speciaal gebouwd voor zulke moeilijke vrachten, mat zware gangen en manshoge kolsems. Zelfs in deze schepen kwam, naarmate ze ouder werden, zoveel werking dat met zware zeegang het hele voordek soms wel twee voet uit de lijn wrong.
GEORGE W. WELLS.
In 1900 werd de eerste zesmaster gebouwd van hout, de 105 meter lange George W. Wells. het laadvermogen bedroeg 5.000 ton en ze had een snelheid van 15 knopen. Ze werd gebouwd op de werf van de HM Bean in Camden. Het schip ging op 4 september 1913 3 mijl ten noorden van Kaap Hatteras ten onder in een zware storm met zware stortregens met een snelheid van 70 mijl per uur ten onder(Zesmaster Wyoming.)
WAYOMING.
De zesmaster Wyoming, 137 meter lang en 15 meter breed, was het grootste van hout gebouwde zeilvaartuig.Het schip werd gebouwd in 1909 door Percy and Small te Maine. Ze werd op 15 december 1909 te water gelaten.
Het schip kon in totaal 22 zeilen voeren met een totale oppervlakte van 3.700 m², met daarbij een snelheid van 16 knopen
Door haar enorme lengte had het schip bij slecht weer te verbuigen. Hierdoor kon er water in de ruimen stromen, dat vervolgens door middel van pompen moest worden weggepompt.
In maart 1924 is ze in zwaar weer vergaan.
THOMAS W. LAWSON.
De enige zevenmaster, de Thomas W. Lawson, was van ijzer, dit schip was 140 meter lang over alles, breedte 15 meter, en diepgang 11,1 meter, kon 11.000 ton vracht vervoeren en het leek van enige afstand een vreemd staketsel.
Ze werd gebouwd in 1902 op de werf Fore River Ships and Engine Building Co.
Het schip vervoerde hoofdzakelijk olie van vaten en steenkolen.
Op 14 december 1907 is ze vergaan in een zware storm.
NAAM VAN DE MASTEN.
Hoe al die masten moesten worden genoemd, was een onderwerp van hooglopende discussies onder de bemanning en de scheepseigenaren. Veel eensgezindheid was er niet en een van de kapiteins van de Lawson duidde de masten dan ook gemakshalve maar met cijfers aan!
BLUENOSE.
De Bluenose (Blauwe neus) werd ontworpen door William James Rose voor zowel te vissen als te racen. Ze was van het type tweemastschooner met 285 ton waterverplaatsing. Ze had een lengte van 43,6 meter, breedte 8,2 meter en een diepgang van 4,8 meter. Ze had een totale hoogte van 38,4 meter, een totaal zeiloppervlak van 930 m² en een bemanning van 20 koppen. Haar haven van registratie was Lunenburg te Nova Scotia.
Ze werd op 26 maart 1921 te water gelaten op de werf Smith and Rhuland en kwam in april 1921 in de vaart
De Bluenose werd helemaal gebouwd voor mededinging naar de International Fishermen's Trophy, een prijs die ter beschikking was gesteld door W.H. Dennis, een kranten magnaat die zich had aangetrokken dat de America's Cup er voor pure jachten en niet voor werkschepen was.
Toen de Bluenose in 1921 meedeed versloeg ze met gemak alle deelnemers en werd gekozen om Canada te vertegenwoordigen in de race tegen de Amerikaanse deelnemer, de Elsie.
Het schip won wedstrijd na wedstrijd. In 1936 werd de Bluenose uitgerust met een hulpdieselmotor.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden de Duitse onderzeeërs geacht zelfs gevaarlijk te zijn voor de vissersschoeners en de Grand Bank's en daarom werd de Bluenose uit de vaart genomen en in 1942 verkocht aan de West Indies Trading Company en voer tot 1946 voor deze maatschappij in de warmere wateren van de Caraïbische Zee. In 1946 liep het schip bij het eiland Haïti aan de grond en brak in tweeën.
Voor en na de Tweede Wereldoorlog werd de Bluenose geëerd op postzegels en muntstukken van Canada en zijn telorgang nam bij de Canadezen de herinnering aan deze bijzonder mooie schoener allerminst weg.
De regering van Nova Scotia liet zelfs een natuurgetrouwe replica Bluenose II bouwen die het land in het buitenland vertegenwoordigd.
(Bluenose II in volle actie.)
Toen de Bluenose in 1921 meedeed versloeg ze met gemak alle deelnemers en werd gekozen om Canada te vertegenwoordigen in de race tegen de Amerikaanse deelnemer, de Elsie.
Het schip won wedstrijd na wedstrijd. In 1936 werd de Bluenose uitgerust met een hulpdieselmotor.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden de Duitse onderzeeërs geacht zelfs gevaarlijk te zijn voor de vissersschoeners en de Grand Bank's en daarom werd de Bluenose uit de vaart genomen en in 1942 verkocht aan de West Indies Trading Company en voer tot 1946 voor deze maatschappij in de warmere wateren van de Caraïbische Zee. In 1946 liep het schip bij het eiland Haïti aan de grond en brak in tweeën.
Voor en na de Tweede Wereldoorlog werd de Bluenose geëerd op postzegels en muntstukken van Canada en zijn telorgang nam bij de Canadezen de herinnering aan deze bijzonder mooie schoener allerminst weg.
De regering van Nova Scotia liet zelfs een natuurgetrouwe replica Bluenose II bouwen die het land in het buitenland vertegenwoordigd.
(Bluenose II in volle actie.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten