dinsdag 22 februari 2022

MALTA, MYSTRIEUS VERLEDEN. (DEEL 4)

 


MALTA, MYSTRIEUS VERLEDEN. (4)








 

DE EERSTE BEWONERS.

De eerste bewoners van Malta waren boeren. De oudste voorwerpen uit de Jonge Steentijd zijn 5000 voor Christus gemaakt. Veel aardewerk dat nu uit de opgravingen tevoorschijn komt, is bij religieuze ceremonies geofferd en/of meegegeven aan de overledene in het graf. Hoewel er nog geen pottenbakkerswiel beschikbaar was, is het vaatwerk vaak sierlijk van vorm. Naast afbeeldingen van mensen en dieren komen abstracte geometrische motieven, zoals spiralen, vaak voor als versieringsmotief.


De oudste mensfiguren op de Maltese eilanden stammen uit de zogenaamde Red Skorba periode, vanaf 4500 voor Christus, toen stenen aardewerken figuren werden gebruikt in heiligdommen. 
Vanaf 4000 voor Christus treffen we afbeeldingen aan van gestileerde mensfiguren in rotsgraven. Vanaf deze tijd verlaten de bewoners de grotten en vestigen zich in kleine dorpjes.

Alledaagse materialen zoals schelpen, botten, tanden en steen werden gebruikt voor de vervaardiging van halskettingen, amuletten en hangers.
De belangrijkste archeologische vondsten te Skorba bestaan uit aardewerk en zeer schematisch weergegeven beeldjes van vrouwenfiguren uit een vroegere periode, van 4500 - 4100 voor Christus. De vorm en ook de versiering van het aardewerk laten zien dat de kunst van het pottenbakken samenhangt met de opkomst en de verspreiding van het boerenbedrijf.
Het vaatwerk werd namelijk vooral gemaakt voor het verwerken, bewaren en vervoeren van voedsel.

CYCLISCH WERELDBEELD.

Er zijn theorieën dat er in prehistorisch Malta een cyclisch wereldbeeld bestond dat het leven beheerste. Dat wil zeggen: zaden komen in de grond en brengen planten voort met nieuwe zaden.
De oude planten sterven, maar er komen  weer nieuwe planten enzovoort enzovoort.
Wellicht gold dit ook voor mensen. Beeldjes van slapende vrouwen wekken de suggestie dat zwangere vrouwen wellicht kortere tijd tussen de graven van de doden doorbrachten, zodat de zielen van de gestorvenen de gelegenheid hadden weer te gaan wonen in een lichaam.

MALTA IN DE BRONSTIJD.

Rond 2500 voor Christus kwam er een einde aan de Tempel Periode. Een steriele laag zand in de tempels wijst er op dat er vervolgens ongeveer 500 jaar geen bewoning meer was.
Rond 2000 voor Christus arriveerde een nieuw volk dat sommige tempels als woonplaats hergebruikten.

Het volk was duidelijk krijslustiger dan de vorige bewoners: hun nederzettingen waren versterkt en zij gebruikten metalen bijlkoppen, pijlpunten en dolken.
Deze mensen cremeerden hun doden en begroeven de resten met verschillende 'bijgaven' onder andere bij het oude tempelcomplex.
Deze periode van de Bronstijd wordt daarom de Tarxien Cemetery Fase genoemd en moet onderscheiden worden van de veel oudere , tot de Steentijd behorende , Tarxien Fase waarin de grote tempelcomplexen werden gebouwd.

(Bronstijd mokken, aardewerk, herkomst: Tarxien Bronstijd, Tarxien Cementry Fase, ca. 2500 -1500 v. Chr.)

Er is een volledige breuk tussen de aardewerktraditie van de Tarxien Fase van de Neolithische Tempel periode en de daarop volgende Bronstijd Tarxien Cementry Fase.
Het is niet voor te stellen dat beide soorten aardewerk gemaakt kunnen zijn door de zelfde pottenbakkers. het lichaam en de oren van deze twee mokken zijn op een vreemde manier tot een dubbel vat samengevoegd.
Dit is er slechts een van de ongewone vaatwerkvormen uit deze periode.

(Dolmen.)

De maatschappij van de Tarxien Cementry Fase was meer op het individu gericht. In plaats van de grote tempels die een uiting waren van het gemeenschappelijke religieuze gevoel, kwam nu een kleiner monument in zwang, de dolmen.
Er zijn kleine mensfiguren gevonden van hetzelfde aardewerk als gebruikt werd voor de asurnen. Deze figuren werden kennelijk bij begrafenisrituelen gebruikt.

(Bronstijd idool, Aardewek, herkomst Tarxien, Bronstijd, Tarxien Cementry Fase , ca. 2500 -1500 v. Chr.)

Een van de vier schijfvormige figuurtjes van aardewerk die zijn gevonden in de begraafplaats van Tarxien. Hoewel zij nauwelijks menselijke vormen hebben, lijken zij door de op voeten lijkende basis een zittende figuur voor te stellen. De geometrische versiering is dezelfde als die van het aardewerk uit die tijd.

Zij bestaan uit een schijf met twee benen. De meeste hebben geen hoofd, maar alleen een uitsteeksel. Sommige hebben wel een hoofd met een ingewikkelde haardracht of hoed. 

( Zittend vrouwelijk figuurtje met hoed. Aardewerk, hoogte 22 cm, herkomst: Tarxien Bronstijd, Tarxien Cementry Fase ca. 2500 - 1500 v. Chr.) 

Net als de andere schijfvormige figuren, is dit beeldje van klei gevonden in de begraafplaats van Tarxien. De stijl wijkt echter af van die van de andere Bronstijd-
figuren. Dit exemplaar is natuurgetrouwer, duidelijk vrouwelijk en draagt onmiskenbaar een grote hoed.

Het roodachtige aardewerk is fraai van vorm en versierd met ingewikkelde geometrische motieven.



Rond 1500 v. Chr. breekt een volgende periode van de bronstijd aan. het oranjerode aardewerk van deze Borg in-Nadur Fase (1500 -900 v. Chr.) wordt opgegraven gevonden samen met Myceens aardewerk uit Griekenland, waardoor deze periode goed gedateerd kan worden.
In de Bahrija Fase van 900 - 750 v. Chr. maakte men grijs aardewerk dat versierd werd  met geometrische motieven zoals de meander.




MALTA HET HONINGEILAND.

De 8e eeuw voor Christus wordt beschouwd als eind van de prehistorische periode op Malta.
Andere volken komen naar Malta, Dat zijn onder meer de Phoeniciërs die Malta als een toevluchthaven beschouwen bij de tochten van Afrika naar Sicilië of verder weggelegen delen van de westelijke Middellandse Zeegebied. Het alfabet en dus teksten betekenen het eind van de prehistorie.
Vondsten zoals sieraden uit diverse culturen en Egyptische scarabeeën tonen aan dat Malta in die tijd een belangrijk handelsknooppunt was.
De Phoeniciërs gaven het eiland de naam "Malat", dat ankerplaats betekent. Vanaf het eind van de derde eeuw voor Christus heersen de Romeinen over Malta. In deze periode was de vruchtbaarheid van het eiland bekend. Ovidius schreef al over 'fertilis est Melite'! Matla werd door de Romeinen Melita genoemd ofwel honingeiland.

Honing was, naast graan, linnen en olijfolie, een belangrijk exportartikel van het eiland.
Op het eiland werd een vlootbasis aangelegd en de Romeinen beschouwden Malta als een bondgenoot.

het Christendom deed zijn intrede met de apostel Paulus die in het jaar 59 schipbreuk leed voor het eiland en vervolgens enkele maanden op het eiland verbleef.

Na de Romeinse tijd viel het eiland onder het Byzantijnse rijk en vanaf de 9e eeuw was het Arabisch.
Uit die tijd stammen de vele Arabische woorden in het Maltees.
Na de Noormannen kwam het eiland in handen van de Hohenstaufen onder Frederik II, vervolgens de Fransen en de Spanjaarden en nog vele andere overheersers.


Vanaf de twaalfde eeuw was de Johannieter Orde van groot belang voor Malta. Het waren nobele ridders die door hun rijkdom een stempel drukten op de geschiedenis van het culturele leven op Malta.
het kruis in de vlag van Malta verwijst naar deze kruisridders.

In 1814 werd het eiland een Britse kroonkolonie bestuurd door een gouverneur.
In 1964 werd Malta onafhankelijk als republiek Malta, en trad het toe tot de Raad van Europa.


In 2004 werd Malta lid van de Europese Unie en aanvaarde de Euro als betaalmiddel.








maandag 21 februari 2022

MALTA, MYSTERIEUS VERLEDEN. (DEEL 3)



MALTA, MYSTERIEUS VERLEDEN. (3)






EINDE VAN DE TEMPELBOUW.

Een zo georganiseerde maatschappij kan grote dingen verrichten, maar daarbij moet wel een goed evenwicht worden gehandhaafd, zowel binnen de gemeenschap als met andere gelijkvormige gemeenschappen in de omgeving.
Op Malta ging het mis rond 2500 voor Christus. De tempels werden verwoest. Sporen daarvan zijn nog terug te vinden op de steenblokken. Wat er is gebeurd, is niet duidelijk: ontstond er voedsel tekort, misschien wel omdat de bevolking zo voorspoedig groeide en brak er vervolgens oorlog uit tussen de verschillende gemeenschappen? Was er onenigheid binnen de gemeenschappen en stortte daardoor het zo goed functionerende systeem in? Wij weten het heden nog steeds niet. kennelijk was het eiland zelfs een lange tijd onbewoond. Rond 2000 voor Christus arriveerden de nieuwe bewoners.
Met hun komst brak de Bronstijd aan op Malta.

TEMPEL VAN BORG IN-NADUR.

Borg in-Nadur is een archeologische vindplaats in open veld bij de St. George Baai.
Hier staan de resten van een megalithische tempel uit de Tarxiem-fase en de overblijfselen van een dorp uit de bronstijd dat de vroegste vesting van Malta omvat.

Rond 2500 voor Christus werd in het gebied deze tempel gebouwd tijdens de Tarxien-fase van de Maltese prehistorie en de laatste fase van de tempelperiode.
De architectuur toont een typisch plan met vier apsissen, hoewel de muur van megalieten vrij laag is. 
De ingang van de tempel heeft twee rechtopstaande megalieten die nog steeds te zien zijn.
Een grote overdekte nis staat dicht bij de ingang, maar de deksteen is helaas in drie grote stukken gebroken.

De tempel mist de artistieke versieringen die horen bij dergelijke tempels uit die tijd, zoals de Tarxien-tempels van Hagar Qim. Een kleine begraafplaats ligt ca. 9 meter afstand van de hoofdtempel.



(De verdedigingsmuur.)

In de bronstijd koloniseerde een bloeiend dorp de plaats van de voormalige tempel en het omliggende gebied, dat sindsdien verlaten was.
De tempel werd omgebouwd tot een groep 
woningen en er werden verschillende hutten gebouwd in het gebied eromheen. De fundamenten van de hutten bestaan nog steeds, maar ze zijn vandaag de dag niet te zien omdat ze werden herbegraven nadat ze waren uitgegraven en bestudeerd. Rond de tempel werden verscheidene potscherven gevonden waarvan enkele van Myceense oorsprong, wat aangeeft dar er direct of indirect contact was tussen deze Maltese bevolking en de Egeïsche beschaving.
De inwoners versterkten hun nederzetting met een D-vormig bastion van 4,5 meter hoog, om de toegang tot het dorp te versperren. De muur was naar het binnenland gericht, war suggereert dat de mensen die in het dorp woonden meer bezorgd waren over aanvallen vanaf het land dan vanuit zee.
Er wordt aangenomen dat het de oudste nog bestaande vesting van Malta is, en het best bewaarde van de zes locaties op Malta die zijn geïdentificeerd aks versterkte nederzettingen uit de Bronstijd.


HAL SAFLIENI HYPOGEUM.



Hal Saflieni Hypogeum is een ondergronds complex, een hypogeum dat als begraafplaats en waarschijnlijk als tempel dienst heeft gedaan.
Hypogeum is Grieks en betekend "onder de aarde". Het complex is door de mens aangelegd in de periode tussen 400 - 2500 voor Christus en is daarmee ouder dan de Egyptische piramiden en ook ouder dan bijvoorbeeld de Minoïsche beschaving op Kreta. Het diepste punt van het complex lig 10.6 meter onder het aardoppervlak en het heeft een oppervlakte van 500 m².

Sommige delen van het hypogeum zijn 6000 jaar oud en dateren uit de beginfase van het neolithicum. Dat is de periode waarin de landbouw zich ontwikkelde en de mensen zich meer in groepen gingen vestigen en organiseren. Deze bewoners moesten behoefte hebben gehad een gezamenlijke begraafplaats te hebben. Van de bovengrondse delen zijn weinig resten overgebleven.

 Het middelste niveau ligt 4 tot 8   meter  onder het aardoppervlak Het is   zeer complex en bestaat uit tientallen   ronde ruimtes met zeer verschillende   afmetingen, onderling verbonden   door  gangen. Er zijn ook   schilderingen aangetroffen met rode   oker.
 Het zijn abstracte figuren, spiralen en   cirkels. De betekenis daarvan is     onbekend.

Het onderste niveau ligt 10 meter onder het aardoppervlak en bestaat uit tientallen ruimtes. 
Dit niveau bevat een trap met zeven treden, die echter halverwege de vloer eindigt. Veel ruimtes van het hypogeum hebben een verzonken vloer. Men denkt dat de holtes ooit aarde bevatten, waarin overleden personen begraven werden. Deze aarde is echter verdwenen. Alle ruimtes van het hypogeum ontvingen in meerdere mate licht van buitenaf.
Men gaat er van uit dat de locatie van de openingen tussen de ruimtes gekozen zijn om het licht optimaal naar binnen te laten treden.
Dit complex werd bij toeval ontdekt, toen in 1902 een bewoner bij zijn huis een gat boorde voor een waterput, en op het labyrint stuitte.

GHAR DALAM.

Ghar Dalam, "Grot van Duisternis" is een 144 meter lange freatische buis en grot, of doodlopende weg, gelegen in de buitenwijken van het plaatsje Birzebbuga, Malta. 

De 144 meter lange diepe grot is de oudste prehistorische verzamelplaats van Malta. Slechts de eerste 50 meter zijn uit oogpunt van veiligheid toegankelijk voor bezoekers.
In de grot zijn bij opgravingen booten van mensen gevonden, waarvan onderzoek heeft uitgewezen, dat deze mensen uit Sicilië kwamen.




Buiten menselijke botten werden er geraamten van verschillende reeds uitgestorven diersoorten ontdekt zoals de kleine olifant en het kleine nijlpaard. Tevens botafzettingen van herten en beren. De nijlpaarden stierven ongeveer 10.000 jaar geleden uit. Ook werd de grot zo'n 7000 jaar geleden al bewoond.
De periode waarin de eerste mensen op Malta leefden, tot 4500 v. Chr, wordt ook wel de Ghar Dalam-fase genoemd.

(Gevonden botresten van de kleine olifant vergeleken met een heden daagse olifant.)

Veel van de gevonden botresten, aardewerk en andere vondsten zijn tentoongesteld in het  Ghar Dalam Museum.





Tevens hebben onderzoeken van de grot en haar vondsten uitgewezen dat Malta 12.000 jaar geleden verbonden was met Sicilië en nog vroeger mat het Afrika. In de periode dat de Middellandse Zee nog geen zee was maar een diepe vallei met bergen, wat heden de eilanden zijn.

GESCHIEDENIS VAN DE OPGRAVINGEN.

De kleine eilanden van de Maltese archipel liggen op nog geen 100 kilometer van Sicilië op een strategische plaats in de Middellandse Zee.
In de zeer vroege oudheid was Malta veel meer begroeid met bomen dan tegenwoordig.
Toen de eerste bewoners zich in nederzettingen vestigden en het land in cultuur brachten verdwenen de bossen, voor hutten bouw en brandhout. Deze intensieve houtkap heeft het eiland een bar en kaal uiterlijk gegeven.
De goudgele kalksteenlagen liggen dicht aan het oppervlak. Deze kalkstenenlagen zijn ontstaan in het zogenaamde Tertiar, tussen 65.000.00 en 2.000.000 jaar geleden, toen er door eencellige kalkdiertjes een dikke kalklaag ontstond. Van de verschillende kalksteensoorten is de gele globigerine-kalksteen een goed bouwmateriaal. De tempels uit het vierde en derde millennium voor Christus werden er al van gebouwd.

De eerste ontdekkingen begonnen al in de 17e eeuw als ruïnes worden opgemerkt door reizigers zonder dat men zich realiseerde dat het om prehistorische gebouwen ging.
In de eerste helft van de 19e eeuw werden er serieuze opgravingen ondernomen die deels werden vastgelegd in aquarellen van de kunstenaar Charles Brochtorff die zich in 1820 op Malta vestigde.
ook bij het cultiveren van de grond voor landbouw leverde vaak onverwachte vondsten op die tot opgravingen leidde.

DE JONGE STEENTIJD.


De oudste sporen van menselijke beschaving op Malta dateren uit het Neolithicum (Jonge Steentijd), het eind van het zesde millennium voor Christus. In deze periode gingen mensen die wellicht van Sicilië afkomstig waren, zich vestigen op vaste plaatsen. Zij leefden veelal in grotten en hielden zich bezig met landbouw en een beetje veeteelt. Botten van geiten zijn teruggevonden, wijzen daarop.
De plaats die in deze vroege periode een rol speelt, is Skorba. Uit deze vroege periode is aardewerk bewaard gebleven dat met lijnpatronen is versierd en dat duidelijke overeenkomsten vertoont met Siciliaans aardewerk.
Men beschikte over stenen werktuigen, gemaakt van lokale steensoorten of van geïmporteerd vuursteen of obsidiaan. Deze bleven lang in gebruik totdat metaal de plaats van steen innam.


                                   Zie vervolg: MALTA, MYSTRIEUS VERLEDEN. (DEEL 4)





zondag 20 februari 2022

MALTA, MYSTERIEUS VERLEDEN. (DEEL 2)

 


MALTA, MYSTERIEUS VERLEDEN. (2)




STEEN CIRKEL VAN XAGHRA OP GOZO.

De Xaghra Steen Cirkel is een neolithisch grafcomplex in Xaghra op het eiland Gozo.
het complex bestond oorspronkelijk uit een ommuurde omheining rond grotten die werden gebruikt als necropolis.
Het heeft enkele overeenkomsten met het Hypogeum van Hal-Saflieni, een prehistorisch grafcomplex op het eiland Malta.
Hal-Saflieni is echter een door mensen gemaakt gebeeldhouwd bouwwerk, terwijl de Xaghra Steen Cirkel uit natuurlijke grotten bestaat die zijn omgevormd tot een begraafplaats.

Opgravingen op de site hebben aangetoond dat de lichamen van de overledenen in stukken zijn gehakt en dat de verschillende lichaamsdelen op verschillende plaatsen zijn begraven.

De site was de begraafplaats van dezelfde gemeenschap die de nabijgelegen  Ggantija-tempel bouwde, die nu goed bewaard is gebleven.
Verschillende andere tempels zouden in de buurt hebben gestaan, waarvan slechts megalieten werden gevonden.


(De natuurlijke grotten in de Steen Cirkel.)

De vroegste graven op de site dateren van tussen 4100 en 3800 voor Christus tijdens de Zebbug-fase van de Maltese prehistorie. Er is weinig activiteit van 3800 tot 3000 voor Christus, en het grootste deel van de site dateert vermoedelijk uit 3000 tot 2400 voor Christus, tijdens de Tarxiem-fase.
De grotten waarin het complex was gebouwd, waren vatbaar voor instorting en verzwakten in de loop der tijd, dus werden megalieten gebruikt in een poging om het dak te stabiliseren. De structuur stortte uiteindelijk ergens vóór 2000 voor Christus in.
Tijdens de bronstijd werd de plaats waarschijnlijk gebruikt voor niet-begrafenisdoeleinden, en overblijfselen van de Tarxien-begraafplaats werden in het gebied ontdekt.
De Steen Cirkel wordt beschouwd als een van de belangrijkste archeologische vindplaatsen op Gozo en Malta, er werden veel beeldhouwwerken gevonden.



ENORM DIKKE VROUWEN.

Dat de grote bouwwerken tempels waren, lijdt geen twijfel. Er zijn altaren gevondenen vaten waarin geplengd kon worden. Verder zijn in elke tempel botten en horens van dieren gevonden en ook veel beeldjes van steen en aardewerk van mensen en dieren die kennelijk aan de godheid zijn geofferd.

Opmerkelijk zijn de beeldjes van mismaakte mensen die kennelijk werden geofferd in de hoop op genezing, zoals ook veel later bij de Grieken, Etrusken en Romeinen gebruikelijk was.

Bij de tempels zijn ook beeldjes en beelden van dikke mensen gevonden, in wie men meestal vrouwen herkent, al zijn er geen geslachtskenmerken aangegeven.
Bij latere aardewerken beeldjes zijn  de geslachtsdelen wel duidelijk aangegeven, en daarom neemt men aan dat ook de stenen idolen een vrouw uitbeelden.
Dikheid is een kenmerk van vruchtbaarheid en daarom denkt men dat het hier om een vruchtbaarheidscultus ging.

Sommigen wijzen op de overeenkomst in vorm tussen de plattegrond van de tempels en de vorm van de dikke figuren en beschouwen de tempels als een enorme uitbeelding van de godin.

In de tempel van Tarxien staat een kopie, het origineel staat in het museum, van het onderlichaam van het eens ongeveer 2,5 meter hoge beeld van de 'Grote Moeder', de Magna Mater.
Sierlijke voeten, maar geweldige dikke kuiten en dijen die door de kleding bedekt worden. De stenen plaat waarop het beeld staat is net als de altaren gedecoreerd met reliëf. Te zien zijn eieren, het symbool van vruchtbaarheid.

De beelden hebben geen hoofden, wel is er af en toe een gat in de nek, waar een los hoofd in geplaatst kon worden. Er zijn wel losse hoofden gevonden, maar die kunnen niet aan een bepaald beeld of beeldje worden toebedeeld. Dat deze een religieuze functie hebben, blijkt uit de vondst van een fragment van een groot beeld van dezelfde vorm, dat bijna 3 meter hoog moet zijn geweest.

Eem menselijk hoofd van aardewerk, uit de Tarxien tempel, uit de periode van ongeveer 3800 - 2500 v. Chr. Het hoofd heeft een aparte haardracht met gegraveerde krullen aan de zijkant.




Een enorm vat in het binnen deel van de Tarxien tempel. 

RITUEEL.

( Een offer nis in het achterste deel van de tempel.)
 
Uit de architectuur kan men heel voorzichtig iets afleiden over het ritueel: kennelijk was het plein voor de tempel bestemd voor bijeenkomsten met veel mensen. De vertrekken binnen de tempel worden steeds kleiner en de voorste zijn het mooiste versierd.
Dat zou kunnen betekenen dat de elite van de gemeenschap toegang had tot de voorste vertrekken in de tempel en dat de achterste kamers alleen door de priesters betreden mochten worden.
Dus een hiërarchie die wellicht een afspiegeling is van de maatschappelijke structuur.

MNAJDRA TEMPEL.


( Luchtopname van het Mnajdra tempelcomplex.)

Het megalithische tempel complex dateert uit de periode 3600 - 2500 v. Chr. en is opgebouwd uit globigerina-kalksteen en heeft een voorhof van 30 meter breed.
Het complex bestaat uit drie tempels. De oudste tempel is de meest noordelijke en heeft een klaverblad vorm met drie apsissen en dateert uit de Ggantija-fase.
De zuidelijke tempel is uit de Tarxien-fase en heeft vier apsissen. 

De façade van deze tempel is concaaf en grotendeels intact bewaard. Er is grotendeels met grote en kleine stenen gewerkt. Er is een zitbank.
Door de ingang komt men in de eerste ovale tempelruimte waar twee trillithon-constructies doorgang geven naar de tweede achter liggende tempelruimte. Rechts bevindt zich een intramurale kamer waarvan vermoed wordt dat ze als orakelkamer dienstdeed. Een tweetal altaren met ventrale steunpilaar zijn aanwezig.
Een derde of noordelijke tempel werd na 3100 v. Chr. tussen de twee andere ingebouwd op een soort terras en iets hoger gelegen. Hij omvat vier apsissen en een nis. Er zijn twee gangen naast elkaar. Ook hier zijn twee altaren elk met een centrale steunpilaar aanwezig. Typisch voor de Mnajdra tempels zijn de puntvormige versieringen op de stenen en de altaren.

MNAJDRA ZONNETEMPEL.

De zuidelijke tempel de "Zonnetempel" heeft vermoedelijk een astronomische betekenis.
Er werd vastgesteld dat bij zonsopgang tijdens het wintersolstitium de zonnestralen in de zuidelijke tempel diagonaal schijnen door de ingang op de rechter gedecoreerde megaliet van de doorgang tussen de eerste en tweede tempelruimte.
Bij het zomersolstium vallen de zonnestralen op de linker megaliet van dezelfde doorgang.
Bij de aquinoxen baadt de centrale tempelruimte in het licht. Deze vaststellingen hebben bij sommigen astronomische verbanden opgeroepen.

SKORBA TEMPEL.



De Skorba tempels zijn megalithische overblijfselen van tempels gelegen bij Mgarr. Het gebied rond Skorba blijkt al heel vroeg in het Neolithicum te zijn bewoond.
De tempels zelf zijn niet in erg goede staat vergeleken met andere tempels.
De overblijfselen op de site bestaan uit een reeks megalithische rechtopstaande stenen, waarvan een van 3,4 meter hoog, de onderste omtrek van de tempelfundering, vloerplaten met plengoffergaten aan de voorste doorgang, en de torbavloer van een tempel met drie apsissen.
De klaverbladvorm is typerend voor de Ggantija fase. het grootste deel van de eerste twee apsissen en de volledige gevel liggen echter tegen de grond. De noordelijke muur verkeert in een betere staat. 

Oorspronkelijk gaf de ingangsportiek van de tempel toegang tot een voorhof, maar na toevoegingen tijdens de Tarxien-fase werd de tempel doorgang afgesloten en werden altaren geplaatst in de hoeken van de ommuring die daardoor gevormd werd.
Oostelijk van deze tempel werd een tweede monument toegevoegd tijdens de Tarxien-fase met vier aspissen en een centrale nis. Volgens opgravingen zou ongeveer 12 eeuwen vóór de bouw van de tempels hier reeds aan nederzetting plaats hebben gevonden. Bewijzen hiervoor zijn gevonden in gestort afvalmateriaal aan de basis dat onder meer houtskool bevatte en potscherven.

TEMPEL VAN TA HAGRAT.


De Ta Hagrat tempel dateert uit de Ggantija-fase, 3600 - 3200 v. Chr., de kleinste wordt gedateerd in de Safliene-fase 3300 - 3000 v. Chr.
De Ta Hagrat is opgebouwd uit corallijnkalksteen.
Het complex bestaat uit twee aangrenzende tempels  die allebei minder formeel gepland zijn  dan gebruikelijk in het neolithische tempelontwerp. De kleine tempel is gelegen aan de noordzijde.




De hoofdtempel uit de Ggantija-fase heeft het typisch klaverblad grondvlak en een concave gevel die uitkomt op een ruim halfrond voorhof. De gevel heeft een monumentale doorgang in het midden en een zitbank aan de basis.
Twee traptreden leidden naar de hoofdingang met een gang die geflankeerd wordt door opstaande megalieten van corallijn-kalksteen. Er zijn er drie aan elke kant die grote harde steenplaten ondersteunen.
De gang voorbij de ingang is geplaveid met grote steenblokken die heel nauwkeurig geplaatst zijn.
De gang leidt naar een centraal hof mat torbavloer; daar omheen bevinden zich drie halfronde zalen. 
Deze waren gedeeltelijk met muren afgesloten in de Saflieni-fase. Uit de vulling tussen de binnen- en buitenmuur zijn potscherven gevonden.
De apsissen zijn met ruw gehouwen stenen gebouwd en hebben een rotsvloer. Kraagstenen, zichtbaar op de muren, laten vermoeden dat de tempel een dak had.


De kleine bijtempel uit de Saflieni-fase leunt aan in het noorden en heeft een lengte van zes en halve meter. Toegang is mogelijk langs de oostelijke apsis van de grote tempel. Er zijn kleine stenen gebruikt en de constructie vertoont onregelmatigheden in de uitvoering. Mogelijk was dit kleine gebouw geen tempel en dient het gezien te worden als een woning voor de priesters.


                                   Zie vervolg: MALTA, MYSTERIEUS VERLEDEN. (DEEL 3)