vrijdag 30 september 2022

WEST-JAVA. JAKARTA EN OMGEVING. (DEEL 2)

 

        JAKARTA TOEN NOG DE 

HOOFDSTAD VAN DE REPUBLIEK

                   INDONESIË.

                                       DEEL 2.




Bij mijn terugkeer in Jakarta, moest ik het de eerste twee dagen zonder mijn vaste fietstaxi doen. Ik had de goede man wel verteld dat ik voor enige tijd weg zou zijn, maar niet wanneer ik terug zou komen.
Maar zelfs in aan stad als Jakarta werkt de Tam-tam beter dan je zou verwachten, en zo stond hij op de derde ochtend weer op me te wachten, met een brede glimlach en weer dezelfde verhalen.

MUSEUM BAHARI (MARITIEM MUSEUM).

Intussen was ik weer eens teruggekeerd naar Sunda Kelapa wat in de volksmond ook wel Pasar Ikan wordt genoemd. Het is goed dat te weten, daar er ook een straatnaam is met de naam Sunda Kelapa, welke in het geheel, niet in de buurt van de oude haven is gelegen. Zodoende maar een stadswegenkaart aangeschaft, ook omdat sommige taxichauffeurs de gewoonte hebben niet rechtstreeks te rijden, maar via een omweg, wat hun meer geld in de kassa brengt.

De vismarkt begint al om 04.00 uur in de ochtend, en zal je er dan ook weinig toeristen vinden.
Zo bracht ik dan enige uren door in de oude haven met het kijken naar het laden en lossen van de Pinisi-scheepjes, allemaal enigszins schuin tegen de kade afgemeerd met de boegspriet uitstekend over de kaden. Prachtige, goed onderhouden scheepjes, waarvan het model in de eeuwen niet is veranderd, alleen dat zij een motor hebben gekregen als noodvoortstuwing.

Het Museum Bahari (Maritiem Museum) is gelegen in het oude havengebied Sunda Kelapa, in het dorpje Penjarinngan, op loopafstand van de haven.
Het museum is gevestigd in de oude voormalige VOC pakhuizen, welke geheel in oude stijl zijn gerenoveerd.
Deze pakhuizen weren gebouwd naast de rivier de Ciliwang, de belangrijkste rivier van Jakarta. De pakhuizen zijn verdeeld in twee delen: de Westzijdse Pakhuizen of "pakhuizen van de westelijke oever", gebouwd tussen 1652-1771, en de Oostzijdse Pakhuizen of "pakhuizen van de oostelijke oever".
Het westelijke pakhuis bestaat uit vier bouweenheden, waarvan er nu drie in gebruik zijn voor het museum.
Het museum toont modellen van vissersboten en andere maritieme voorwerpen uit verschillende delen van Indonesië. Het museum stelt ook de beroemde Pinisi-schoeners van de Bugis-bevolking van Zuid-Sulawesi tentoon, die momenteel de laatste zeegaande zeilvloten ter wereld vormen.


De oostelijke pakhuizen werden vroeger gebruikt om kruiden zoals nootmuskaat en peper in te bewaren. Ook koffie, thee en katoen doek werden hier opgeslagen voordat ze naar verschillende havens in Azië en Europa werden verscheept.
Een deel van de pakhuizen is eind 17e eeuw herbouwd om meer ruimte te creëren tussen de stadsmuur en de pakhuizen. Boven sommige deuren van het museum staan verschillende data op stenen afgebeeld, die waarschijnlijk verwijzen naar de jaren waarin reparaties, uitbreidingen of toevoegingen aan de pakhuizen werden uitgevoerd.

SYAHBADAR-TOREN.


Aan de oever van de rivier Ciliwang op een deel van het voormalige bastion Culemborg staat de Syahbadar-toren.
De toren bevindt zich op de Jalan Vismarkt en werd omstreeks 1839 gebouwd als een verdedigingstoren van het Bastion Culemborg, welk in 1645 werd gebouwd.
Het was meer een uitkijktoren dan een vestingwerk, ter controle van de haveningang en het komen en verlaten van schepen van en naar zee, die goederen kwamen laden of lossen in Sunda Kelapa. De toren was in die tijd het hoogste gebouw van Batavia en de top was te bereiken via een trap met 77 treden. Onderin de toren was vroeger een gevangenis voor de zeelieden die de wet hadden overtreden.
Er zouden vroeger tunnels hebben gelopen van de toren naar het fort Frederik Hendrik, maar voor de veiligheid is hiervan de ingang afgesloten.
Het gebouw van meer dan 200 jaar oud heeft een hoogte van 36 meter en een basis van 4 bij 8 meter. Daar te toren in het verloop der jaren iets is gekanteld, heeft deze de bijnaam "De scheve toren" gekregen.

JAKARTA - BANDUNG V/V PER TREIN.

Tijdens een gesprek gedurende 'Happy Hour', zei iemand tegen me, dat ik eens met de stoptrein van Jakarta Kota naar Bandung v/v moest reizen.
Niet speciaal voor de stad Bandung, maar een rit over smalle bruggen en over diepe ravijnen.
Gewoon een retour om eens de ervaring op te doen, te reizen met een lokale trein. Iets wat je in Holland nooit zal meemaken. Maar we laten je niet alleen gaan, en je zal later begrijpen waarom.

Zo reisden we naar het treinstation Jakarta-Kota, het begin- en eindpunt van een groot aantal spoorlijnen.
Op weg naar het station passeerden we een onbewaakte spoorovergang, waar de woningen bijna op de rail stonden gebouwd. Toen dan de trein passeerde onder veel getoeter, zag ik het lokale reisfenomeen, het 'rail-surfen'. Daar de trein door zo'n wijk zeer langzaam moet rijden, springen er zwartrijders van de trein en weer anderen op de trein. Als apen hangen ze buiten aan de wagons, zich vast houdend aan alles wat maar grip heeft. 

Buiten het station stonden allerlei soorten vervoers- middelen gereed om de passagiers te vervoeren.
Aan een zijde van het plein staan allemaal kraampjes met levensmiddelen en andere materialen en werd ik regelmatig aan mijn hemd getrokken om wat te kopen.
Ook eenmaal binnen werd ik belaagd door de nodige handelaren, terwijl de kaartjes voor de reis werden gekocht.
Het was dringen door een mensen massa om op het juiste perron terecht te komen. Geen beurs in je kontzak, maar in je broekzak en je hand er op , en met de andere hand je camera goed vasthoudend, was de goede raad.

We hadden kaartjes voor de eerste klas wagon en konden vrij gemakkelijk instappen, maar bij de overige wagons was het een chaotische toestand van mensen die allemaal tegelijkertijd bepakt en bezakt, naar binnen trachten te komen. 
Als je dan alleen al ziet wat er allemaal mee op reis moet, dan valt je mond open. Potten en pannen, opgerolde matrassen en beddengoed en daarbij de nodige etenswaren.
Maar hoe het ook zij, op een zeker moment gaat het fluitje van vertrek en zelfs als de trein langzaam optrekt, tracht men nog steeds aan boord te komen.

Op een tegenover gelegen perron was een trein aan het vertrekken en wat ik toen zag, zou ik nooit in Europa te zien krijgen.
Groepen jongelui hingen half uit de portieren en het meervoud daarvan had plaats gevonden boven op de dak van de wagons.
'Rail surfing', door zwart rijders en vooral studenten die op deze manier geld uit sparen.
Levensgevaarlijk en er vallen dan ook dagelijks doden en gewonden.
Mij werd verteld; dat de spoorwegen hier een eind aan willen maken, door op wagon hoogte een soort schuiver te plaatsen.
Eenmaal onderweg werden we lastig gevallen door handelaren met etenswaren die op een of andere manier de deur tussen de klassen open wisten te krijgen. Even later een groep muziekkanten die natuurlijk op geld uit waren. Zonder meer een circus.

Bij het naderen van een conducteur voor het controleren van de plaatsbewijzen, ontstond er een ware volksverhuizing door de coupes. Eenmaal bij de eerste stops buiten Jakarta, verdwenen ook de meeste van de deze 'rail surfers' , die in de daar gelegen dorpen woonden. 
Smalle meters hoge bruggen, waarvan de bogen naar beneden waren aangebracht, en zonder enig hekwerk, en die grotendeels nog uit de koloniale periode bestaan, overbrugden de diepe ravijnen.


Diep in het ravijn een rivier met modder kleurig water en terrassen voor de rijstcultuur op en berghelling. Dan weer een rivier tussen twee beboste berghellingen of een laagland tussen twee hoge bergen. Het uitzicht tijdens de reis was zonder meer geweldig.
In Bandung een late lunch gebruikt en weer terug naar Jakarta. Het was op de terugrit een stuk minder druk, daar er in Bandung een scherpe controle was op zwartrijders door spoorwegambtenaren en politie.
Zo wordt een mens weer een ervaring rijker.
(Tegenwoordig is er een verbinding tussen Jakarta en Bandung via een hoge snelheidslijn, over viaducten en door tunnels.)

ZEILTOCHT NAAR PULAU SEPA.

Er zijn van die dagen, dat onverwachts de meest vreemde mensen leert kennen. Zo was dat ook tijdens een 'Happy Hour' in de bar van Hotel Indonesia. Aan een tafeltje naast ons zaten een paar mensen, waarvan er twee een taaltje spraken dat op Belgisch leek. En hoe het ook was, we raakten met elkaar in gesprek en het bleek een Zuid-Afrikaan te zijn en een Duitser die dat taaltje ook sprak, en regelmatig overgingen in het Frans vanwege de derde persoon.
Het bleek dat ze met een zeiljacht vanuit  Durban waren vertrokken en de Indische Oceaan waren overgestoken naar Jakarta. Ze waren van plan om een soort zeilcruise te beginnen op de Duizend Eilanden.
Zo hoorde ik van het probleem, dat de Duitser het voorgezien hield en naar huis wenste te gaan en dat de eigenaar (Hans) nu iemand zocht die wat van zeilen en navigatie wist. De Fransman (Marc) was zogezegd purser en manusje van alles.
Het bleek dat ze voor het komende weekeinde reeds een reis gepland hadden met als passagiers twee Engelsen en een Amerikaans echtpaar, maar zonder derde man mochten ze niet uitvaren.
Na het nodige heen en weer gepraat bood ik me aan als de derde man, onder de voorwaarde dat een van mijn goede kennissen gratis mocht meevaren, als ik geen betaling zou vragen. We sloten de overeenkomst af met een paar goed gevulde glazen en proosten op een behouden vaart Tanjung Priok - Pulau Sepa v/v.

Het was in de haven van Tanjung Priok even zoeken naar de ligplaats van de "MBAMBA" zoals het zeilschip gedoopt was.
Het was intussen al donker geworden en om 20.30 uur stapten we aan boord, en voeren om 21.00 uur op de motor de haven uit. Een maal op volle zee werden de zeilen gehesen en kregen we de kans om onderling kennis te maken, onder het genot van wijntjes en snacks die geserveerd werden door de Fransman Marc, die ook goed kon koken.
Het was een prachtige nacht en het boegwater lichte prachtig op door het fluor in het zeewater.

Ik had de eerste wacht tot middennacht en genoot ervan om aan het roer te staan en de kompaskoers aan te houden. Het zachte slingeren van het schip door de deining deed me die nacht goed inslapen.


Om vijf uur de volgende ochtend opgestaan en het roer van de schipper (Hans) overgenomen terwijl de zon langzaam opkwam en we kleine eilanden passeerden. 
Na het passeren van het eilandje Pulau Belanda nam Hans het roer weer over, daar we tussen diverse koraalriffen door moesten varen.
We hadden een voorspoedige vaart gehad en meerden om 09.00 uur af aan het steiger te Pulau Sepa.
Op het eiland stond een klein restaurant en enige logementen die te huur waren en we genoten van een goed ontbijt in het restaurant.
Na het ontbijt splitste de groep zich op\in zonnebaders, zwemmers en wandelaars. We maakten eerst een strandwandeling om het kleine eiland dat maar één meter boven de zeespiegel uitstak en een prachtig wit strand had.
Terug gekomen bij het steiger huurden we snorkelapparatuur om tussen het koraal dat het eilandje omringde te genieten van de duizenden prachtig gekleurde vissen en diverse weekdieren.



Rond 16.30 uur huurden we een een bootje van een visser en maakten een tocht tussen de riffen en naar een zandplaat, waar we ons bezig hielden met het verzamelen van prachtige schelpen.
We genoten op de zandplaat van een prachtige zonsondergang, waarna we terugkeerden naar het eilandje, waar we na ons gewassen te hebben gezamenlijk genoten van een goed diner onder de palmen.
Zittend op een stuk drijfhout genoten we van de opkomst van de maan, het gezang van de krekels en de tropennacht. Op zo'n moment vraag je je zelf af wat voor weer het is in Nederland, dat het daar koud zou zijn was ik zeker van.


(Schelpen zoeken op een zandplaat bij eb; Mangroven op een zandplaat; Langzaam zakt de zon boven de Indische Oceaan; Ons vissersbootje.)

De volgende ochtend was iedereen vroeg opgestaan en na een stevig scheepsontbijt, door Marc klaargemaakt, maakten het schip zeilklaar om terug te keren naar Tanjung Priok.
In het begin hing er een lichte nevel over het water en er stond bijna geen wind, en zodoende voeren we alleen met het grootzeil en de motor. het was een prachtige tocht langs de oostzijde van de eilanden groep. Ook het middagmaal dat Marc klaar maakte smaakte goed.
Later in de middag kregen we meer wind en stopten de motor en werd de fok gehesen. Hans had met het roer weer overgeven en ging een uurtje slapen voor het laatste deel van de de reis, maar was weer snel aan dek toen de wind begon toe te nemen.
Het was stevig aanpakken bij het verwisselen van de zeilen, de fok werd binnen gehaald en de spinaker gehesen. Het echte zeilen begon.
Ik bleef nog een tijdje aan het roer terwijl Hans in het vooronder dook en daar met een paar flessen Kaapse wijn uit te voorschijn kwam. Hij opende de flessen ter ere van een goede, gezellige en vriendschappelijke vaart, en we lieten het ons goed smaken.
Hans nam weer het roer over en het was 21.00 uur toen we de haven van Tanjung Priok binnen voeren en afmeerden.

Na het afmeren hielpen we Hans en Marc met het klaren van de zeilen en het opruimen van het schip. We dachten daarna alleen naar huis te gaan, maar Hans en Marc stonden er op om gezamenlijk nog een borreltje te gaan drinken, en reden zo met een taxi naar de stad. Zij waren ons dankbaar voor de hulp op deze zeiltocht en wij hun voor de kans die we hadden gehad dit mee te mogen maken.


Het was enige maanden later dat ik via de post een briefje kreeg van Hans, met de mededeling dat hij nu officieel een chartering bedrijf had gevestigd met kantoor in Jakarta. Mocht ik nog zin hebben in een vaart, dan was ik welkom.

(Ook Sepa eiland is tegenwoordig omgetoverd tot een resort met meerdere steigers in zee en daarop gebouwd huisjes die te huren zijn. Hierdoor is het massa toerisme ook toegenomen.)


                                      Zie vervolg: JAKARTA EN OMGEVING. (DEEL 3)







zondag 25 september 2022

WEST-JAVA. JAKARTA EN OMGEVING. (DEEL 1)

 

        JAKARTA TOEN NOG DE

 HOOFDSTAD VAN DE REPUBLIEK

                   INDONESIË.

                                      DEEL 1.



JAKARTA.

De naam van het nu nog huidige Jakarta kent een lange geschiedenis. Jakarta heette oorspronkelijk Sunda kelapa. de stad werd later door de Fatahillah veroverd in de 16e eeuw. Hij was degene die Sunda Kelapa, een door de Portugezen veroverde en uitgebouwde havenstad, veroverde en hem omdoopte  tot Jayakarta; wat betekend : Jaya = overwinning en karta - plaats, dus de plaats van overwinning.
Dit vond plaats op 22 juni 1527 en is nog steeds een nationale feestdag in Indonesië.


In het jaar 1613 werd de stad veroverd door Jan Pieterszoon Coen in opdracht van de VOC, en vernietigde de stad. Op de resten liet hij een nieuw fort bouwen en wenste de stad Nieuw Hoorn te noemen, naar zijn geboorteplaats. Helaas besloten de heren XVII, de hoogste van de VOC anders en werd de stad Batavia genoemd. De stad bleef deze naam behouden tot 1942 toen Indonesië door Japanse troepen werd bezet. Zij veranderden de naam in Djakarta.





Na dat het land onafhankelijk werd van de Nederlandse overheersing werd Djakarta de hoofdstad van de nieuwe Republiek Indonesia. In 1972 is de spelling van de stadnaam veranderd in Jakarta.
Het huidige Jakarta is een speciale hoofdstedelijke  regio met de status van provincie en heeft daarom geen burgenmeester maar een gouverneur.
Het geheel bestaat uit Jakarta-centrum plus Jakarta en de vier windstreken en De Duizendeilanden groep ten noorden van Jakarta ( Kepulauan Seribu.



TERUG IN DE TIJD.

Het was in 1987 toen ik de stad Jakarta voor het eerst leerde kennen. Van alle grote steden, waar ik eerder was geweest, was deze stad voor mij wel de vuilste stad, die ik ooit tot nu toe had meegemaakt, behalve Bombay in India.

Het links rijdend verkeer was compleet chaotisch, met autobussen, personenwagens, vrachtwagens, motorfietsen, fietsen, fietstaxi's en handkarren.
Iedereen dacht voorrang te hebben en het constant gebruik van de claxon was hel gewoon.
Voor iemand uit een waar alles goed gereld was, met behulp van verkeersborden en stoplichten was dit iets wat moeilijk te verwerken was.
Een politie agent die trachtte het verkeer in goede banen te regelen, was zijn leven zelfs niet zeker.
Toen ik eenmaal de weg in het centrum leerde kennen, met behulp van een stadskaart, was ik vaak lopend snellere daar waar ik ik moest zijn , dan met een taxi.

Overal langs de straten in de goten lag het vuilnis en daar waar water zichtbaar diende te zijn in de kanalen, was dit onmogelijk door het vuilnis wat er op dreef, tot dode dieren toe. Dan nog het meest verbazende, dat lokale bevolking uit deze enorme vervuilde waters vis aan het vangen is is voor de dagelijkse maaltijd.

Ik was in een heel andere wereld terecht gekomen, niet het land, dat beschreven werd als de 'Gordel van smaragd' 


Frisse lucht was is dat?
Als het windstil was hing er al vroeg in de ochtend een mist, niet zoals wij kennen na een weersverandering, maar gewoon door de uitlaatgassen van het verkeer en dan was het in stilte bidden op wat wind die dir zou verdrijven.
Een ding was voor mij zeker, dat Jakarta geengezonde stad was. Je kleren werden  meer vervuilde door de luchtvervuiling, dan door her dragen.


Het belangrijkste was het wennen aan de dagelijkse temperatuur, mijn onderkomen, tijdelijk een hotel, en in de vrije tijd alles beetje bij beetje verkennen. Ik kreeg daarbij  veel hulp van de lokale mensen waar ik mee samenwerkte, die in de week einden, net als ik niet hoefden te werken.
Mijn eerste onderkomen was het Marco Polo Hotel, een zakelieden hotel. Een redelijk hotel, maar te onpersoonlijk, wat de reden was om naar een meer persoonlijk hotelletje uit te kijken.

TAMAN MINI.

Zo werd ik in het weekend meegenomen naar een park  Taman Mini.
Het is een park, wat tegenwoordig is uitgegroeid tot een soort vakantiepretpark, zoals wij kennen hier in Europa, maar toen de cultuur van de bevolking van de Indonesische eilanden weergaf.
Een soort Madurodam, maar dan in het groot.
Hier maakte ik voor het eerst kennis met de culturele bouw van de woningen van diverse eilanden, dat wat me later tot meer reizen deed besluiten.


Op het grootte terrein lig een film theater in de vorm van een slakkenhuis, het IMAX Theater.
Hier werd een film getoond met de titel ´Kinderen van Indonesië', een waarlijk prachtige film hoe de jeugd leeft op de verschillende eilanden.

Op de terug weg naar het centrum van Jakarta bij een een klein restaurant de lunch gebruikt. Aan eetgelegenheden was in deze stad totaal geen gebrek, en het meeste voedsel wordt klaargemaakt waar je bij zit. Zo leerde ik dan ook de gang naar 'Happy Hour' kennen in het Hotel Indonesia, het tegenwoordige Hotel Indonesia Kempinski, waar je niet alleen het tweede drankje gratis verkreeg in die 'Happy Time', maar ook mensen leerde kennen met verschillende achtergronden in het bedrijfsleven, wat het contacten leggen vergemakkelijkte.
O, u bent nieuw in de stad, dan moet u voor dit daar zijn en voor dat daar. Ook dat is leuk om een te gaan bekijken en ga zo maar door. Zo ontmoette ik Amerikanen die voor de Wereldbank werkten, Duitsers in de techniek. Engelsen in diverse handel. en natuurlijk Nederlanders die overal wel een vinger in de pappot hadden, maar ook Indonesiërs van verschillende eilanden die in hun hoofdstad werkten en waar het goed was kennis bij op te doen, over hoe en wat. Zo maakte ik vrienden in het voor mij onbekende Jakarta, daar ik niets te bieden had en alleen mijn werk moest doen, waarvoor ik was uitgezonden.
Het een van de eerste bekende hotels van Jakarta lag aan de rotonde, met in het midden een waterpartij en het het 'Welkom Monument'.

MONUMENT NATIONAL.

Het Nationaal Monument ook wel afgekort MONAS staat op een enorm open terrein Medan Merdeka, het voormalige Koningsplein.
Het monument symboliseert de strijd voor de onafhankelijkheid van het land.
Onder het bewind van president Soekarno werd in 1961 met de bouw begonnen en in 1975 onder het bewind van president Soeharto kwam het gereed.
Het monument, in de vorm van een obelisk met een hoogte van 132 meter, heeft een totale hoogte van 137 meter en de vlam, van 5 meter, op de top is verguld met bladgoud. Wat het geheel gekost moet hebben is me niet bekend, maar om de vlam te bekleden met bladgoud, in een tijd dat er nog zoveel armoede was in het land, ging wel boven mijn pet. Voor een bedrag van Rp 300, - kon je met de lift naar boven en op het platform onder de vlam over Jakarta uitkijken. In het onderste gedeelte is een museum ingericht over de vrijheidsstrijd.

PASAR SENI.

Een ander heerlijk tijdverdrijf, was het rondzwerven op Pasar Seni, gelegen bij het tegenwoordige Ancol Pretpark.
Pasar Seni is een centrum voor kunstnijverheid en werd in 1977 opgericht, en werd een ontmoetingsplaats voor kunstenaars.
Het is er niet alleen maar kijken naar tentoongestelde artikelen, maar ook naar de ambachtslieden die ze maken. Een plaats om rustig op je gemak naar mooie dingen te zoeken en je geld aan uit te geven. Zo kocht ik twee fraaie wayang golek poppen en een paar kleine doosjes van djati die prachtig bewerkt waren.


SUNDA KELAPA.

Sunda Kelapa was in de 16e eeuw de naam van het huidige Jakarta en is de oude haven van de stad. De nieuwe moderne haven is Tanjung Priok.
Sunda Kelapa was de belangrijkste haven van het koninkrijk Soenda. NadaT Soenda in 1522 een bondgenootschap sloot met de Portugezen tegen het sultanaat Demak, ontwikkelde Sunda Kelapa zich tot een Portugese havenplaats.
In 1527 veroverde Demak alsnog de havenplaats en werd deze omgedoopt in de naam Jayakarta. Later werd de haven een deel van het sultanaat Bantam.
In 1619 veroverde de Hollander Jan Pieterszoon Coen de stad en liet op de resten van de stad een fort bouwen. Het was zijn wens de stad de naam Nieuw/Hoorn te geven, maar de Heren XVII, de hoogste bestuurders van de Verenigde Oostindische Compagnie besloten anders, en de stad kreeg de naam Batavia.
In de oude haven meren dagelijks nog vele Pinisi-scheepjes aan, die in Zuid-Sulawesi worden gebouwd. deze scheepjes hebben een geringe diepgang en kunnen zo de verbindingen onder houden tussen de kleine eilanden in de archipel die geen diepe haven hebben. Het is een drukke van belang in deze oude haven, waar het laden en lossen vaak nog met mankracht wordt gedaan. Het was voor mij zoal een plaats waar ik vaker naar terug zou keren, alleen al vanwege de scheepjes. Het fort en de oude VOC gebouwen verkeerden in een zeer slechte staat, maar zouden in de toekomst worden opgeknapt en als een museum dienst gaan doen.

OP ZOEK NAAR HET VERLEDEN.

Bij een oude haven hoort het verleden en zeker die uit de tijd van de VOC.
Zo staat er nog steeds een Hollandse ophaalbrug over een afwateringskanaal, waarvan de sluizen niet meer behoorlijk of helemaal niet meer werkten, wat een van de redenen is, dat bij zware regenval er overstromingen zijn in de stad.
Ook het merendeel van de oude gebouwen die er nog staan waren in groot verval, maar er waren plannen ook deze voor de toekomst en de geschiedenis van de stad te renoveren.


Maar al rondzwervend, kwam ik ook daar uit, waar je geen toeristen ziet.
Langs een waterstroom, met een kleur van bruin, ondoorzichtig, staan huizen gebouwd op palen die deels in het water staan.
Maar op de oevers en onder de huizen ligt het afval aangevoerd door het water meters hoog te rotten en te stinken. Een waarlijke bron voor ziekte verspreidende ongedierten. Ratten zo groot als katten wroeten erin naar voedsel.
Ook de bewoners zelf storten alles in het water, van keuken afval tot plastic en hun ontlastingen.
Het was voor mij onvoorstelbaar te zien, dat er mensen nog water uit deze stroom haalden om hun was in te doen. Nee dit was een enorme keerzijde van de stad Jakarta.


Die namiddag tijden Happy Hour, onder het genot van een drankje, hier met de mij reeds bekende mensen overgesproken, en ook zij waren van menig, dat de regering daar meer naar moest kijken, dan het geld uitgeven aan nutteloze monumenten en het vullen van hun eigen zakken. Dit waren wel opmerkingen die je in die tijd niet hardop moest verkondigen.
Er stond een lang weekeinde voor de deur en mij werd verzocht mee de stad uit te gaan naar het eilandje Bidadari, een van de vele eilanden uit het 'Duizendeilanden' gebied (Pulau Seribu)
Weg uit de stinkende bloedhete benauwde stad, iets wat veel welgestelde Indonesiërs en buitenlanders die er werkten regelmatig deden.

PULAU BIDADARI.

Pulau Bidadari, was het vroegere eiland, gedurende de koloniale overheersing, Purmerend Eiland.
Het is gelegen voor de kust van Jakarta en maakt deel uit  van de Duizendeilanden die daar zijn gelegen in de Java Zee.
In 1850 bouwden de Hollanders en een martellotoren als onderdeel van de fortificatie die Batavia, het latere Jakarta moest beschermen.
De toren was operationeel in 1878, waarna hij  werd gebruikt als opslagplaats.
Tijdens de uitbarsting van de vulkaan Krakatau in 1883, raakte de toren zwaar beschadigd door de daaropvolgende tsunami. Wat nog restte was de basis en enige muren van twee tot vier meter boven de grond. Het eiland kreeg later ook de naam Pulau Sakit (Ziekeneiland), daar bij een uitbraak van lepra in de zeventiende eeuw, daar de zieken naar toe werden gebracht, om verspreiding in de stad te verminderen.

MARTELLOTOREN.

Een martellotoren is een type verdedigingsfort, dat in de 19e eeuw veel werd gebouwd en vooral door het Britse Rijk. Deze bouwwerken zijn overal in de landen waar de Britten hebben geregeerd aan haveningangen te vinden, ook in het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
Het geheel is een vrij simpel bouwwerk.
De torens waren gemiddeld tot een hoogte van twaalf meter gebouwd, met muren van 2,5 meter dik.
De toegangsdeur was op ongeveer drie meter boven het maaiveld, zodat een ladder gebruikt moest worden om binnen te komen.
In de muren waren schietsleuven aangebracht. zodat neerwaarts vuur op aanvallers mogelijk was.
Het interieur bestond uit twee verdiepingen en soms was er nog een kelder aanwezig. De begane grond diende als opslagruimte voor munitie, water en voedsel. De eerste verdieping was voor het onderkomen van de bemanning, rond de 24 koppen, en één officier. Deze verdieping was onderverdeeld in verschillende kamers met open haarden in de muren voor verwarming en om te koken. De officier en de bemanning leefden in kamers van bijna gelijke grootte.
Het platte dak had een hoge borstwering en in het midden een verhoogd platform met een draaipunt voor een kanon, dat een cirkel kon maken van 360 graden.


In de tijd dat ik het eiland bezocht, met een prachtig wit strand, was het allemaal zeer eenvoudig, met een kleine bar-winkel, waar tevens duikmaskers, snorkels en zwemvliezen te huur waren. Er was een vaste bootverbinding naar het eilandje, zo laat heen en zo laat terug. Ons groepje koos ervoor om een bootje af te huren, zodat we wat verder uit de kust konden zwemmen en duiken, en niet afhankelijk waren van de tijd van terugvaart. Ook konden we zo diverse zandbanken bezoeken om naar schelpen te zoeken.
Het was een lange mooie dag, genietend van Zee, zon en frisse lucht. 
Tegenwoordig is het eilandje uitgegroeid tot een Resort met paalwoningen boven het water die onderling door steigers met elkaar zijn verbonden.







PUNCAK PASS.

Een andere manier om een "frisse neus" te gaan halen was een uitstapje naar de Puncak Pass, welke gelegen is op de route van Jakarta naar Bandung via Bogor
Het hoogste punt van deze pas bevindt zich op 1500 meter hoogte, wat de temperatuur vergeleken met het laagland een stuk koeler maakt en men ook regelmatig last heeft van mistbanken.
Het gebied was voor de WO-II al populair om hier vanuit het snikhete Batavia naar toe te gaan.
Het is aan die periode te danken dat hier Zwitserse houten chalets staan. Het is tegenwoordig een zeer geliefd vakantie gebied voor de Indonesiërs die je hier ziet rondlopen in wintersportkleding en wollenmutsen. Voor hen zijn de hier groeiende dennenbomen vreemd. Maar daar waar de Puncak Pass om bekend staat, zijn de enorme theeplantages op de hellingen.


Een goede vriend had me beloofd om naar de Puncak Pass te gaan in het weekeinde, maar hij kwam onverwachts in het ziekenhuis terecht vanwege zijn blinde darm. Hem in het ziekenhuis opgezocht en kreeg van hem de auto met chauffeur te leen, om alsnog dit uitstapje te kunnen maken. Een paar andere vrienden gingen mee.
Op de heenweg had de chauffeur de grote weg genomen en eenmaal bij de pas zat het potdicht van de mist. Tijdens onze lunch in het Puncak-restaurant klaarde het gelukkig op, en verzochten de chauffeur de landelijke route terug te rijden zodat we nog wat opnamen konden maken. Een ding was zeker; we hadden een "frisse neus" gehaald die dag. Terug in Jakarta nog langs het ziekenhuis gegaan om te bedanken en met de overige vrienden op stap gegaan. het werd die nacht 02.00 uur eer ik in bed lag.



De aanhouder wint. Dat ging dan ook op voor de fietstaxi eigenaar, die me al een paar keer als het regende gereden had naar mijn bestemming.
Zo stond hij dan bijna iedere ochtend aan de overzijde van de straat te wachten om mij te kunnen vervoeren.
Een aardige man die het constant maar had over zijn kinderen, zijn eenvoudig huisje en een vrouw die heerlijk kon koken.
Ik antwoorde maar niet steeds op, ja, daar zijn verhaal vaak de kennis van mijn lokale taal  vaak te boven ging en hij ook nog een soort dialect sprak. Maar op de foto, nee dat wenste hij niet.
Intussen kreeg ik bericht, dat ik met verlof naar Nederland moest komen, want inhield kantoorbezoek en cursussen.

Zodoende naar Sarinah Department Store gegaan om de nodige inkopen voor het thuisfront te doen, want je kan moeilijk met lege handen thuiskomen uit een land waar zulke mooie dingen te koop zijn, als houtsnijwerk en prachtige ikat- en batik stoffen.
Ik was niet van plan mijn gehele verlof in het winterse Nederland door te brengen en keerde dan ook eerder terug naar Indonesië, om daar te beginnen met het reizen en verkennen.



Zie vervolg: WEST-JAVA. JAKARTA EN OMGEVING. DEEL 2.








 





zondag 18 september 2022

AMBON EN SAPARUA. MOLUKKEN.

 

     ZUID-MOLUKKEN 

    EEN VOLK DAT EEN 

    EIGEN STAAT WENST.



Het besluit om van Sulawesi door te reizen naar de Ambon een van de eilanden van de Molukken kwam onverwachts. Mijn reisgezel vertelde dat hij enige tijd geleden een uitnodiging had gekregen van een vrouwelijke medewerkster van een bedrijf waar ze gezamenlijk voor hadden gewerkt. Het was dus niet terug reizen naar Denpasar, maar een ticket boeken naar Ambon. We werden aangeraden hier geld te pinnen, daar het lokaal om Ambon vaak niet mogelijk was.

DE MOLUKKEN.

De Molukken gelegen in de wateren tussen de Banda Zee en de stille Oceaan, en ten westen van Nieuw Guinea, is een eilanden groep die verdeeld is in twee provincies; de Molukken (Maluka Sealtan) of de Zuidelijke Molukken en de Noordelijke Molukken (Maluku Utara).
De eilanden groep bestaat uit de volgende delen:
- in het noorden in de provincie Noord-Molukken: de eilanden Halmahera, Ternate en de Batjaneilanden.
- in het midden; van de provincie Noord-Molukken: de eilanden Obi en Soela-groep.
- in het zuiden in de provincie Zuid-Molukken: Ceram, Buru, Ambon, Saparua en de Lease-eilanden.
- in het zuiden van de Bandazee, in de provincie Zuid-Molukken: Kei-, Aru, Tanibar-, Banda-, Babar- en de Zuidwestereilanden. 

De naam van de eilanden, die wij later de naam 'Specerij eilanden' gaven was niet altijd duidelijk, waar deze vandaan kwam. men ging er vanuit dat de naam is afgeleid uit het Arabisch van Jazirat al-muluk, wat 'Eiland de Koningen' betekend. Maar in een gedicht uit de 14e eeuw, het Majapahitisch gedicht, de Nagarakretagame, die daarmee voorafging aan de komst van de islam en daarmee Arabische taalinvloeden in de Molukken aan het einde van de 15e eeuw, beweren andere bronnen dat de naam uit een lokale taal komt en "het hoofd van de stier" of  "het hoofd van iets groots" betekent.
Historisch gezien verwijst de term Molukken alleen naar de vier koninklijke centra in de Noord-Molukken, namelijk Ternate, Tidore, Batjan en de stadsstaat Jailolo op Halmera. Er was een soort statenbond van deze vier eilanden in de 14e eeuw, met de naam "Vier Bergen van de Molukken".
Kaarten en geschriften van de Verenigde Oostindische Compagnie uit de 17e en 18e eeuw behandelen de Banda-eilanden, Ambon, Seram en de Kei-eilanden nog steeds als van de Molukken te onderscheiden eilandengroepen.
Een feit is zeker, dat deze eilanden lagen in de handelsroute tussen China en India, wat is bewezen door de vondst van munten. Vanwege de specerijen van de eilanden werd menig zeeslag geleverd tussen de overheersers, maar ook door de overheersers onderling; De Hollanders, Engelsen, Portugezen en Spanjaarden. Het waren de Hollanders die op de eilanden forten bouwden, om hun haveningangen te beveiligen.

AMBON EN SAPARUA.

Het eiland Ambon behoort tot de provincie Zuid-Molukken en bestaat uit twee schiereilanden, verbonden door een landengte bij de stad Paso.
het noordelijke deel van het eiland is groten dan het zuidelijke deel.
Het eiland heeft een lange geschiedenis achter de rug wat betreft de koloniale overheersers, Portugezen, Spanjaarden en uiteindelijk de Hollanders.


Ambon eiland kent twee hoge bergen, de Wawani met een hoogte van 1.100 meter en de Salahutu met een hoogte van 1.225 meter. Het is het tweede grootste eiland ven de Zuidelijke-Molukken.
De hoofdstad heet ook Ambon (Kota Ambon). Ooit waren nootmuskaat en kruidnagel de belangrijkste exportproducten. Tegenwoordig zijn de belangrijkste gewassen Cassave en sago, verder broodvruchten, suikerriet, koffie, cacao, peper en katoen. 

Terug naar 1990. Onze vlucht van Ujung Padang naar Ambon verliep rustig met helder weer en een prachtig zicht op de eilanden die beneden ons voorbij schoven, gelegen in het helder blauwe water van de  Banda Zee.
Het was even wachten eer we een taxi konden krijgen naar Kota Ambon, alwaar we een kamer in het Ambonia Hotel trachten te krijgen.
Om in Kota Ambon te komen, moesten we rond de baai rijden, maar onze chauffeur sloeg bij Waiame af om de veerboot te nemen naar Galala. Iets waar hij zeker aan verdiende op de vaste rit prijs.
Tijdens de rit door de stad viel het ons op hoe schoon alles was, overal keurige voerpaden en groen beplanting.
Aangekomen in het hotel een kamer verkregen en getracht de vriendin van mijn reisgezel te bereiken. Dit lukte en spraken af elkaar later in de hotel bar te ontmoeten.
Na ons wat te hebben opgefrist de stad ingelopen en kragen van de receptie de waarschuwing goed op onze spullen te letten, daar groepen jongeren de neiging hadden ruzie te zoeken met buitenlanders en ze te bestelen. Veel viel er niet te zien, en terug in hotel zat de vriendin, Rena was haar naam, op ons te wachten. Daar de twee elkaar jaren niet hadden gezien, kletsten ze elkaar de oren van het hoofd, en lachten wat af. gelukkig sprak ze ook goed Engels. Gingen die avond in een Rena aanbevolen restaurantje wat eten en de smaak was goed. Die nacht viel de regen met bakken uit de hemel en hoopten we, dat het overdag niet zo zou zijn tijdens ons verblijf op Ambon. 

Het regende nog steeds toen we opstonden deze ochtend, maar tijdens een goed ontbijt klaarde het op, maar het bleef bewolkt. Rena belde ons op, om haar tegen lunchtijd te ontmoeten, daar zij vrij had genomen om ons de komende dagen wat van het eiland te laten zien. Iets wat we zeer waardeerden.

We namen zelf die ochtend de bus naar de Gealieerde Miliataire Militaire Begraafplaats alwaar, Australische, Nieuw Zeelandse, Engelse en Nederlandse militairen lagen begraven, die sneuvelden in de strijd tegen de Japanners in 1943/44 voor de vrijheid van Indonesië.
Het zag er allemaal prachtig schoon en onderhouden uit en we namen de gepaste stilte in acht. Je werd nog stiller bij het lezen van al deze jeugdige leeftijden op de grafstenen, terwijl je je zelf kon af vragen of de wereld nu echt niets heeft geleerd in al die jaren na de Tweede Wereldoorlog.
Helaas bleef het niet echt droog en viel er een miezerige regen uit de lucht. Even verder lag de militaire begraafplaats voor de 'Helden van Indonesië' , die sneuvelden tijdens het neerdrukken van de Molukse Revolutie in 1950. Het was een slecht onderhouden zooitje en met gratie mochten we het terrein betreden, maar geen foto's maken en de oppasser bleef constant bij ons.


Het begon intussen behoorlijk te regenen en namen de bus terug naar het hotel, waar Rene op ons zat te wachten. Zo kon niet blijven voor de lunch en kreeg die middag geen vrij door drukte op het werk, maar zou de zondag tot onze beschikking staan.
Intussen was het stralend weer geworden en ze stelde ons voor om naar het strand te gaan en legde ons uit hoe daar te komen. Zogezegd zo gedaan.
Het strand van Latahalat, was niet al te breed, maar het water was er helder en verkoelend, maar lag vol met aangespoelde troep vanuit de zee. Zowel de heen- als de terug reis naar en van het strand deden we met lokaal vervoer, waarin ik dubbel gevouwen zat.
Terug in Kota Ambon even de overdekte markt bezocht en op zoek gegaan naar een winkel waar ze nog Abonnees weefwerk verkochten. Na veel zoeken vonden we in een winkel één exemplaar , maar konden het niet eens worden over te betaling.
We zouden Rena hier maar eens op los laten. Een ding was zeker, dat het oude handweefwerk zo goed als niet meer door de bevolking uitgevoerd werd. Allen was made in China of Taiwan.
Na een laat hapje eten met Rena terug naar het hotel, een afzakkertje  in bar met goede muziek, waar we nog een uurtje bleven zitten en toen naar bed voor een goede nachtrust.




We werden deze ochtend bij het ontbijt begroet door een stralende zon en een nog meer stralende Rena.
het beloofde een mooie dag te worden. Rena had vervoer voor deze dag geregeld tegen een vast bedrag ongeacht de afstand, maar deze kwam tot onze stomme verbazing niet opdagen. Het bleek dat zijn auto de vorige avond de geest had gegeven wat we vernamen van een collega van hem, die bereidt was tegen dezelfde voorwaarden ons deze dag te rijden. Met behulp van het openbaar vervoer was het niet mogelijk iets van het eiland te zien. We begonnen onze tocht op het zuidelijke schiereiland van Ambon, leitimer genaamd.
We reden eerst via de plaatsjes Amahusu en Eman Latu naar het strand bij Latuhalat, waar we wat gebruikten en reden dezelfde weg terug naar Kota Ambon. Het was dezelfde weg die we de vorige dag hadden afgelegd naar het strand, maar deze keer zagen we er veel meer van. Tijdens de rit en de korte lunch bij het strand, kwam zo ter sprake, wat we de komende dagen verder zouden gaan doen, en zo rees het idee om ook nog naar het eiland Saparua te gaan, en wel de volgende dag.

We reden nu via kleine plaatsjes rond de Baai van Ambon, naar het grootste gedeelte van het eiland, wat Leihitu genoemd word. Bij Nania sloegen we af naar de noordkust van het eiland, waarna we naar via Wakai naar Hila reden.


In Hila staat het oudste Christelijke kerkje van Ambon en misschien wel van heel Indonesië. 
Het werd in het jaar 1780 door een Nederlandse handelsman gebouwd, Bernardus van Pleuren.
Het kerkje is heden ten dagen nog steeds in gebruik door de bevolking van het stadje en zag er goed onderhouden uit.
Helaas konden we binnen niet kijken.



Ook bezichtigden we bij Hila, de resten van het eens machtige VOC fort Amsterdam dat dateert uit 1639. Het fort werd gebouwd ter bescherming van de Baai van Hila.


Het was zonde te zien dat zo'n brok VOC geschiedenis volledig in verval was geraakt en totaal verwaarloosd.

Rena vertelde ons, dat er plannen waren om het fort (benteng) weer in oude glorie te restaureren, maar het probleem waren de kosten.
Uiteindelijk heeft de regering er toch geld in gestoken en het resultaat mag er heden best zijn.

Op het eiland had in het verleden nog een VOC fort gestaan, Ford Victoria, maar dat werd in 1754 bij een vulkaan uitbarsting verwoest.

Onderweg stopten we bij twee mannen die bezig waren sago te produceren uit de sagopalm, wat een zeer zware en tijdrovende arbeid is. Van dit meel wordt onder andere door de lokale bevolking brood gebakken.


Sago is een zetmeel dat wordt gewonnen uit het merg, of sponsachtige kernweefsel van verschillende tropische palmstelen, vooral die van Metroxylon sagu. Het is een belangrijk hoofdvoedsel voor de laaglandvolkeren van de Molukken en Nieuw Guinea, waar het sasak, rabia en sagu wordt genoemd.

Na Hila reden we naar de oostzijde van het eiland, naar het plaatsje Waai en Liang. In Waai bezochten we een klaar heldere bron en in de onderaardse grot waaruit het water omhoog borrelde. Hierin leeft een enorme aal, die door de moslimbevolking als heilig beschouwd wordt. Tegen een kleine betaling lokte een van de bewoners de meters lange en arm dikke aal uit zijn hol en voerde het beest rauwe eieren.



Ook andere vissoorten kon je in het klaar heldere water zien zwemmen. De waterstroom werd verder op gebruikt om de was in te doen, badplaats en weer verder als toilet, eer zij de zee instroomde.

In Liang eindigde de weg aan een zeer druk bezocht strand en daar we helaas geen badkleding bij ons hadden, bleef het maar bij pootje baden. Rena vertelde ons alles over het eiland, en we hadden geen betere gids kunnen wensen.
Tegen de avond keerden we terug in Kota Ambon. Troffen elkaar later weer in de bar van het hotel om daarna gezamenlijk uit eten te gaan. Tijden de maaltijd vroeg Rena naar onze mening over ons bezoek aan het eiland, en we moesten toegeven dat het ons toch wel tegen was gevallen. Alles gaf een verwaarloosde indruk, vooral de specerijen cultuur waar eens het eiland zo beroemd om was geworden, verder de gehele dag niets doende en rondhangende jeugd met RMS-vlaggen, terwijl er in onze ogen genoeg te doen was en te verbeteren Het is triest dat ze werkkrachten uit Nieuw-Guinea moeten aantrekken. Maar helaas was het zo.
Een gedeelte van onze bagage pakten we die avond in en gaven die bij Rena in bewaring, zodat we het niet allemaal mee moesten nemen naar Saparua de volgende dag. Al met al was het toch een mooie en leerzame dag geweest. Vroeg naar bed, daar morgen ook vroeg op.



De ochtend van vertrek naar Saparua regende het behoorlijk en waren bij dat we onze regenkleding mee hadden genomen. Zodoende bleef het beperkt tot een paar vochtige voeten eer we met een busje onderweg waren naar Tuleha, vanwaar de veerboot naar Saparua vertrekt. Maar in het busje bleef ik ook niet al te droog, daar precies waar in zat, het dak lekte en er een gat on de bodem zat, waardoor het water van de weg omhoog naar binnen spatte. In de stromende regen bereikten we het aanlegsteiger en kochten er twee doorweekte kaartjes voor de overtocht. Eenmaal door en door nat aan boord te zijn gekomen, brak de zon door die de natte troep snel deed opdrogen.

SAPARUA.

Het eiland Saparua behoort tot de Zuidelijke-Molukken en tot de Lease-eilanden. Het eiland heeft een oppervlakte van 144 km² en het hoogste punt ia 331 meter. Het eiland had vroeger de naam Honimoa.
De hoofdstad is Saparua-stad

Het was een prachtige boottocht langs de kust en het water was zo helder, dat je de koraalbodem kon zien.
De overige passagiers waren beladen met de meest uiteen lopenede bagage aan boord gekomen, wat een schouwspel op zich zelf was.
het waren etenswaren en andere producten en veel gebruiksvoorwerpen die op Saparua niet te krijgen zijn. Het was privé gebruik of voor de handel.
Een maal aangekomen in plaats Haria, wisten we een plaats te bemachtigen in een overvol busje, wat ons naar de busterminal bracht, via erg smalle wegen, bij Saparua-stad.
We hadden op Ambon het adres gekregen van Tanta Sien Pieterszoon die een logement had en gingen daar met de fietstaxi van af de busterminal naar toe. We werden door mevrouw Sien zelf verwelkomt, die zeer goed Nederlands sprak, en op dat moment had ze geen gasten en konden zodoende kiezen uit twee kamers. Spoedig zaten we dan aan de koffie met eigen gebakken koek, en vertelde Sien ons over de bezienswaardigheden van het H-vormige eiland, waarbij ze voor een kaartje schetste ter verduidelijking.
Even de straat uitlopen lag het Fort Duurstede uit de koloniale VOC periode. Het werd gebouwd in de 17e eeuw en beschermde de veilige ankerplaats, met een diepte van 12 vadems, bij het dorp Saparoea


Het fort was in de jaren goed gerestaureerd en op de enorme binnenplaats was men nog steeds aan het werk. Het weer was zeer wisselvallig van lichte tot zware bewolking, met zo nu en dan een zonnestraaltje. We maakten een wandeling over het strand onder aan het fort.
Na de lunch wandeleden we naar de busstop en reden in een minibusje naar het plaatsje Ouw. WE passeerden enige kleine dorpjes toen we de baai rond reden en dit waren puur Christelijke of Moslim gemeenschappen, maar hielpen elkaar met de bouw van hun kerk of moskee. Er was wel duidelijk een wedijver wie het grootste godshuis neerzette, en zo stonden er dan enorme gebouwen in dorpjes met nog geen 500 inwoners.


In  het plaatsje Ouw bezochten we eerst een woning, waar een vrouw buiten op het erf, hoofzakelijk vormen maakte die gebruikt werden voor het bakken van sagobrood en liet ons zien hoe het allemaal in zijn werk ging. Het was een zeer tijdrovende bezigheid.  Niemand scheen er haast te hebben.
Bij een andere woning werden speciale potten om in- en oventjes om op te koken gemaakt, en zo had ieder zijn eigen product, en was er in principe geen concurrentie.
De bruin gekleurde klei werd uit kleiputten in het woud gehaald en evenzo het fijne zand. Het modelleren ging geheel met de hand en zo klopte men langzaam de vorm van de kruik of de pot. het glad maken gebeurde met een stuk schelp en het polijsten met een schil van de mango vrucht.

Na het drogen in de openlucht werden ze 'hard' gebakken in een vuurtje van bladeren van de kokospalm.
Door de olieachtige substantie die in de brandstof zat, kregen de potten een wat donkere kleur en wat glans.
Ik had graag zo'n speciale rijst-stoompot gekocht, maar die in voorraad was was gebarsten, dus ging de koop niet door. Dan maar wat kleine potjes gekocht als aandenken, waarmee we de jongen gelukkig maakten.


In de middag keerden we terug bij ons logement en besloten na de thee te gaan zwemmen. Het was laag tij en in de achtergebleven waterpoelen zagen we de nodige schelpdieren en tropisch waterleven.
De golven van de zee hadden hele groten uit de oever geslagen waarin door het plafond heen de wortels van de mangroven heen groeiden, maar de grot ingaan durfden we niet aan daar het tij aan het keren was. Dus terug naar het strand en lekker zwemmen. Mijn reisgezel vluchtte opeens gillend uit het water het strand op omdat hij een enorme zeeslang zou hebben gezien die op hem af kwam zwemmen. 
Ik moest er om lachen en zei dat hij spoken had gezien, want ik zag bij nadere inspectie niets vreemds.
Later hoorden we, dat er weldegelijk zeeslangen in het water voorkwamen.

Intussen was er een nieuwe gast in het logement aangekomen, een Nederlandse heer op leeftijd, die zich gelijk aan ons vast klitte. Zodoende besloten we na het avondeten het stadje in te lopen op zoek naar een flesje bier, wat we met behulp van de jeugd wisten te vinden, en het was nog ijskoud ook.
Nog een extra flesje meegenomen voor in het logement op de waranda leeg te maken, en besloten toen ook; dat we het hier wel hadden gezien en terug zouden keren naar Ambon de volgende dag. De zeewind zorgde voor een prettige koele tropische nacht, wat heerlijk slapen was.


Voor de lokale gewoonten stonden we deze ochtend laat op. Onze bagage ingepakt en onze rekening betaald en afscheid genomen van Tante Sien. Naar de bus-stop gewandeld om de bus naar Haria te nemen, alwaar we op de boot naar Ambon stapten.
Tijdens het wachten op de ferry keken we naar het het lossen van enige waterbuffels vanaf een klein vrachtschip. Ze werden de zee ingeduwd vanaf het laagste dek en met een touw om hun kop met een motorprauw naar de oever vervoerd. Arme dieren, maar ze waren wel schoon bij aankomst.


Het aan boord gaan van de ferry was net zo chaotisch als op de heenreis, mensen met de meest uiteenlopende soorten lading.
Het meest viel ons een rijzige vrouw op, met op haar hoofd een mand vol met kammen bananen. Er waren drie man voor nodig deze van haar hoofd te tillen en op dek te zetten, en zo kwam ze nog eens terug met een paar ladingen vissen.
Ook werd er veel gedroogde vis in manden ingeladen, wat een minder fijne geur verspreide. 



Eenmaal vertrokken van Saparua begon het te regenen, waarbij het onderdeks zo druk werd, dat we maar buiten bleven zitten.
Gelukkig klaarde het niet veel later op en brak de zon door, en wij hadden onze zitplaats.
Na onze aankomst op Ambon, was het touwtrekken tussen de buschauffeurs bij wie we in de bus moesten stappen. Dit was voor ons iets totaal vreemds, maar voor de lokale bevolking heel gewoon.
We namen weer een kamer in het Amboina Hotel en lieten Rena weten dat we weer terug waren. 
Eerst het vuil van ons afgewassen en zouden net een biertje nemen, toen Rena er was met onze overige bagage. Het biertje gedronken en samen naar de winkel gegaan, waar we de weefdoek hadden gezien, maar ze hadden geen tweede doek kunnen vinden en dus kochten we het laatste exemplaar, en bij het afrekenen ontdekte ik op de doek een vuile plek, dus was het pingelen om de prijs te laten zakken, wat lukte. Die avond  dineerden we bij Rena thuis, waar we hartelijk werden ontvangen door de familie.
We kregen een echte Ambonese maaltijd voorgezet die met zorg was klaar gemaakt en ons zeer goed smaakte. De tijd ging die avond snel en zo werd het tijd om afscheid te nemen en terug te keren naar ons hotel. Onze bagage klaar gemaakt voor het vertrek de volgende ochtend naar het vliegveld en de vlucht via Ujung Padang naar Denpasar.

Tijdens onze rondreis zagen we een zeer vreemde soort van bananenplant. Over het algemeen hangen de trossen van een bananenplant naar beneden.
Maar deze plant groeide tegen de natuur in, met zijn steel waar de kammen aan zitten recht omhoog.
Niemand kon ons hier een verklaring voor geven, maar het uniek dit te zien.

Een terugblik op deze reis: Het weer had zich niet van de beste kant laten zien, waardoor het geheel misschien minder was tegengevallen, dan wat we ervan hadden verwacht.
De oudere bevolking en de jonge jeugd waren best vriendelijk, maar niet zo spontaan al op Sulawesi of Bali.
De meer oudere jeugd, moest iedere keer maar weer over hun onafhankelijkheid hebben van Jakarta en het uitroepen va de Republik Maluku Selatan, maar werken ho maar!