dinsdag 13 september 2022

DE MINANG KABAU. CENTRAAL-SUMATRA. (DEEL 2)

 

      EEN MATRIARCHALE STAM 

VAN DE PADANGSE HOOGVLAKTE.

                                         DEEL 2.

MINANG KABAU.


Het gevolg van deze matriarchale institutie is dat door een grote groep mensen bewoond huis dikwijls enorme afmetingen krijgt. In veel gebieden mogen echter niet meer dan zes families in één huis wonen.
Het uiterlijk van deze huizen met verschillende gevels (rumah gadang) wordt volledig door het matriarchaat bepaald: aan de fraai gewelfde daken kan men zien voor hoeveel families dit huid dient.
De gebogen zadeldaken met hun fraaie geveltoppen zouden geïnspireerd door de horens van de karbouw of waterbuffel.
Evenals bij de Bataks zijn ook deze huizen op palen gebouwd.

De voorzijde en de zijgevels zijn meestal van hout en zeer rijk met kleurig houtsnijwerk versierd; de achterzijden worden gevormd door matten van palmblad of bamboe.
De daken zijn bedekt met de zwarte bast van de suikerpalm.
De huizen zijn bijzonder schilderachtig: hun schuine wanden, gewelfde daken, het houtsnijwerk dat vaak beschilderd is en de veel voorkomende vergulde dierenkoppen aan de gevels maken een onvergetelijke indruk.

De bouwstijl van de Minang Kabau behoort tot de fraaiste van heel Indonesië. Dit geldt vooral voor de kleine rijstschuren, rangkiang genoemd worden en gewoonlijk tegenover het woonhuis staan.
Hier kent men namelijk niet de grote gemeenschappelijke rijstschuur zoals bij de Bataks.
Deze fraai miniatuurhuisjes, waarvan de gevels alle vier even fraai zijn versierd, rusten op palen; in feite zijn het kleine tempeltjes voor de heilige rijst. ook bij deze vierhoekige gebouwtjes worden de wanden naar beneden toe iets smaller. De vier ranke hoekpalen zijn twee aan twee door een dwarsbalk met elkaar verbonden.
De zijwanden worden door gespleten bamboe in langwerpige velden verdeeld; ook deze gebouwtjes hebben een fraai gebogen zadeldak met spitse geveltoppen; de versieringen zijn hier soms nog mooier dan bij de woonhuizen.
Er is een groot verschil tussen de decoraties van de Minang Kabau-huizen en die van de Bataks.  Op een karmijnrode ondergrond tekenen zich motieven af van bloemen met zwarte stelen en groene bladeren. In deze compositie herkent men dikwijls de hindoe-invloeden.
Aangezien zij enorme capaciteiten hebben op het gebied van houtbewerking en ook erg kunstzinnig zijn houden de Minang Kakau de traditionele bouwwijze in ere. jammer genoeg worden ook hier de mooie met palmbladen gedekte daken tegenwoordig dikwijls vervangen door lelijke golfplaten.


                (Het fraaie oude koninklijkpaleis met interieur, uit de 14e eeuw, in Pagaruyung.)

ZADELDAK EN BUFFELHOORN.

Er zijn veel legenden in de omloop over de vorm van de zadeldaken en de hoornvormige decoraties op de geveltoppen.
Volgens één hiervan zou midden op de hoogvlakte van Agam, waar eens de hoofdstad van de Minang Kabau was gelegen, een bloedige strijd zijn gevoerd tussen buffels en tijgers, waarbij de buffels de overwinning behaalden.
Tijgers spelen een belangrijke rol in het bijgeloof. 
men gelooft bijvoorbeeld, net als bij de Bataks, dat de ziel van de mens in de gedaante van een tijger kan terugkeren en ook dat de tijger na zijn dood in zeven incarnaties moet terugkomen. Op verschillende plaatsen noemt men de tijger dan ook vol respect 'grootvader' en zalmen hem alleen uit zelfverdediging doden. Daarnaast wordt beweerd dat bij de Bataks een gedode tijger door de huwbare meisjes plechtig wordt ingehaald. Aan de geest die nog in de gedode tijger huist leggen zij dan uit dat het noodzakelijk was hem te doden, omdat hij immers hun vee had gedood.

Volgens een andere legende zou een machtige vorst in lang vervlogen tijden West-Sumatra hebben willen onderwerpen. De slimme inboorlingen kwamen met de vorst overeen dat een godsoordeel beter was dan bloedvergieten. In plaats van de vijandelijke troepen zouden twee waterbuffels elkaar bestrijden.
Tot grote verbazing van de veroveraars moest hun grote waterbuffel zich meten met een buffelkalf, dat twee scherpe metalen horens droeg.
Het kalfje dat de uiers van de moederbuffel zocht om gezoogd te worden, dook onder de buik van de buffel op zoek naar de uiers. Hierbij scheurde het met haar metalen horens de hele buik van de waterbuffel open en werd zo overwinnaar. De vreemde vorst respecteerde deze door list afgedwongen beslissing en trok zich met zijn leger terug. Daarna noemden de mensen hun land Minang Kabau en gaven de daken van hun huizen de vorm van buffelhorens. De woorden minang (overwinnaar) en kabau (buffel) vormen samen de naam van deze stam Minang Kabau.



Jaarlijks worden nog steeds buffel-gevechten georganiseerd door de bevolking ter nagedachtenis aan deze legende.
Alleen gaat het hier om de winnaar zonder dat de tegenstander wordt gedood.









Na ons bezoek aan het koningshuis in Pagaruyung reden we terug naar Batu Sangkar om af te slaan naar het plaatsje Lima Kaum.

In Lima Kaun maakten we een stop  bij een plaats waar nog een paar enorme stenen liggen met het Sanskriet opschrift.


In het plaatsje Sungai Tarab maakten we een stop bij een watermolen.
het waterrad dreef een serie koffie- stampers aan, wat het nodige lawaai maakte, dat je buiten kon horen.
Binnen zat een vrouw de fijngestampte koffiebonen te controleren op de juiste kwaliteit. De Sumatra-koffie wordt in dit gebied veel geteeld. 
We namen als aandenken twee pakjes koffie mee om thuis van de genieten.




We reden verder door een zeer met groen overwoekerd gebied naar het plaatsje Balimbing.
Hier staan nog enkele oude Minang Kabau huizen, die echt in verval begonnen te geraken.
Het vee liep vredig langs de weg te grazen zonder enig toezicht.
Zo bereikten we de Ombilin rivier en het Singkarak meer.



OMBILIN RIVIER.

De Ombilin rivier stroomt van het Singkarak meer in oostelijke richting, dwars door Centraal-Sumatra, om in de Straat Malakka uit te stromen.
De rivier heeft drie verschillende namen eer ze in de laaglanden uitmond.
Het wordt de Kuantan Rivier genoemd in het Kuantan Singingi Regenschap en verder stroom afwaarts tot de riviermonding in Riau, Batang Indragiri.
Door het regenwoudklimaat kan hier de jaarlijkse neerslag wel 3000 mm zijn. De natste maand is november met gemiddeld 440 mm neerslag, en de droogste maand juni met gemiddeld 125 mm neerslag. 



Aan de oever van het meer een verfrissing gedronken, waarna we terug reden in de richting van Bukit Tinggi. We waren op zoek geweest naar fraai weefhandwerk en volgens onze chauffeur was dat in het dorpje Pandai Sikat te vinden. Zo lieten we ons oog vallen op een mooi stuk weefwerk, maar konden het niet eens worden over de prijs en besloten de volgende dag in Bukit Tinggi eens rond te kijken of daar iets van onze gading te vinden was. Zo niet dan weer terug naar Pandai Sikat om de prijs te drukken. In de stad wat gegeten en terug naar ons hotel. het was een zeer interessante dag geweest.

Vanochtend al de winkels en de markt afgezocht naar een mooie weefdoek. Uiteindelijk een gevonden die ons wel aanstond, maar de prijs niet. Er was dan ook niets vanaf te krijgen. Zo besloten met een kleine minibus terug te keren naar Pandai Sikat, na eerst droge kleren te zijn gaan aantrekken in het hotel. Het regenwater was met emmers tegelijk uit lucht gevallen. Na de lunch naar de weverij in Pandai Sikat gereden om daar onze weefdoek te kopen. Na heel veel heen en weer gepraat kwamen we een mooie prijs overeen. Het was een echte Songket Minang Kabau. Gelijk voor mijn moeder een leuke handtas gekocht, daar ze vandaag jarig is.
Terug naar Bukit Tinggi en bij een reisbureau geïnformeerd wat een vliegticket Padang - Jakarta koste, en wat de prijs is voor een oversteek met de Pelni Line. De oversteek per schip was stukken goedkoper en zelfs als we eerste klas zouden reizen. Helaas moesten we het bij de Pelni Line in Padang regelen.
Onze laatste avond doorgebracht met een mooie uitvoering van de lokale volksdansen.



Na een laat ontbijt onze bagage ingepakt en met het hotel voor een redelijke prijs de minibus  gehuurd voor de rest van de dag, daar we zeker wilde zijn van transport naar Padang, wat een rit is van 131 kilometer.

In de stad Bukit Tinggi hadden we niets meer te zoeken en reden nu zuidwaarts naar de plaats Padang Panjang. Zo hadden we links van ons een uitzicht op de vulkaan Merapi van 1.356 meter hoogte, en een van de actiefste vulkanen van Indonesië.




Niet veel later hadden we rechts van ons een uitzicht op de vulkaan Singgalang van 2.877 meter hoogte  welke zich met de Tandikat een tweeling vulkaan vormt.
In Padang Panjang maakten we een korte stop om wat te drinken en vervolgden onze reis naar de Anai of Sianok canyon. Het is een ware schepping van de natuur, vulkaan uitbarstingen die enorme breuken in het berglandschap hebben gecreëerd met kloven van wel honderd meter hoogte.
De rivier die er door heen stroomt sleet grotten uit de bergen op op de oevers verschenen kleine dorpen die op de vruchtbare grond tuinbouwproducten verbouwen. Het maakt een mens stil dit te aanschouwen.



Steeds weer hadden we een ander zicht op deze prachtige canyon, en het koste ons gewoon moeite om hier te vertrekken, maar met de stille gedachte ooit hier weer terug te keren, om door de canyon te trekken. Ach, de wens is de vader van de gedachte.



Na de Anai- of Sianok Canyon vervolgden we onze reis via de plaatsen Kayi Tanam, Sicincin, Lubuk Bauya naar Padang.


Op deze route kreeg het landschap een geheel ander aanzicht. 
Opvallend waren de vaak rechthoekige vakken die onder water stonden, het waren geen rijstplantages maar enorme vis kwekerijen, waar men vooral de goudbaars kweekte voor de consumptie.
Weer een stop gemaakt om verse klappermelk te drinken en daarna door naar Padang.
Na aankomst in Padang eerst onze boottickets gekocht voor de oversteek naar de haven van Jakarta Tanjung Priok.
Na een goed diner waar we onze chauffeur op trakteerden, werden we bij de haven afgezet, waarna hij weer huiswaarts kon reizen.


Om 21.00 uur aan boord van het m.s. Kerinci gestapt en onze hut opgezocht. In het stations gebouw hadden de eerste klas een eigen wachtruimte gescheiden van de overige passagiers.
Ook gingen we als eerste aan boord, waarna een complete mierenhoop aan overige passagiers volgden.
Eenmaal in onze  tweepersoonshut met eigen toilet en douche, eerst het vuil van de afgelopen dagen van ons afgewassen. Bij vertrek naar de langzaam verdwijnende lichten van Padang gekeken.
Een drankje in de scheepsbar en naar bed.



De volgende ochtend het ontbijt overgeslagen en uitgeslapen. verder de ochtend door gebracht met lekker buiten zitten tot de lunch, toen het begon te regenen. In de middag was er een brand- en sloepenrol, iets waarvan de meeste passagiers niets begrepen, en ook niet kwamen opdagen.
Na het diner betrok de lucht zeer zwaar en was er voor de verdere avond het vuur niet van de hemel, wat een prachtig gezicht is op zee. Ontmoeten  die avond twee Nederlandse jongens, die al maanden aan het rondreizen waren in het Verre Oosten.
Na in de vroege ochtend uren de vulkaan Anak Krakatau te zijn gepasseerd, waar we helaas niets van te zien kregen, meerden we om 0.600 uur te Tanjung Priok - Jakarta aan.
Hiervandaan met de bus, afgeladen met passagiers, naar het hoofdstation van de spoorwegen en daarvandaan een taxi naar ons tijdelijk onderkomen, bij vrienden genomen. Uiteindelijk reisden we dagen later weer terug  naar Bali. Terugkijkend op deze reis, was het een reis met weer veel cultuur, een andere bevolking en hun gebruiken.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten