maandag 12 september 2022

DE MINANG KABAU. CENTRAAL-SUMATRA. (DEEL 1)

 

     EEN MATRIARCHALE STAM 

VAN DE PADANGSE HOOGVLAKTE.

                                          DEEL 1.

CENTRAAL-SUMATRA.

VAN SIBOLGA NAAR BUKIT TINGGI.

Na terugkeer van het eiland Nias verbleven we nog een dag bij de Batak familie in Sibolga. Onze vuile kleren gewassen en nog eens lekker garnalen gegeten, door moeder de vrouw klaargemaakt.
De volgende ochtend na het inpakken van onze bagage naar het busstation gegaan om een kaartje te kopen voor de reis naar Bukit Tingi, we moesten in de middag nog een terugkomen.
Zo in de middag hartelijk afscheid genomen en de belofte gedaan, dat ik zeker nog eens terug zou komen. Wederom geen kaartje kunnenkrijgen voor de bus, daar het niet bekend was of er nog wel plaats was voor deze reis. De bus zou om 17.00 uur vertrekken volgens schema, maar om 20.00 uur was er nog steeds geen bus aangekomen. Bij het busstation ontmoeten we een jong echtpaar uit Duitsland die we bij de de jaarwisseling op het strand van Lagundri (Nias) hadden ontmoet. We gingen gezamenlijk maar een hapje eten en besloten om een coop-taxi te huren en dat zou mijn reisgezel regelen.

Het lukte een taxi te vinden en zo vertrokken we pas om 21.00 uur uit Sibolga voor een rit van ruim 380 kilometer naar Bukit Tingi. Veel van de route zouden we niet zien, daar het reeds donker was.
Zo ging onze tocht over een smalle slingerende bergachtige route door de oerwouden van Sumatra, over een enorm slecht wegdek in een aarde donkere nacht.  Rond 01.00 uur maakte we een stop in de zwaar beboste bergen bij een soort chauffeurs rustplaats, waar we koffie dronken en wat aten, na een uur waren we weer onderweg. Bij de plaats Bonjol  passeerden we de evenaar, maar merkten daar niet veel van. Zo spraakzaam als we allemaal waren in het begin van de rit waren geweest, zo stil was het op het laatste traject van onze reis. Om 0.500 uur kwamen we aan in Bukit Tingi en wisten een slaapplaats te vinden.
Na het ontbijt van deze ochtend reisden het Duitse echtpaar gelijk verder en wij besloten op zoek te gaan naar een ander hotel, daar het huidige  zeer gehorig was en we geen eigen toilet en badruimte hadden.

Zo kwamen we terecht in hotel Mountain View, waar we maar omgerekend drie gulden meer betaalden voor onze ruime kamer met douche en toilet, en daarbij een prachtig uitzicht hadden op de bergen in de verte.
's Middags maakten we een kleine tocht in het landschap rond de stad Bukit Tinggi.



BUKIT TINGGI.

De naam Bukit Tinggi (ook wel aan elkaar vast geschreven) betekend letterlijk "hoge heuvel".  het is de grootste stad in de Minang-hooglanden. De stad vindt zijn oorsprong in vijf kleine dorpen die zich om een centrale marktplaats hadden gevestigd. Tijdens het koloniaal bewind van de Nederlanders stond de stad bekend als Fort-de-Kock dat hier in 1825, tijdens de Padri-oorlog, werd gebouwd, en vernoemd werd naar de luitenant gouverneur-generaal.

 Het was geen echt stenen fort maar een verstevigde vestiging op de berg, voorzien van kanonnen. 
Een gedenksteen is het enigste wat aan die periode herinnerd.

Een andere bezienswaardigheid uit dezelfde periode als het fort is de klokkentoren gelegen in het Sabai Nan Aluih-park.
De toren werd gebouwd in 1926, als een geschenk van koningin Wilhelmina aan de stad. De toren was het ontwerp van de architecten Yazid Abidin en Sutan Gigi Ameh, en koste in die tijd 3000 gulden.

De klokkentoren, 'jam gadang' in het Minangkabau voor "Grote klok" heeft in de geschiedenis enige veranderingen ondergaan.
Van links naar rechts; de klokkentoren na de bouw in 1926, in het midden de klokkentoren gedurende de Japanse bezetting van de stad en rechts de klokkentoren zoals deze er nu uitziet.

oorspronkelijk was er een haanfiguur op de top van de toren geplaatst, maar deze werd tijdens de Japanse bezetting van 1942 tot 1945 veranderd in een Shinto-schrijnachtig ornament. Na de onafhankelijkheid van Indonesië werd de top van de toren omgevormd tot zijn huidige vorm, die lijkt op de traditionele Minag-daken.

Volgens de lokale mondelinge overlevering zijn het interne mechanisme van de klok identiek aan die van de Big Ben, de Elizabeth Tower, in Londen.

Zeker is dat de toren vier klokken heeft gemaakt in Recklinghausen, Duitsland door Bernard Vortmann en vanuit Rotterdam werd verscheept.
Elke wijzerplaat heeft een diameter van 80 cm. De basis van de toren is 13 bij 4 meter en de hoogte is 26 meter.
Opvallend is dat op de wijzerplaat de vier wordt afgebeeld als "IIII" in plaats van de traditionele Romeinse cijfer "IV'.


Op onze tour bezochten we een natuurlijke grot op een bergtop met stalagmieten en stalagtieten de Ngalan Indah.
In deze grot leven hele kleine vogeltjes die alleen 's nachts uitvliegen

Van hier reden we naar de Harrau Valley, die omringt is door kaarsrecht uit het landschap op rijzende rotsen en waarin een kleine rivier stroomt om ringt door rijstvelden.
Het water in de vallei wordt gevoed door de Bunta waterval.
De gehele vallei is in feite een natuurreservaat met een oppervlakte van 669 hectare.


Op de terugweg naar Bukit Tinggi hier en daar gestopt om wat opnamen te maken, waarna we een 'heilige visvijver' bezochten. We waren er geweest, maar daar was dan ook alles mee gezegd. 
Om 17.30 waren we terug in de stad, en na wat rondgewandeld te hebben teruggekeerd naar ons hotel en onder het genot van een koud biertje van het uitzicht genoten. Om de volgende dag weer wat rond te toeren huurden we een busje van het hotel, wat goedkoper was dan een dagtoer te nemen en we konden daarbij vrij gaan en staan, waar we zin in hadden. De nachten zijn hier hier zeer koel, daar het gebied zo'n 930 meter boven zee niveau ligt.



Na het ontbijt eerst wat geld gaan wisselen, waarna we met het busje opstap gingen.
Vanuit Bukit Tinggi reden we eerst naar de plaatsje Tabek Patah, waar we een prachtig uitzicht hadden over het landschap. Er is ook een speciaal uitkijkpunt, maar dat lieten we liggen, daar het daar enorm druk was met scholieren.
We vervolgde onze reis naar Batu Sangkar, waar we een traditioneel huis bekeken uit de Minangkabau cultuur en om in de sfeer te blijven het koningspaleis uit de 14e eeuw uit dezelde cultuur in Pagaruyung. Zopwel het paleis als het interieur was porachtig om te zien.

DE MINANG KABAU.

Deze matriarchale stam leefde in de Padangse Hooglanden.
Dit hoogland bestaat uit verschillende evenwijdige bergketens en vormt een deel van de Bukut Barisan; dit gebergte strekt zich uit langs de hele westkust van Sumatra, en behoort tot de mooiste gebieden van de Indonesische archipel. Indrukwekkende bergkammen met hoog oprijzende vulkanen worden afgewisseld door vruchtbare laagvlakten, eeuwig groene wouden en diepe ravijnen; deze ravijnen zijn scheuren in de bodem, die door geweldige vulkaanuitbarstingen en erosie zijn ontstaan.
Hier ontwikkelde zich namelijk een etnografisch zeer interessante volksstam. Dit is het land van de Minan Kabau, een Jong-Indonesische bevolkingsgroep, die tot de meest dynamische van Indonesië behoort. De legenden over de herkomst van dit volk zijn nogal verward.

Wel weten we dat hun eens zo machtige rijk zich over het gehele binnenland van Midden-Sumatra uitstrekte en dat het nooit werkelijk door het Srivijaya-rijk veroverd werd. De heersers van het sultanaat Minang Kabau noemden zich in de bloeitijd Maharaja di Raja , wat betekend 'koning der koningen' en voelden zich zich even machtig als de keizer van China en de sultan van Turkije.
Te midden van oude en nieuwe hoogontwikkelde culturen trof men het merkwaardige verschijnsel van het matriarchaat aan. Niet alleen hier, maar ook op enkele andere Maleise eilanden, op de Sandwicheilanden en bij verschillende Australische en Afrikaanse stammen komt dit matriarchaat voor.
De Minang Kabou echter zijn tot op de huidige dag trouw gebleven.
Volgens Indonesische overlevering raakte het matriarchaat op Sumatra in de dertiende eeuw in zwang; een zoon van Perpatih nan Sabatang, de hindoevorst die de Minang Kabau-dynasty stichtte, zou het bij zijn geslacht hebben ingevoerd. Dit is slechts één van de vele legenden. Waarschijnlijk bestonden het matriarchaat en andere traditionele adatrechten daar al in de prehistorische tijd.

De Minang Kabua behoren tot de Jong-Maleise volkeren. Sommige historici beweren dat de oorsprong van alle Maleise volkeren daar gezocht moet worden, waar eens het machtige rijk de Minang Kabau tot bloei kwam. Vanuit dit rijk zouden de onderdanen zich over de archipel verspreid hebben. Deze uittocht zou plaats gevonden hebben in 1160 na Christus.
Volgens een andere vertelling stamt het oude vorstenhuis Minang Kabau af van Iskander Alam, bij ons bekend onder de naam Alexander de Grote, die ooit vanuit het westen op Sumatra zou zijn terechtgekomen. Er wordt pas van een volksverhuizing in de 12e eeuw naar de oostelijke en zuidoostelijke kustgebieden van het eiland gesproken. In de Jambi en Lampungse districten treft men sociale structuren aan, die overeenkomsten vertonen met die van de Minang Kabau, waarbij het matriarchaat naast andere rechtssystemen in blijven bestaan.

Tijdens de oude Minang Kabau- dynastie regeerde de Raja slechts in naam. de feitelijke macht werd uitgeoefend door enige suku-hoofden. De suku is eigenlijk familie, waartoe alle verwanten in de vrouwelijke lijn behoren. De panghulu putjuk is het hoofd van de gehele familie, die het karakter heeft van een zeer solidaire gemeenschap, hoever van elkaar verwijderd de afzonderlijke leden ook mogen wonen.

Volgens de wetten van het matriarchaat trekt de vrouw niet in bij de man, maar blijft zij bij haar familie wonen. De huizen van de Minang Kabau zijn dan ook aangepast aan de strenge maatschappelijke orde. Omdat een groot aantal families in zo'n huis woont, wordt telkens bij een huwelijk van een vrouwelijk familielid een nieuwe vleugel bijgebouwd. het huis groeit mee met de familie, die uit alle nakomelingen in de vrouwelijke lijn van een moeder bestaan. Genealogisch is een familie dan ook opgebouwd uit moeders met hun kinderen, broers en zusters van de moeder, grootmoeders, oudooms en oudtantes, tot zelfs overgrootouders, alles echter in de vrouwelijke lijn. Als gevolg hiervan speelt het huwelijk een minder belangrijke rol dan elders, want zowel de man als de vrouw blijven bij hun eigen familie wonen.

(Een Minang Kabau huis met rijstopslagschuren.)

Het huwelijksleven beperkt zich tot korte bezoeken van de echtgenoot aan het familiehuis van zijn vrouw. De man heeft niets over zijn eigen kinderen te zeggen. De kinderen kunnen bijvoorbeeld naam en bezit en alle voorrechten alleen van hun moeder erven. De mama, de broer van de moeder, vervangt de vader familie. Als de moeder sterft neemt hij zelfs de voogdij over de kinderen op zich en de kinderen erven niet van de vader maar van de moeder. Dit erfgoed is echter geen persoonlijk eigendom, maar familie bezit, harat pusaka, en wordt  beheerd door de oudste zoon in het huis, de mamak.  Rijstvelden en andere materiële goederen moet de mamak volgens het adat-recht verdelen over de vrouwelijke familieleden. Ondanks al deze rechten is de vrouw toch ondergeschikt aan haar broers en ooms.


                     Zie vervolg: DE MINANG KABAU. CENTRAAL-SUMATRA. DEEL 2.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten