zaterdag 10 september 2022

NIAS EILAND VERKENNEN. NOORD-SUMATRA.

 


     

   EEN EILAND MET EEN EIGEN 

 CULTUUR, TAAL, HUIZENBOUW 

        EN ETNISCHE AFKOMST.




Een goede bekende, die me ook voorstelde om eens naar Noord-Sumatra te reizen, deed me het aanbod, om met hem naar zijn ouders te gaan in Sibolga, om aldaar de feestdagen en jaarwisseling mee te maken. Nias is een eiland voor de westkust van Noord-Sumatra met heel eigen cultuur.
Zo gezegd en zo gedaan. Deze reis zou het begin zijn van een hechte vriendschap met de Batak familie.

PULAU NIAS.

Het eiland Nias is gelegen voor de westkust van Noord-Sumatra op een afstand van 125 kilometer.
Het eiland met een lengte van 125 kilometer en een breedte van 40 kilometer heeft een oppervlakte van 5121 km², en wordt onder verdeeld in Nias Utara, Nias Barat en Nis Selatan. De hoofdstad is Gunung Sitoli.
Het eiland bestaat grotendeels uit laagland da ligt om een bergrug mat een hoogte van 800 meter.
Door haar geïsoleerde ligging heeft Nias haar eigen cultuur ontwikkeld en deze vast kunnen houden.
De bevolking heeft haar eigen taal. Li Niha genoemd.
Bekend zijn de typische oorlogsdansen, mannelijkheidsrituelen en muziek die vooral door de vrouwen wordt opgevoerd.

Centraal in de dorpen met hun eigen woningbouwstijl, is er vaak een 'jumping stone' te vinden, een stenen muur die tussen 1,80 en 2,20 meter hoog is. Deze muur is een overblijfsel van een oud gebruik op het eiland. Jonge mannen bewezen zoor, zonder hulpmiddel, op blote voeten en zonder de muur aan te raken, over deze constructie te springen, hun mannelijkheid en vaardigheden als krijgers. Dit gebruik stamt waarschijnlijk nog uit de tijd dat de dorpen stenen omwallingen hadden om zich te beschermen tegen aanvallers. Maar als aanvallers moesten de krijgers over de vestingwal heen kunnen springen.

Op het eiland zijn er drie bouwstijlen te herkennen, die van het zuiden, die van het noorden en die van de centrale regio die een mix is van  de kenmerken van de noordelijke en de zuidelijke bouwstijl.

Het zuidelijke huis kenmerkt zich door een vierkant grondplan en in het noorden door een cirkelvormig grondplan. In het zuiden worden de huizen naast elkaar gebouwd langs een centrale weg, en in het noorden meer gegroepeerd in kleine clusters tegenover elkaar.
De houten huizen die gebouwd zijn volgens de traditionele gebruiken van het eiland zijn aardbevingsbestendig. Door zonder nagels huizen te construeren uit hout, wat een flexibel materiaal is, en een driedelige structuur te construeren, kunnen de huizen een aardbeving doorstaan.
Ken merkend aan deze huizen is de paalstructuur die, in tegenstelling tot paalstructuren in andere delen van de wereld, niet in de grond verankerd zijn, maar er op staan. Daarbovenop wordt de leefruimte geplaatst die bestaat uit een ruimte met zeer stevige buitenmuren. Afgewerkt met een dak van een lichte structuur mat bananenbladeren, is dit gebouw aardbevingsresistent. Indien er een beving plaatst vindt, dan 'danst' het huis op de palen.
 De bewoners hebben geen enkele gelijkenis gemeen met die van Noord-Sumatra en zouden volgens de legenden afstammen van een Chineesschip dat eens lang geleden op het eiland was gestrand in een zware storm. Dit zou ook terug te vinden zijn in de bouw van de huizen.

PULAU NIAS VERKENNEN.

We volgen met de Garuda luchtvaartmaatschappij van Jakarta naar Medan, waar we helaas geen chartertaxi voor die dag konden krijgen voor onze reis naar Sibolga. Het werd dus een overnachting in Medan bij een oude studievriend van de universiteit, van mijn reisgezel. Het voor hen bijpraten en oude koeien uit de sloot halen. Intussen een taxi weten te regelen voor de volgende ochtend.
We werden de ochtend van de reis naar Sibolga op negen uur opgehaald, pikten nog wat passagiers op en begonnen aan onze rit van 344 kilometer dwars over het noordelijke deel van Sumatra.
Ons vervoersmiddel was een oude Chevrolet en vanwege mijn lengte mocht ik voorin bij de chauffeur zitten. het was een zeer afwisselende rit via verschillende plaatsen, over smalle  en slingerende wegen over bergen en door dalen, maar door de afstand en de tijd ook een vermoeiende rit. Om 18.00 uur werden we in Sibolga afgezet in de gietende regen.
Onze komst, was een verrassingsbezoek, maar werden hartelijk en gastvrij ontvangen, en daar in het ouderlijkhuis niet alleen zijn ouders woonden maar ook zijn jongste zus met man en zoontje, werden we bij een klein hotel, van een oom, ondergebracht. Na eerst wat gegeten te hebben en met zijn neven in het hotel nog wat gedronken te hebben, was een goede nachtrust welkom.


De volgende ochtend eerst een vervoersbewijs weten te bemachtigen voor de overtocht van Sibolga naar Pulau Nias op 26 december, wat hier geen zondag is. Helaas ging deze niet naar Telukdalem, daar een andere boot motorpech had, maar naar Gunungsitoli. De rest van de dag Sibolga en omgeving leren kennen en het strand opgezocht.
Wandelend door kleine vissersdorpjes, waar ik als enige blanke het bekijks had, lekker garnalen gegeten en terug naar ons ons hotel met een kleine motortaxi, waarin ik me bijna dubbel moest vouwen en stalen zenuwen moest hebben zo hard als de chauffeur reed.
Thuis gekomen moesten we weer eten en nog meer familie ontmoeten.

Op de Kerstdag netjes met de familie naar de kerk gegaan en was het na de dienst weer de nodige handjes schudden van bekenden van de familie. Thuis gekomen werd in interne kring de Kerst verder gevierd en konden we de familie verheugen met wat kleine geschenken die we hadden meegebracht uit Jakarta. het Kerstverhaal werd gelezen en liederen gezongen. Het was op deze avond dat ik van de moeder, van mijn reisgezel, een traditionele ulos kreeg omgelegd. Ik had het er even moeilijk mee, deze eer te verkrijgen.

Op voor ons Tweede Kerstdag, naar het scheepvaartkantoortje gegaan voor de juiste vertrek tijd naar Pulau Nias. Zo bleek dat we pas om 18.00 uur aanwezig diende te zijn in de haven.
Die middag met de familie uit eten gegaan en onze bagage gesorteerd, wat wel en wat niet mee te nemen. Afscheid genomen en naar de haven gegaan, waar men nog druk bezig was het scheepje te beladen en de ruimen af te dekken. Zo een goede overdekte plaats weten te bemachtigen.
Uiteindelijk vertrokken we na een prachtige zonsondergang om 22.00 uur uit de haven van Sibolga. Het merendeel van de nacht bracht ik door op de voorplecht van het scheepje, genietend van de kalme zee en de prachtige sterrenhemel boven me.
Toen het onverwachts begon te regenen weer naar het overdekte gedeelte, waar van slapen niets kwam, iedereen zat luid te praten, te zingen met gitaarspel of liet de draagbare radio lekkerhard schetteren.

Om 06.00 uur aangekomen in Gunungsitoli in het noorden van het Pulau Nias en een plaatsbewijs weten te verkrijgen in een minibus naar Telukdalem. Afgeladen met passagiers met hun bagage opgeladen boven op het dak van de bus, waarop nog enige jonge passagiers een plaatsje hadden veroverd, begonnen we aan onze rit van 120 kilometer, waar we negen uur over deden, over niet al te beste wegen.
Tot tweekeer toe moesten we door een rivier rijden, daar de brug was weggespoeld door de zware regenval of in te slechte staat verkeerde.
Het was dan een heel circus, daar iedereen de bus moest verlaten met zijn bagage en vaak door het water wadend of over smalle planken de overkant had bereikt, en daar weer in de bus kon stappen. Al met al een avontuurlijke tocht, die best vermoeiend was. Op een wegsplitsing naar Lagundrie werden we door de bus afgezet en de laatste zes kilometer naar Lagundri legden we af achterop een motorfiets. In Lagundri bij het Fanayama logement een kamer weten te krijgen, nog geen honderd meter van het strand en volledig omgeven door palmbomen.
Het zag er redelijk uit, maar er was niets te krijgen las drinkwater en voeding. Eerst maar een duik in zee genomen om het vuil van de reis af te spoelen en daarna een strand wandeling gemaakt.

Zo ontdekten we logement Yanty Inn, gelegen aan een kleine baai, waar we eten en drinken wisten te krijgen. Een logement geheel uit bamboe opgetrokken. We raakten in gesprek met een onderwijzersechtpaar uit Polynesië en de eigenaar Mr. Milyar, over een twee daagse tocht door de jungle van het eiland en naar historische dorpen. We besloten ons bij het gezelschap aan te sluiten voor deze tocht de volgende dag.
Tevens namen we het besluit om naar Yanty Inn te verhuizen de volgende dag, waar ook voor onze bagage zou worden gezorgd.
Terug naar ons logement en hadden geen moeite om de slaap te vatten met het geluid van de ruisende zee op de achtergrond.

(Onze kamer linksboven met uitzicht op de baai.)

Op acht uur opgestaan en eerst heerlijk in zee gezwommen. Onze bagage ingepakt op de reisbenodigdheden voor die dag na, en verhuist naar Yanty Inn voor het ontbijt.


Om negen uur vertrokken we, ieder achterop een motorfiets naar het plaatsje Orahili, een afstand van elf kilometer vanaf Lagundri Bay, om daar onze voettocht te beginnen. Het was het mooiste weer van de wereld deze ochtend. Het leek allemaal zo eenvoudig deze tocht, wat de afstanden aangaat, maar dat viel al snel tegen. Het was constant klimmen of afdalen over zeer smalle voetpaden, die soms niet te zien waren door de begroeiing. De zon brandde ook genadeloos boven ons en het zweet gutste ons van het lijf.
De natuur was prachtig groen en overal vlogen vlinders rond.
De woningen in Orahili waren langs een met stenen geplaveide weg.
Sommige huizen hadden op het dak dakpannen en andere de smerige ijzeren golfplaten. Het bleek wasdag te zijn, daar overal was hing te drogen.




Vanaf Orahilli hadden we een prachtig uitzicht over het landschap en konden Lagundri Bay in de verte zien liggen. Onze volgende stop, na een wandeling over een pad overwoekert door het groen, was na anderhalve kilometer het dorp Bawömataluo. 
Onze gids Mr. Milyar die redelijk goed Engels sprak legde ons alles goed uit, en gelukkig sprak het Franse echtpaar ook redelijk Engels, wat de onderlinge conversatie bevorderde.
Zo kregen we uitgebreide uitleg over de bouw van de huizen, die op palen staan, en de typische vorm van een scheepsromp van een Chinese Junk.

(Het oude koningshuis in Bawömataluo, met op de voorgrond de enorme stenen tafels.)

Het verhaal gaat; dat er eens eeuwen geleden mensen varend met een junk uit China in een storm op het eiland strandde en zich toen hier gevestigd hebben. De huidige bewoners hebben ook allemaal de typische Chinese gelaattrekken en tonen geen enkele gelijkenis met de bewoners van Sumatra.

We mochten hier het 'koningshuis' bezichtigen en wisten na veel gepingel wat aardige souvenirs op de kop te tikken. Het handelen over de prijs liet ik aan mijn reisgezel over.


(Een 'jumping stone' voor het koningshuis; een afbeelding van de koningstroon aan de wand binnen; de alarmtrom in het koningshuis.)


We vervolgden onze weg naar het dorpje Siwalawa. Onderweg meende ik een waterval te horen, het was wel vallend water, maar dan uit de hemel. In een paar telen tijd waren we volledig doorweekt en het toch al smalle pad veranderede in een modderstroom. Onze grootste zorg was het fotomateriaal droog te houden. Maar na de regen kwam de zonneschijn en liepen we al snel te stomen en op te drogen. Het opdrogen had helaas geen zijn, daar de brug die over de kleine rivier was gebouwd welke we moesten oversteken, geheel was verdwenen. Aan een lage wal zijde afgedaald naar de rivier en met onze bagage op ons hoofd door de stroom gewandeld tot we weer aan de overzijde een lage wal vonden om de rivier te verlaten. Stinkend van het zweet, vuil van de modder en het rivierwater bereikten we rond 15.00 uur het dorpje Hilinawalö, wat het eindpunt was van deze dag. Het was een interessante dag geweest, zowel de dorpen als de tocht door het oerwoud.

In de lokale publieke wasgelegenheid, mannen van vrouwen gescheiden door een muur, het vuil van ons lichaam gewassen en de kleren uitgespoeld.
We hadden hierbij het nodige bekijks bekijks van de jeugd, die als aapjes op een rijtje op de muur zaten. Ze raakten helemaal door het dolle, toen we ze de rest van ons stuk toiletzeep gaven, wat een zeepgevecht tot gevolg had, en wij weer om hun konden lachen. We mochten in het koningshuis overnachten en kregen er te eten en te drinken, wat ook weer gepaard ging met veel lokaal bekijks van de jeugd.
Voor het koningshuis lag de oude gerechtsplaats met de enorm groten sten tafels, waarvan sommige wel 15 ton wegen, met daar omheen de stenen stoelen. Deze staan nu al eeuwen op hun zelfde plaats.
Mijn reisgezel, een Batak die goed kan zingen, schaarde bij een van de tafels de jeugd om hem heen en leerde hun met succes een liedje zingen in het Frans over de zwaluwen. Al snel werd het een muzikaal gebeuren toen er gitaarspelers bij kwamen. Als dank zongen ze een paar lokale liedjes. 
We hadden een gezellige avond met elkaar, wisselden reiservaringen uit, onder het genot van een paar flessen lokale wijn. Goed voor een nachtrust na een vermoeiende dag.

Na het ontbijt, van rijst en gebakken kip,  vertrokken we voor het laatste en zwaarste gedeelte van onze tocht. het was broeiend heet en het zweet gutste ons van het lijf. Overal zagen we porachtige vlinders en hoorden het geluid van vogels en insecten. De paden waren zo goed als onbegaanbaar en na ruim drieënhalve kilometer  bereikten we het dorpje Bawogosali, hierna was het nog drie kilometer naar  Hilisimaetano over de 'verharde weg'. De laatste kilometers waren moordend geweest en het was toen nog vijf kilometer lopen naar het contactpunt alwaar de motorfietsen ons weer zouden oppikken.

Tegen vieren waren terug bij Yanti Inn en na heerlijk in zee te hebben gezwommen lieten we ons een goed masseren met klapperolie.
Na een heerlijk avondeten naar bed, alvorens besloten te hebben hier tot na de jaarwisseling te blijven. Gewoon een paar dagen niets doen dan zwemmen en luieren. Mr. Milyar had intussen in Lagundri bootkaartjes voor ons op de kop getikt voor het vertrek op twee januari.
Wat doen ze hier met de jaarwisseling was onze vraag. Hout verzamelen op het strand voor het vreugde vuur voor de jaarwisseling. We gaven onze hospita wat extra geld voor het bakken van een cake en Mr. Milyar om in de stad wat flessen biet te kopen, wat we koud hielden in de waterput achter het huis. Het Franse echtpaar was verder gereisd en een jong stel uit Nieuw Zeeland waren de nieuwe gasten. Intussen hadden we twee enorme stapels drijfhout verzameld en kregen spontaan hulp van naburige jeugd. Het was tegen tienen toen de eerste stapel hout in de vlammen opging, daar de kleine jeugd niet kon wachten. De tweede stapel werd pas om middennacht aangestoken.
Met de Nieuw Zeelanders genoten we van een goed glas whisky, die ze bij zich hadden, en tegen twee uur was ook de laatste fles bier leeg gemaakt. Alles wat restte van een afgelopen jaar, lag stil op de waterlijn op het strand weg te smeulen.

De eerste dag van het nieuwe jaar laat opgestaan en een strandwandeling gemaakt naar het plaatsje Batohili en op de markt wat kleine souvenirs gekocht. Verder was het zwemmen en iets doen. 
Tegen de avond werd het weer stormachtig met zware regen val, waarbij het vuur niet van de hemel af was.

Op de tweede dag van het nieuwe jaar stijf van de kou wakker geworden en snel het warme zeewater opgezocht. Na ons gewassen te hebben genoten van ons laatste ontbijt en onze bagage ingepakt om om 16.00 uur achterop de motorfiets naar de haven van Telukdalem te rijden, waar ons vervoer over water gereed lag naar Sibolga.
het werd uiteindelijk acht uur in de avond eer we uitvoeren Het was zo goed als windstil en een kalme zee.
Het was drie januari toen we na 14 uur varen afmeerden in de haven van Sibolga.


We bleven nog een dag in Sibolga, om daarna verder te reizen naar Bukit Tinggi op Midden-Sumatra en kennis te maken met de Minang Kabau, een matriarchale stam.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten