donderdag 17 oktober 2019

USS ESSEX DRIEMASTFREGAT UIT 1812.


          EEN VAN DE EERSTE SCHEPEN 

                               VAN DE  

                  UNITED STATES NAVY.



USS ESSEX.

Een van de beroemdste van alle fregatten was de Amerikaanse Essex, een goed voorbeeld van het verlangen van de Amerikanen om hun numerieke minderheid te compenseren door het bouwen van fregatten die kwalitatief superieur waren aan die van hun mogelijke vijanden.
Met dat oogmerk bouwden ze een marine op rondom een basis van zeer goede fregatten waaronder enkele grote die meer en zwaardere kanonnen konden voeren dan bij hun Britse of Franse tegenhangers standaard was.

De door Wiliam Hackett ontworpen, door Enos Briggs in Salem, Massachusetts gebouwde en op 30 september 1799 te water gelaten Essex was een zwaar fregat waarvan de bouworder afkomstig was van de burgers van Essex County, Massachusetts, die het schip aanboden aan de regering van de Verenigde Staten.
De Essex was een driemastfregat met een tonnage van 850 ton, lengte tussen de stevens van 42,7 meter, breedte 11,3 meter en een diepgang van 3,7 meter.
het schip had een bemanning van 319 koppen en een bewapening van 40 stuks 32-pondercarronades en zes stuks 18-ponderkanonnen. Na de volledige afbouw werd het schip onder bevel van kapitein-ter-zee Edward Preble, overgedragen aan de US Navy die, krachtens de door het Congres aangenomen wet van 1794, was ontstaan als opvolger van de Continental Navy.

Op haar eerste reis in 1800, tijdens de zogenaamde Schijnoorlog met Frankrijk (1798-1800), maakte de Essex deel uit van een konvooi dat een vloot Nederlandse Oost-Indiëvaarders door de Indische Oceaan begeleidde.
In 1801 was het met verscheidene schepen die naar de Middellandse Zee waren gestuurd om te voorkomen dat Barbarijnse zeerovers Amerikaanse schepen zouden aanvallen, eerst onder bevel van William Bainbridge en later James Barron. Van 1806 tot 1809 lag het schip opgelegd.   









Bij het begin van de oorlog met de Britten (1812-1815) werd de Essex weer in diens gesteld onder het commando van Kapitein-ter-zee David Porter en veroverde tussen juli en september tien schepen, waaronder een met 18 kanonnen gewapend, klein oorlogsschip. HMS Alert.


Op 28 oktober 1812 verliet de Essex de rivier de Deleware voor een ontmoeting met USS Constitution en USS Hornet om samen door de zuidelijke Stille Oceaan te kruisen.
Het schip koerste eerst naar de Kaap Verdische eilanden (1) en via Fernando de Noronha (2) naar de kust van Brazilië (3). Na voor de kust van Brazilië vruchteloos op de komst van de twee andere schepen te hebben gewacht en ten anker te hebben gelegen bij het eiland Santa Catarina (4), besloot Porter in januari 1813 alleen naar de Stille Oceaan te varen.

Voor de kust van Zuid-Amerika onderweg naar de Falkland-eilanden maakte Porter enige Britse walvisvaarders hun lading levertraan afhandig waarbij hij tien veroveringen maakte, waaronder de walvisvaarder Atlantic die bewapend was met tien 6-ponder met lange loop en 18-pondscarronades. Deze actie betekende zo goed als het einde van de Britse walvisindustrie.
Porter zag in de Atlantic een goed hulpvaartuig en liet het ombouwen, waarna  het verderging als de Essex-junior.



De reis om de zuidpunt van Zuid-Amerika was zwaar en het schip werd steeds teruggedreven, en verloor haar bramsteg (5), waardoor de bemanning aan een te kort aan provisie leed, maar wist uiteindelijk de haven van Valparaiso in Chili te bereiken. Onderweg naar Chili kaapten ze op 14 maart nog de schoeners Elizabeth en Nereyade bij Mocha eiland.
Na haar reparaties te Valparaiso (7) zeilde het schip noordwaarts naar de Galapagos-eilanden (8), waar de Essex twaalf Britse schepen buit maakte, waarna het naar Tumbes zeilde (9) om proviand in te slaan en zeilde daarvandaan via de Galapagos-eilanden naar Nuka Hiva op de Marquesas-eilanden (10), waar het schip van 25 oktober tot 13 december 1813 verbleef  voor noodzakelijke herstellingen.


Hierna zeilde de Essex weer naar Valparaiso (11) waar ze in januari 1814 in de neutrale Chileense wateren in de val werd gelokt door het Britse fregat HMS Phoebe, bewapend met 36 kanonnen, onder bevel van kapitein-ter-zee James Hilyard en de oorlogssloep HMS Cherub bewapend met 18 carronades.
Deze schepen waren naar de Stille Oceaan gestuurd om de Amerikaanse bontindustrie in het noordwesten van Amerika te vernietigen. Porter besefte dat de Essex ondanks zijn zwaardere bouw tactisch in het nadeel was ten opzichte van de HMS Phoebe die wendbaarder was dan het Amerikaanse fregat en dat de Brit bovendien uitgerust was met langlopige 18-ponders die een veel grotere draagwijdte hadden dan zijn eigen 32-pondercarronades. Hij besloot dan ook in de haven van het neutrale Valparaiso op hulp te wachten, maar op 28 maart werd de Essex in een storm van zijn ankers geslagen en Porter besliste dat hij van de gelegenheid gebruik moest maken om te proberen langs de Britse blokkade te glippen. 



De Amerikanen hadden echter het ongeluk dat de Essex in een plotselinge zware stormvlaag zijn grote steng verloor, waarop Porter koers zette naar de neutrale kust.
Zich niets aantrekkend van de Chileense neutraliteit viel Hilyard aan en, voordeel puttend uit de grotere kracht van zijn kanonnen verzwakte hij langzaam maar gestaag de ongelukkige Essex steeds meer.
Na een gevecht van drie uur, waarbij tweemaal brand uitbrak aan boord van de Essex, terwijl ook haar scheepsboorden, zeilen en tuigage stuk geschoten waren, voelde Porter zich genoodzaakt zich over te geven om nog meer nutteloos bloedvergieten te voorkomen.
De Essex telde 58 doden en 97 gewonden, terwijl er 31 verdronken. De Britten hadden niet meer dan vijf doden en tien gewonden.
De Essex werd gerepareerd en bij de Royal Navy ingedeeld als de HMS Essex als een fregat met 42 kanonnen. In 1832 werd de Essex een gevangenenschip en in 1837 uit de dienst van de Royal Navy verkocht. De Essex Junior mocht vrijelijk vertrekken en zeilde met een op erewoord vrijgelaten Amerikaanse bemanning naar New York, waar het vaartuig werd verkocht.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten