zaterdag 5 oktober 2019

HECTOR SCHOTS VLUCHTELINGENSCHIP.

        GEVOLGEN VAN DE 

         ENGELS-SCHOTSE 

          OORLOG IN 1746.



BATTLE OF CULLODEN.

DE JACOBIETEN.

De Slag bij Culloden op 16 april 1746 was het gevolg van de Jakobitische opstand van 1745. Het was een strijd tussen de Schotse Jacobieten en het Engelse Huis Hannover en tevens de laatste veldslag uitgevochten op het eiland Groot Brittannië.
In 1567 werd Mary Stuart gedwongen afstand te doen van de Schotse troon ten gunste van haar zoon< Jacobus VI van Schotland. Na het overlijden van Elizabeth I van Engeland in 1603 werd Jacobus VI ook koning van Engeland, als Jacobus I. Zijn kleinzoon Jacobus II van Engeland werd in 1688 afgezet. Hij werd opgevolgd door Willen III van Oranje Nassau en Maria II van Engeland. De afgezette koning had echter nog wel een grote aanhang binnen Engeland. Hierin speelde ook de geloofsovertuiging van de koningen een rol; Jacobus II was rooms-katholiek, terwijl Willem III en Maria II protestants waren. De aanhangers van de verdreven koning kregen de bijnaam Jacobieten. Met name in Schotland en Ierland waren veel Jacobieten. 
Lodewijk XIV verwelkomde de afgezette Jacobus II in het koninkrijk Frankrijk. In de latere jaren zouden Frankrijk en Spanje gebruikmaken van de Jacobieten, om te zorgen voor politieke instabiliteit binnen Engeland. De strijd van de Jacobieten tegen de Engelse overheid was niet hetzelfde als een strijd van Schotten tegen Engelsen.


OORZAAK VAN DE STRIJD.

In 1744 plande Lodewijk XV van Frankrijk een invasie van Engeland. Hij was van plan hierbij gebruik te maken van de Jacobieten in zijn strijd op het Engelse vasteland. Prins Charles Edward Stuart, de kleinzoon van de troonpretendent Jacobus Frans Stuart stond aan het hoofd van de Jacobieten. Tijdens de eerste veldslag, de Slag bij Prestonpans, op 21 september 1745  werd het regeringsleger verslagen. Men trok naar het zuiden op Londen in te nemen, maar door gebrek aan manschappen trokken ze zich terug naar Inverness om te overwinteren.


DE STRIJDENDE PARTIJEN BIJ CULLODEN.









Het Britse leger onder bevel van                                            Jacobieten en koninklijk Frans leger.
Willem van Cumberland.                                                        Bevelvoerder Karel Eduard Stuart.
Troepen sterkte: 8000 man.                                                    Troepen sterkte 7000 man.
Verlies: 50 doden en 259 gewonden.                                      Verlies tussen 1500 en 2000 doden en 
                                                                                                 gewonden.

De overheid had inmiddels een leger samengesteld onder leiding van de hertog van Cumberland. Dit leger trok achter de terugtrekken Jacobieten aan en in april 1746 kwam,en de twee legers in elkaars buurt in de regio Culloden.

Prins Charles koos voor het gevecht een stuk moeras en besloot een nachtelijke aanval uit te voeren. De eerste aanval mislukte en ze trokken zich terug in hun kampement. De volgende ochtend 16 april 1746 begon de eigenlijke slag en het leger van de Jacobieten liep vast in het moeras.
Uiteindelijk werden de Jacobieten volledig verslagen door het Britse leger en Cumberland liet alle vluchtelingen doden, wat hem de bijnaam opleverde 
'The Butcher' (De slachter).


Tegenwoordig is het slagveld in handen van de National Trust voor Schotland. Er staan meerdere gedenkstenen als herinnering aan de slachtoffers en hen die er begraven liggen. Op deze graven, vaak massagraven staan de namen van de Schotse clans vermeld.

DE REIS VAN DE HECTOR.


Nadat de Jacobieten van 'Bonnie Price Charlie'in deze bloedige veldslag waren verslagen door de Engelsen brak voor de Highlanders die de jacobitische zaak hadden gesteund een bittere periode aan. Voortdurend werden ze lastiggevallen, geplunderd, geterroriseerd en uitgehongerd door de Engelsen die op zoek waren naar de troonpretendent.
Ook het oude clansysteem werd vrijwel tot de grond toe afgebroken en veel hooglanders begonnen er over te denken ergens anders een nieuw leven te beginnen. Een dergelijk proces beslaat vele jaren, en in 1773 verscheen in de krant de Edinburgh Advertiser een advertentie die hoop, misschien de enige hoop, bood op een zware, maar waarschijnlijk vreedzamere en betere toekomst, te weten Nova Scotia.

Degenen die deze kans aangrepen om aan Schotland te ontsnappen, zouden mogelijk op hun besluit terugkomen als ze eigen ogen het vaartuig hadden gezien dat hen naar de overzijde van de Atlantische Oceaan moest brengen.
De Hector was toen al oud en was een koopvaardijschip van het Nederlandse type fluitschip met drie masten. Het schip had een laadvermogen van 200 ton, lengte over dek van 33,5 meter, breedte 6,7 meter en een diepgang van 3,5 meter. Een bemanning van 14 koppen en accommodatie voor 200 passagiers. Het hout begon reeds te verrotten en het was verder verre van schoon.
In een ruim van nog geen 30 meter lang, 6,7 meter breed en drie meter hoog moesten 200 mannen, vrouwen en kinderen op elkaar gepakt worden voor een reis die vele weken zou gaan duren.
De bemanning trachtte zo goed mogelijk de stroom passagiers in het ruim onder te brengen, waar de enige voorzieningen voor natuurlijke behoeften, ook bij zeeziekte, bestonden uit houten emmers, met zeildoek overtrokken. Voorzieningen om te drogen waren er evenmin: iemand die aan dek nat geworden was, moest zijn vochtige kleren aanhouden tot ze vanzelf opdroogden.
Het voeden van 200 passagiers op een schip met de afmetingen van de Hector bracht zijn eigen problemen mee. Iedere dag stelden de passagiers zich in een rij aan dek op, waar de stuurman een pint (0,568 liter) water afmat voor ieder volwassene, maar kinderen kregen minder. Dit water moest in alle behoeften voorzien. Elke week kreeg iedere volwassene 1,4 kg gezouten rundvlees, 1,4 kg brood en 1,8 kg havermout. Goede opslag en bewaking van het voedsel was noodzakelijk om het enigszins goed te houden en diefstal ervan te voorkomen.

EEN TRAGISCHE  ZEEREIS.

Aangenomen wordt dat de Hector Loch Broom aan de westkust van Schotland op 10 juli 1773 heeft verlaten en onder de omstandigheden aan boord was het niet verwonderlijk dat er gauw ziekten uitbraken aan boord.

Eerst was er een epidemie van dysenterie, maar erger nog was dat velen de symptomen vertoonden van pokken. Toen het dieplood grond van de Grand Banks bij Newfoundland boven bracht, dacht iedereen dat de reis nog maar een week of twee zou duren. Maar toen stak een noordwestelijke storm op die het schip tergdreef in de richting van Europa. Het duurde zes weken voordat de storm was uitgeraasd en het grootste deel van de tijd waren de ongelukkige emigranten veroordeeld tot het verblijf in het stinkende ruim en onder verschrikkelijke omstandigheden: er gingen mensen dood door de niet aflatende zeeziekte, door uitdroging en van uitputting. In de storm was het houtwerk van het schip gaan werken en hoe erger de storm werd, des te meer water hij door het vergane breeuwsel maakte. Zo werd de ellende van de in het ruim opgesloten passagiers nog verergerd door stank van het ruimwater dat zich had gemengd met het braaksel en de ontlasting die door de lekkende naden van het ruimdek waren gelekt.
Toen de storm was uitgeraasd en de zee rustiger werd, bevond het schip zich bijna weer bij Schotland en enkele passagiers wilden van boord gaan. Maar de kapitein was betaald om zijn menselijke vracht in Nova Scotia af te leveren en koerste opnieuw naar het westen.
Het brood dat zich aan boord bevond was bedorven door zeewater en het drinkwater schuimde, was groen van de algen en kon alleen gedronken worden als er wat azijn aan werd toegevoegd. Dorst was nu het grootste probleem van de passagiers, ook al omdat er nu alleen nog maar gezouten vlees was om te eten.
Vol goede hoop hadden de vluchtelingen emigranten in-spe halm mei huis en haard verlaten en nu was het september en hadden ze vier maanden in het spookachtige ruim van de Hector doorgebracht. 
Uiteindelijk zeilde het schip op 15 december over de zandbank voor het liefelijke haventje van Pictou.

ZIJ WERDEN NOOIT VERGETEN.

In Pictou wordt nog jaarlijks herdacht, dat met de Hector de eerste groep Schotten, later pioniers, zijn aangekomen.

(Tekening van de Hector.)

Het was Garry Bannerman, een rechtstreekse afstammeling van de enige MacDonald  die de reis van de Hector meemaakte, die begon aan de bouw van een reconstructie van het schip, dat nu in de haven van Pictou gemeerd ligt. 






Geen opmerkingen:

Een reactie posten