WELK GEBIED
IN KAART GEBRACHT
BEHOORT AAN WIE?
STRIJD OM HET NOORDWESTELIJKE AMERIKAANSE CONTINENT.
In de latere jaren 1780 waren de Britten en de Spanjaarden het oneens over het bezit van de nauwelijks in kaart gebrachte landen in het noordwesten van het Noord-Amerikaanse continent aan de Stille Oceaan.
Deze gebieden waren al bekend als rijke bronnen van de dierenhuiden die in Europa zo populair waren, zouden vrijwel zeker ook bronnen zijn van andere handelswaar en dus op termijn geschikt kunnen zijn voor kolonisatie. Het conflict was begonnen toen Spaanse schepen in 1789 de handelsposten van Britse bonthandelaren aan de Nootka-inham, in het huidige Brits-Columbia veroverden.
De Britten die dachten dat ze het conflict in hun voordeel zouden kennen beslechten, stuurden een expeditie onder leiding van kapitein-ter-zee George Vancouver, om het gebied te onderzoeken en hun claims verder kracht bij te zetten. Vancouver had onder James Cook gediend bij diens tweede en derde ontdekkingsreis. De taak van de Vancouver expeditie was niet alleen het gebied te onderzoeken en in kaart te brengen; even belangrijk was het bepalen van alle doorgangen en inhammen van de streek die mogelijk toegang zouden geven tot de westelijke ingang van de vermeende noordwestdoorgang tussen 30 graden en 60 graden noorderbreedte, tussen Kaap Mendocino en Cook Inlet, en vooral 'de vermeende Straten van Juan de Fuca'.
HMS DISCOVERY EN HMS CHATHAM.
(Replica van de Discovery bij zonsopkomst.)
De admiraliteit leverde voor de expeditie twee schepen, het HMS Discovery, dat was gekocht toen het als kolenschip werd gebouwd bij Randall and Brant in Rotherhithe en werd omgebouwd tot een driemastvolschip met een tonnage van 336 ton, lengte over alles van 29,3 meter, lengte op de waterlijn van 24,1 meter, breedte 8,6 meter en een diepgang van 3,73 meter. het schip werd uitgerust met tien 4-ponderkanonnen en tien draaibussen en had een bemanning van 100 koppen.
Het schip werd vernoemd naar het schip waarop Vancouver als adelborst had gevaren tijden James Cook laatste reis naar de Stille Oceaan. het tweede schip voor de expeditie was het HMS Chatham, gebouw in 1788 met een lengte van 24 meter.
De schepen verlieten Falmouth op 1 april 1791 en voeren via Tenerife (Canarische eilanden) edn Kaapstad (zuid-Afrika) naar Cape Chatham in Australië, waar ze op 28 september van dat jaar arriveerden. Vervolgens voeren ze voorbij Tasmanië en bereikten op 2 november Dusky Bay in Nieuw-Zeeland.
Voor de volgende etappe voeren de schepen meer noordwaarts zodat ze Tahiti bereikten en vroeg in maart 1792, de Sandwich-eilanden (Hawaï), waar in 1779 James Cook was gesneuveld.
Na twee weken op die eilanden te hebben doorgebracht zeilden de schepen in de richting van Noord-Amerika, waar ze op 17 april 1792 aankwamen bij Cape Cabrillo, iets ten noorden van de baai van San Francisco.
Hiervandaan legden de schepen een noordelijke koers aan langs de kust van Noord-Amerika, waar ze twaalf dagen later een Amerikaans schip ontmoeten, de Columbia Redivia, een met bont geladen koopvaarder en het eerste vaartuig dat men in acht maanden had gezien.
De schepen vervolgden hun weg naar de Straat Juan de Fuca en Dicovery Bay, ten oosten van Cape Flattery. Hier werden de vaartuigen opgeknapt en gekalefaterd, wat na de lange reis vanuit Engeland hard nodig was.
Vanuit Discovery Bay verkenden de Britse schepen de San Juan-eilanden en een grote baai die genoemd werd naar luitenant-ter-zee Peter Buget, sinds 25 november 1791 commandant van het HMS Chatham.
Hier troffen de Britten de brik Sutil en de schoener Mexicana, Spaanse schepen die bezig waren met exact dezelfde opdracht als zijzelf. De twee officieel in conflict verkerende partijen knoopten vriendschappelijke banden aan en wisselden gegevens uit.
In oktober richtte Vancouver de steven naar het zuiden en stuurde later de Chatham, die een geringere diepgang had, de Columbiarivier op om daarvan de uitlopers te onderzoeken. Zelf zeilde hij naar Yerba Buona, wat nu San Francisco is, om op 14 november het eerste niet Spaanse schip te worden dat de baai van San Francisco binnenvoer.
Nadat de twee Britse schepen weer bij elkaar waren gekomen, bleven ze aan de Noord-Amerikaanse westkust tot 15 januari van het volgende jaar, toen ze Mendocino verlieten om naar de Sandwich-eilanden te varen, die ze op 12 februari bereikten. De Chatham werd weer naar het noordoosten gestuurd, maar de Discovery bleef bij de eilanden om er er een ontdekkingstocht te ondernemen, te bemiddelen tussen twee lokale koningen en te proberen de autochtone bevolking over te halen het Britse protectoraat te aanvaarden. Vervolgens keerde de Discovery terug naar Nootka, waar het schip op 20 mei arriveerde, slechts een paar dagen nadat Puget op eigen houtje een verkenningstocht had ondernomen.
Tegen het einde van dit tweede seizoen had de expeditie 1950 zeemijlen van de kust tussen 29 graden 56 minuten noorderbreedte in kaart gebracht.
De schepen legden vervolgens een derde bezoek aan de Sandwich-eilanden af, waar Vancouver zijn kartering van alle belangrijke eilanden voltooide en koning Kamechameda zijn eilandenrijk formeel onder Brits protectoraat stelde.
Medio maart 1794 zeilde de schepen naar de Cook Inlet in Alaska, waar Vancouver in 1778 al eerder was geweest, maar beide schepen verloren elkaar uit het oog en kwamen pas op 6 mei weer bij elkaar. Voordat dit gebeurde bereikte de Discovery het eiland Chirikof bij Alaska en zeilde naar de Cook Inlet.
Na te hebben vastgesteld dat deze inham niet de monding van een rivier was, zeilde Vanvouver rond het schiereiland Kenai en bracht de Prince William Sound in kaart alvorens Yakutat Inlet te bereiken.
Tegen het einde van de zomer voltooiden de schepen hun karteringsonderzoek van het noordelijke deel van de Alexanderarchipel en zeilden terug naar Californië om op 2 december 1794 uiteindelijk Monterey te verlaten.
Via Maris Magdalena, de Cocoseilanden, de Galapagoseilanden en Valparaiso in Chili, voeren de twee Britse schepen rond de zuidelijke punt van Zuid-Amerika de Atlantische Oceaan binnen en bereikten op 3 juli 1795 Sint Helena.
Bij aankomst te Sint Helena vernam Vancouver dat Groot Brittannië zich had gemengd in de oorlog rond de Franse Revolutie (1792-1800) en dat deze context de Nederlanden tot de Britse vijanden behoorden. Daarom veroverde de Dicovery de Nederlandse Oost-Indiëvaarder Madagaskar, die vanuit Kaapstad was vertrokken zonder van het laatste nieuws op de hoogte te zijn.
Hoewel Vancouver had gehoopt dat zijn reis voor eens en altijd had aangetoond dat een noordwestdoorgang niet bestond en een bevaarbare toegang naar de binnenwateren van het Noord-Amerikaanse continent al evenmin, ging de zoektocht later toch door.
Gedurende de vijf jaren dat de Discovery onderweg was geweest, waren slechts zes bemanningsleden van het schip overleden door ongelukken; niemand stierf aan scheurbuik of geweld. Van de Chatham waren bij thuiskomst alle opvarenden nog in leven.
(Discovery aks gevangenenschip in Deptford.)
De Discovery werd omgebouwd tot bombardeerschip in 1799 en deed onder bevel van commandant John Dick mee aan de Slag om Kopenhagen in 1801.
In 1807 werd het schip omgebouwd tot hospitaalschip te Sheerness en bleef dat tot 1815.
In 1818 werd de Discovery verplaatst naar Deptford, waar het weer werd omgebouwd tot een gevangenenschip en behield deze functie tot 1831. Veel van deze gevangenen zouden later getransporteerd worden naar Botany Bay in Australië.
In 1834 werd het schip uiteindelijk gesloopt.
Voor de volgende etappe voeren de schepen meer noordwaarts zodat ze Tahiti bereikten en vroeg in maart 1792, de Sandwich-eilanden (Hawaï), waar in 1779 James Cook was gesneuveld.
Na twee weken op die eilanden te hebben doorgebracht zeilden de schepen in de richting van Noord-Amerika, waar ze op 17 april 1792 aankwamen bij Cape Cabrillo, iets ten noorden van de baai van San Francisco.
Hiervandaan legden de schepen een noordelijke koers aan langs de kust van Noord-Amerika, waar ze twaalf dagen later een Amerikaans schip ontmoeten, de Columbia Redivia, een met bont geladen koopvaarder en het eerste vaartuig dat men in acht maanden had gezien.
De schepen vervolgden hun weg naar de Straat Juan de Fuca en Dicovery Bay, ten oosten van Cape Flattery. Hier werden de vaartuigen opgeknapt en gekalefaterd, wat na de lange reis vanuit Engeland hard nodig was.
Vanuit Discovery Bay verkenden de Britse schepen de San Juan-eilanden en een grote baai die genoemd werd naar luitenant-ter-zee Peter Buget, sinds 25 november 1791 commandant van het HMS Chatham.
Hier troffen de Britten de brik Sutil en de schoener Mexicana, Spaanse schepen die bezig waren met exact dezelfde opdracht als zijzelf. De twee officieel in conflict verkerende partijen knoopten vriendschappelijke banden aan en wisselden gegevens uit.
In oktober richtte Vancouver de steven naar het zuiden en stuurde later de Chatham, die een geringere diepgang had, de Columbiarivier op om daarvan de uitlopers te onderzoeken. Zelf zeilde hij naar Yerba Buona, wat nu San Francisco is, om op 14 november het eerste niet Spaanse schip te worden dat de baai van San Francisco binnenvoer.
Nadat de twee Britse schepen weer bij elkaar waren gekomen, bleven ze aan de Noord-Amerikaanse westkust tot 15 januari van het volgende jaar, toen ze Mendocino verlieten om naar de Sandwich-eilanden te varen, die ze op 12 februari bereikten. De Chatham werd weer naar het noordoosten gestuurd, maar de Discovery bleef bij de eilanden om er er een ontdekkingstocht te ondernemen, te bemiddelen tussen twee lokale koningen en te proberen de autochtone bevolking over te halen het Britse protectoraat te aanvaarden. Vervolgens keerde de Discovery terug naar Nootka, waar het schip op 20 mei arriveerde, slechts een paar dagen nadat Puget op eigen houtje een verkenningstocht had ondernomen.
Tegen het einde van dit tweede seizoen had de expeditie 1950 zeemijlen van de kust tussen 29 graden 56 minuten noorderbreedte in kaart gebracht.
De schepen legden vervolgens een derde bezoek aan de Sandwich-eilanden af, waar Vancouver zijn kartering van alle belangrijke eilanden voltooide en koning Kamechameda zijn eilandenrijk formeel onder Brits protectoraat stelde.
Medio maart 1794 zeilde de schepen naar de Cook Inlet in Alaska, waar Vancouver in 1778 al eerder was geweest, maar beide schepen verloren elkaar uit het oog en kwamen pas op 6 mei weer bij elkaar. Voordat dit gebeurde bereikte de Discovery het eiland Chirikof bij Alaska en zeilde naar de Cook Inlet.
Na te hebben vastgesteld dat deze inham niet de monding van een rivier was, zeilde Vanvouver rond het schiereiland Kenai en bracht de Prince William Sound in kaart alvorens Yakutat Inlet te bereiken.
Tegen het einde van de zomer voltooiden de schepen hun karteringsonderzoek van het noordelijke deel van de Alexanderarchipel en zeilden terug naar Californië om op 2 december 1794 uiteindelijk Monterey te verlaten.
Via Maris Magdalena, de Cocoseilanden, de Galapagoseilanden en Valparaiso in Chili, voeren de twee Britse schepen rond de zuidelijke punt van Zuid-Amerika de Atlantische Oceaan binnen en bereikten op 3 juli 1795 Sint Helena.
Bij aankomst te Sint Helena vernam Vancouver dat Groot Brittannië zich had gemengd in de oorlog rond de Franse Revolutie (1792-1800) en dat deze context de Nederlanden tot de Britse vijanden behoorden. Daarom veroverde de Dicovery de Nederlandse Oost-Indiëvaarder Madagaskar, die vanuit Kaapstad was vertrokken zonder van het laatste nieuws op de hoogte te zijn.
Hoewel Vancouver had gehoopt dat zijn reis voor eens en altijd had aangetoond dat een noordwestdoorgang niet bestond en een bevaarbare toegang naar de binnenwateren van het Noord-Amerikaanse continent al evenmin, ging de zoektocht later toch door.
Gedurende de vijf jaren dat de Discovery onderweg was geweest, waren slechts zes bemanningsleden van het schip overleden door ongelukken; niemand stierf aan scheurbuik of geweld. Van de Chatham waren bij thuiskomst alle opvarenden nog in leven.
(Discovery aks gevangenenschip in Deptford.)
De Discovery werd omgebouwd tot bombardeerschip in 1799 en deed onder bevel van commandant John Dick mee aan de Slag om Kopenhagen in 1801.
In 1807 werd het schip omgebouwd tot hospitaalschip te Sheerness en bleef dat tot 1815.
In 1818 werd de Discovery verplaatst naar Deptford, waar het weer werd omgebouwd tot een gevangenenschip en behield deze functie tot 1831. Veel van deze gevangenen zouden later getransporteerd worden naar Botany Bay in Australië.
In 1834 werd het schip uiteindelijk gesloopt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten