EEN VAN DE LAATSTE
EXTREEM SNELLE ZEILSCHEPEN.
SNOW SQUALL.
De Snow Squall (sneeuwbui) was een in 1851 door Cornelis Butler in Cape Elizabeth in de staat Maine, gebouwde klipper die na haar 'maidentrip' naar New York werd gekocht door Charles R. Green.
Zijn hele zeevarende leven zou de Snow Squall in diens bezit blijven en ingezet worden voor de reizen tussen de Verenigde Staten en China, op de uitreis steeds algemene lading en passagiers en daarna kostbare goederen als zijde en thee mee terugnemend.
De Snow Squall van een driemast-
volschip van het type 'Extreme clipper', met een tonnage van 742 ton, lengte tussen de stevens van 47,85 meter, breedte 9,75 meter en een diepgang van 5,6 meter.
Bij drie gelegenheden zeilde de Snow Squall eerst zuid- en vervolgens westwaarts om Kaap Hoorn te ronden, maar alle andere keren was de koers eerst zuid en dan oost om Kaap de Goede Hoop te varen, waarna dikwijls eerst Australische havens werden aangelopen.
De Snow Squall was een 'extreme clipper', oftewel een pure snelheid gebouwd vaartuig voor uiterst kostbare lading die niet laadruimte in beslag nam.
Bij de tewaterlating werd het volschip omschreven als 'zeer scherp aan de boeg, met een zuinige, maar fraai verlopende zeeg... zijn forse breedte zal een goede lading doorstaan, maar tegelijkertijd kan het niet anders dan een snelle zeiler zijn'.
(De Snow Squall , voor de wind zeilend met de lijzeilen bijgezet.)
Dat de Snow Squall een 'snelle zeiler' was, werd nooit beter bewezen dan toen zij in 1863 de reis van Penang aan de westkust van het Maleisische schiereiland naar New York in slecht 94 dagen aflegde.
(De CSS Tuscaloosa een kaperbark van de Geconfedereerde Staten.)
Op 28 juli 1863 kwam het schip in de buurt van de CSS Tuscaloosa die bij wijze van krijgslist, de vlag van de Noordelijken in top had om, langszij gekomen, zijn eigenlijke bedoeling als kaper bekend te maken en het vuur te openen.
kapitein Dillingham draaide zijn schip scherp aan de wind en ging ervandoor, nagejaagd door de Tuscaloosa die de achtervolging vier uur later moest opgeven.
Op haar volgende reis zeilde de Snow Squall van New York naar San Francisco, maar zij kwam op 24 februari 1864 ten oosten van Kaap Hoorn in de Straat Le Maire in een windstilte terecht en raakte door de drift bij Tierra de Fuego aan de grond. Met een zwaar beschadigd, water makend onderwaterschip besloot de kapitein rechtsomkeert te maken en de Snow Squall naar Stanley op de Falkland-eilanden te varen, waar het schip werd achtergelaten.
Het schip werd opgenomen in de provisorische steiger die de Flakland Islands Company aan het bouwen was. De tijdelijke steiger, die uiteindelijke een lang leven beschoren was, omvatte nog twee andere schepen, de Egeria en de William Shand.
In de loop van de volgende 122 jaar werd de romp van de Snoe Squall gevuld met ballaststenen, doorboord voor het heien van palen en vrijwel dagelijks genadeloos gebeukt door de elementen die op die breedte in de Zuid-Atlantische Oceaan gewoon zijn.
(Resten van het voorschip van de Snow Squall.)
Op een dag in de vroege jaren 1980 begon archeoloog Fred Yalouris van de universiteit van Harvard echter aan het Snow Squall Project om van de laatste 'nog bestaande' Amerikaanse klipper nog te reden wat er nog te redden viel.
De eerste van zijn vijf bezoeken ter documentatie van de boeg vond plaats in 1982. net twee weken voordat de Argentijnse tropen de Britse kolonie binnenvielen.
Vier jaar later, geruime tijd na de Britse herovering, werd een groot deel van de boeg losgezaagd en naar het Spring Point Museum in South Portland, het vroegere Cape Elizabeth, over gebracht en later maar het Maine Maritime Museum in Bath, Maine.
Met behulp van oude scheepstekeningen en scheepsresten van de Snow Squall, is men begonnen met de wederopbouw van de romp van het schip, een stuk van de Amerikaanse 'extreme clipper' geschiedenis.
Zijn hele zeevarende leven zou de Snow Squall in diens bezit blijven en ingezet worden voor de reizen tussen de Verenigde Staten en China, op de uitreis steeds algemene lading en passagiers en daarna kostbare goederen als zijde en thee mee terugnemend.
De Snow Squall van een driemast-
volschip van het type 'Extreme clipper', met een tonnage van 742 ton, lengte tussen de stevens van 47,85 meter, breedte 9,75 meter en een diepgang van 5,6 meter.
Bij drie gelegenheden zeilde de Snow Squall eerst zuid- en vervolgens westwaarts om Kaap Hoorn te ronden, maar alle andere keren was de koers eerst zuid en dan oost om Kaap de Goede Hoop te varen, waarna dikwijls eerst Australische havens werden aangelopen.
De Snow Squall was een 'extreme clipper', oftewel een pure snelheid gebouwd vaartuig voor uiterst kostbare lading die niet laadruimte in beslag nam.
Bij de tewaterlating werd het volschip omschreven als 'zeer scherp aan de boeg, met een zuinige, maar fraai verlopende zeeg... zijn forse breedte zal een goede lading doorstaan, maar tegelijkertijd kan het niet anders dan een snelle zeiler zijn'.
(De Snow Squall , voor de wind zeilend met de lijzeilen bijgezet.)
Dat de Snow Squall een 'snelle zeiler' was, werd nooit beter bewezen dan toen zij in 1863 de reis van Penang aan de westkust van het Maleisische schiereiland naar New York in slecht 94 dagen aflegde.
(De CSS Tuscaloosa een kaperbark van de Geconfedereerde Staten.)
Op 28 juli 1863 kwam het schip in de buurt van de CSS Tuscaloosa die bij wijze van krijgslist, de vlag van de Noordelijken in top had om, langszij gekomen, zijn eigenlijke bedoeling als kaper bekend te maken en het vuur te openen.
kapitein Dillingham draaide zijn schip scherp aan de wind en ging ervandoor, nagejaagd door de Tuscaloosa die de achtervolging vier uur later moest opgeven.
Op haar volgende reis zeilde de Snow Squall van New York naar San Francisco, maar zij kwam op 24 februari 1864 ten oosten van Kaap Hoorn in de Straat Le Maire in een windstilte terecht en raakte door de drift bij Tierra de Fuego aan de grond. Met een zwaar beschadigd, water makend onderwaterschip besloot de kapitein rechtsomkeert te maken en de Snow Squall naar Stanley op de Falkland-eilanden te varen, waar het schip werd achtergelaten.
Het schip werd opgenomen in de provisorische steiger die de Flakland Islands Company aan het bouwen was. De tijdelijke steiger, die uiteindelijke een lang leven beschoren was, omvatte nog twee andere schepen, de Egeria en de William Shand.
In de loop van de volgende 122 jaar werd de romp van de Snoe Squall gevuld met ballaststenen, doorboord voor het heien van palen en vrijwel dagelijks genadeloos gebeukt door de elementen die op die breedte in de Zuid-Atlantische Oceaan gewoon zijn.
(Resten van het voorschip van de Snow Squall.)
Op een dag in de vroege jaren 1980 begon archeoloog Fred Yalouris van de universiteit van Harvard echter aan het Snow Squall Project om van de laatste 'nog bestaande' Amerikaanse klipper nog te reden wat er nog te redden viel.
De eerste van zijn vijf bezoeken ter documentatie van de boeg vond plaats in 1982. net twee weken voordat de Argentijnse tropen de Britse kolonie binnenvielen.
Vier jaar later, geruime tijd na de Britse herovering, werd een groot deel van de boeg losgezaagd en naar het Spring Point Museum in South Portland, het vroegere Cape Elizabeth, over gebracht en later maar het Maine Maritime Museum in Bath, Maine.
Met behulp van oude scheepstekeningen en scheepsresten van de Snow Squall, is men begonnen met de wederopbouw van de romp van het schip, een stuk van de Amerikaanse 'extreme clipper' geschiedenis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten