EEN VERZAMELNAAM VOOR
DEZELFDE VRUCHTEN UIT
DE WEST-INDIES.
CUSTARD APPEL.
De custardappel ook wel ossenhart genaamd, Latijnse naam Annoma reticulata, groeit aan een boom die een hoogte van tien meter kan bereiken, maar in feite maar smalle bomen zijn. Het is een bladverliezende boom in droge tijden.
De boom heeft haar oorsprong van nature op de Caraïben in Midden-Amerika.
In de Oude Wereld treft men deze boom weinig aan en is pas bij het ontdekken van de Nieuwe Wereld bekend geworden.
Ook deze boom is vermoedelijk door de Spaanse kolonialisten naar het Verre Oosten gebracht.
Opvallend is dat deze boom goed groeit op het droge schiereiland van Bali, Bukit Badung, waar het fruit rijp is in de maand september.
De naam "custardappel" is een feite een verzamelnaam voor de verschillende soorten van deze vrucht, die ook ieder een eigen schilkleur hebben.
De afwisselend geplaatste bladeren tot een grote van 20 bij 5 centimeter grote, staan verspreid en zijn lancetvormig en gespitst, leerachtig met een zwakke glans en hebben een gave rand en zij n kaal.
De bloemen groeien in hangende trossen van twee tot tien stuks.
De vruchten zijn appel of hartvormig en bij de steel ingedeukt.
De vrucht wordt tot 8 tot 13 bij 8 tot 16 centimeter groot.
De een millimeter dikke schil is hard en hobbelig en glanzend, rijp zachter, goudgeel of oranjerood van kleur, vaak met zwartbruine vlekken.
Op de markt ziet men vaak overrijpe, lelijke bruine vruchten die als handfruit het lekkerst zijn.
Rijp is het witte vruchtvlees melig, fijnkorrelig pappig, weinig sappig en aromatisch-zoetzuur van smaak.
Aangesneden vruchten worden snel bruin.
De vrucht bevat veel zaden met een grote van 1,2 centimeter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten