MALTA, MYSTRIEUS VERLEDEN. (4)
DE EERSTE BEWONERS.
De eerste bewoners van Malta waren boeren. De oudste voorwerpen uit de Jonge Steentijd zijn 5000 voor Christus gemaakt. Veel aardewerk dat nu uit de opgravingen tevoorschijn komt, is bij religieuze ceremonies geofferd en/of meegegeven aan de overledene in het graf. Hoewel er nog geen pottenbakkerswiel beschikbaar was, is het vaatwerk vaak sierlijk van vorm. Naast afbeeldingen van mensen en dieren komen abstracte geometrische motieven, zoals spiralen, vaak voor als versieringsmotief.
Vanaf 4000 voor Christus treffen we afbeeldingen aan van gestileerde mensfiguren in rotsgraven. Vanaf deze tijd verlaten de bewoners de grotten en vestigen zich in kleine dorpjes.
Alledaagse materialen zoals schelpen, botten, tanden en steen werden gebruikt voor de vervaardiging van halskettingen, amuletten en hangers.
De belangrijkste archeologische vondsten te Skorba bestaan uit aardewerk en zeer schematisch weergegeven beeldjes van vrouwenfiguren uit een vroegere periode, van 4500 - 4100 voor Christus. De vorm en ook de versiering van het aardewerk laten zien dat de kunst van het pottenbakken samenhangt met de opkomst en de verspreiding van het boerenbedrijf.
Het vaatwerk werd namelijk vooral gemaakt voor het verwerken, bewaren en vervoeren van voedsel.
CYCLISCH WERELDBEELD.
Er zijn theorieën dat er in prehistorisch Malta een cyclisch wereldbeeld bestond dat het leven beheerste. Dat wil zeggen: zaden komen in de grond en brengen planten voort met nieuwe zaden.
De oude planten sterven, maar er komen weer nieuwe planten enzovoort enzovoort.
Wellicht gold dit ook voor mensen. Beeldjes van slapende vrouwen wekken de suggestie dat zwangere vrouwen wellicht kortere tijd tussen de graven van de doden doorbrachten, zodat de zielen van de gestorvenen de gelegenheid hadden weer te gaan wonen in een lichaam.
MALTA IN DE BRONSTIJD.
Rond 2500 voor Christus kwam er een einde aan de Tempel Periode. Een steriele laag zand in de tempels wijst er op dat er vervolgens ongeveer 500 jaar geen bewoning meer was.
Rond 2000 voor Christus arriveerde een nieuw volk dat sommige tempels als woonplaats hergebruikten.
Het volk was duidelijk krijslustiger dan de vorige bewoners: hun nederzettingen waren versterkt en zij gebruikten metalen bijlkoppen, pijlpunten en dolken.
Het volk was duidelijk krijslustiger dan de vorige bewoners: hun nederzettingen waren versterkt en zij gebruikten metalen bijlkoppen, pijlpunten en dolken.
Deze mensen cremeerden hun doden en begroeven de resten met verschillende 'bijgaven' onder andere bij het oude tempelcomplex.
Deze periode van de Bronstijd wordt daarom de Tarxien Cemetery Fase genoemd en moet onderscheiden worden van de veel oudere , tot de Steentijd behorende , Tarxien Fase waarin de grote tempelcomplexen werden gebouwd.
(Bronstijd mokken, aardewerk, herkomst: Tarxien Bronstijd, Tarxien Cementry Fase, ca. 2500 -1500 v. Chr.)
Er is een volledige breuk tussen de aardewerktraditie van de Tarxien Fase van de Neolithische Tempel periode en de daarop volgende Bronstijd Tarxien Cementry Fase.
Het is niet voor te stellen dat beide soorten aardewerk gemaakt kunnen zijn door de zelfde pottenbakkers. het lichaam en de oren van deze twee mokken zijn op een vreemde manier tot een dubbel vat samengevoegd.
Dit is er slechts een van de ongewone vaatwerkvormen uit deze periode.
De maatschappij van de Tarxien Cementry Fase was meer op het individu gericht. In plaats van de grote tempels die een uiting waren van het gemeenschappelijke religieuze gevoel, kwam nu een kleiner monument in zwang, de dolmen.
Er zijn kleine mensfiguren gevonden van hetzelfde aardewerk als gebruikt werd voor de asurnen. Deze figuren werden kennelijk bij begrafenisrituelen gebruikt.
Een van de vier schijfvormige figuurtjes van aardewerk die zijn gevonden in de begraafplaats van Tarxien. Hoewel zij nauwelijks menselijke vormen hebben, lijken zij door de op voeten lijkende basis een zittende figuur voor te stellen. De geometrische versiering is dezelfde als die van het aardewerk uit die tijd.
( Zittend vrouwelijk figuurtje met hoed. Aardewerk, hoogte 22 cm, herkomst: Tarxien Bronstijd, Tarxien Cementry Fase ca. 2500 - 1500 v. Chr.)
Zij bestaan uit een schijf met twee benen. De meeste hebben geen hoofd, maar alleen een uitsteeksel. Sommige hebben wel een hoofd met een ingewikkelde haardracht of hoed.
Net als de andere schijfvormige figuren, is dit beeldje van klei gevonden in de begraafplaats van Tarxien. De stijl wijkt echter af van die van de andere Bronstijd-
figuren. Dit exemplaar is natuurgetrouwer, duidelijk vrouwelijk en draagt onmiskenbaar een grote hoed.
Het roodachtige aardewerk is fraai van vorm en versierd met ingewikkelde geometrische motieven.
Rond 1500 v. Chr. breekt een volgende periode van de bronstijd aan. het oranjerode aardewerk van deze Borg in-Nadur Fase (1500 -900 v. Chr.) wordt opgegraven gevonden samen met Myceens aardewerk uit Griekenland, waardoor deze periode goed gedateerd kan worden.
In de Bahrija Fase van 900 - 750 v. Chr. maakte men grijs aardewerk dat versierd werd met geometrische motieven zoals de meander.
Vanaf de twaalfde eeuw was de Johannieter Orde van groot belang voor Malta. Het waren nobele ridders die door hun rijkdom een stempel drukten op de geschiedenis van het culturele leven op Malta.
De 8e eeuw voor Christus wordt beschouwd als eind van de prehistorische periode op Malta.
Andere volken komen naar Malta, Dat zijn onder meer de Phoeniciërs die Malta als een toevluchthaven beschouwen bij de tochten van Afrika naar Sicilië of verder weggelegen delen van de westelijke Middellandse Zeegebied. Het alfabet en dus teksten betekenen het eind van de prehistorie.
Vondsten zoals sieraden uit diverse culturen en Egyptische scarabeeën tonen aan dat Malta in die tijd een belangrijk handelsknooppunt was.
De Phoeniciërs gaven het eiland de naam "Malat", dat ankerplaats betekent. Vanaf het eind van de derde eeuw voor Christus heersen de Romeinen over Malta. In deze periode was de vruchtbaarheid van het eiland bekend. Ovidius schreef al over 'fertilis est Melite'! Matla werd door de Romeinen Melita genoemd ofwel honingeiland.
Op het eiland werd een vlootbasis aangelegd en de Romeinen beschouwden Malta als een bondgenoot.
het Christendom deed zijn intrede met de apostel Paulus die in het jaar 59 schipbreuk leed voor het eiland en vervolgens enkele maanden op het eiland verbleef.
Na de Romeinse tijd viel het eiland onder het Byzantijnse rijk en vanaf de 9e eeuw was het Arabisch.
Uit die tijd stammen de vele Arabische woorden in het Maltees.
Na de Noormannen kwam het eiland in handen van de Hohenstaufen onder Frederik II, vervolgens de Fransen en de Spanjaarden en nog vele andere overheersers.
Vanaf de twaalfde eeuw was de Johannieter Orde van groot belang voor Malta. Het waren nobele ridders die door hun rijkdom een stempel drukten op de geschiedenis van het culturele leven op Malta.
het kruis in de vlag van Malta verwijst naar deze kruisridders.
In 1814 werd het eiland een Britse kroonkolonie bestuurd door een gouverneur.
In 1964 werd Malta onafhankelijk als republiek Malta, en trad het toe tot de Raad van Europa.