HET SCHEEPSTYPE SPIEGELSCHIP. (DEEL-2)
Onder de boegspriet steekt uit de voorsteven het 'galjoen' (10). Het is het verstevigde uitgestoken gedeelte aan de boeg van het schip, wat meestal is voorzien van een prachtig ornament, een boegbeeld.
Het bepaalde het karakteristieke voor aanzicht van een Oostindiëvaarder, maar ook van vele andere zeilschepen.
Het galjoen dateert uit de 16e eeuw toen men met het verhogen van de bak (9) met meerdere verdiepingen, maar niet met het deel dat boven de voorsteven naar buiten stak, begon.
Het galjoen van de 16e eeuwse schepen ligt bijna horizontaal en steekt ver boven het water uit. De stevenknie of de scheg moest zwaarder worden om de opbouw te dragen en verlengd, zodat het deel voor de bak tot 1/5e tot 1/6e van de scheepslengte bedroeg.
Bovenop de scheg werd een onderlegger geplaatst die over de scheg heen stak om het scheg- of boegbeeld te dragen.
( Een galjoen is ook een viermast zeilschip dat ongeveer rond de 16e eeuw in Spanje werd gebouwd.)
Aan de achterzijde van het schip is een verhoogd gedeelte, de kampanje of te wel het kasteel.
De kampanje strekt zich uit van de bezaansmast (14) tot het 'hek', de achterzijde van het schip.
Onder het bovenkampanjedek (8) zijn de verblijven van de gezagvoerder en de officieren gevestigd.
Ten tijde van de VOC ook het verblijf van de koopman van de VOC in de kajuit (6).
Het bovenkampanjedek deed dienst als uitkijk- en commandopost van de dienst doende officier van de wacht.
Het bovenkampanjedek loopt over in het half- of kampanjedek (7), wat in de tropen werd afgeschermd met een zeildoek tegen de zon.
Het schip werd bestuurd vanaf de stuurplecht (5). Dit gebeurde eerst met behulp van de 'kolderstok' en later met behulp van het 'stuurrad'.
Kolderstok (1) met helmstok (2) en roer (3).
op linker tekening.
De kolderstok, ook kalder of kanterstok kwam doordat er meerdere verdiepingen op het schip werden gebouwd en de roerganger welke de helmstok bediende onderdeks kwam te staan.
Ten einde hem op een hoger dek te kunnen plaatsen met het zicht op de zeilen, werd op de kop van de helmstok, verticaal en draaibaar, een kolderstok aangebracht. Deze stak verschuifbaar door een gat, dat was geboord in een in het bovenliggende verdek bevestigde draaibare klos of bril.
Door de kloderstok op zijn draaipunt - de bril - naar stuurboord te drukken, bewoog de helmstok zich naar bakboord en het roer naar stuurboord.
De uitslag van een op deze wijze bediend roer was niet groter dan 5 à 10 graden uit de midscheeps, zodat de besturing ook van de zeilvoering afhing.
Met de kolderstok kon slechts worden bijgestuurd. Uiteindelijk werd deze vervangen door het stuurrad.
Op deze tekening een vroegere uitvoering van een stuurrad op de helmstok, een inrichting ontstaan uit de oorspronkelijke directe bediening van de helmstok.
Aan het stuurrad zat een trommel bevestigd welke samen op een balk stonden welke op de helmstok van het roer was bevestigd. op deze trommel kon men door het draaien aan het stuurrad touwen oprollen of afvieren
welke met vaste blokken van de stuurrepen in de zijden van het schip waren bevestigd. Een ander mogelijkheid was om het stuurrad met trommel vast aan het dek te plaatsen en het bewegende blok van van de stuurreep ( takelgestel) aan de helmstok te bevestigen.
Een probleem was dat er door de tijd speling door rek in de touwen begon te ontstaan en het aantal graden aan bakboord verschilde bij het aantal graden aan stuurboord bij het sturen. Later werd dit ondervangen door het gebruik van kettingen bij latere mechanische stuurinrichtingen..
Het bepaalde het karakteristieke voor aanzicht van een Oostindiëvaarder, maar ook van vele andere zeilschepen.
Het galjoen dateert uit de 16e eeuw toen men met het verhogen van de bak (9) met meerdere verdiepingen, maar niet met het deel dat boven de voorsteven naar buiten stak, begon.
Het galjoen van de 16e eeuwse schepen ligt bijna horizontaal en steekt ver boven het water uit. De stevenknie of de scheg moest zwaarder worden om de opbouw te dragen en verlengd, zodat het deel voor de bak tot 1/5e tot 1/6e van de scheepslengte bedroeg.
Bovenop de scheg werd een onderlegger geplaatst die over de scheg heen stak om het scheg- of boegbeeld te dragen.
( Een galjoen is ook een viermast zeilschip dat ongeveer rond de 16e eeuw in Spanje werd gebouwd.)
Aan de achterzijde van het schip is een verhoogd gedeelte, de kampanje of te wel het kasteel.
De kampanje strekt zich uit van de bezaansmast (14) tot het 'hek', de achterzijde van het schip.
Onder het bovenkampanjedek (8) zijn de verblijven van de gezagvoerder en de officieren gevestigd.
Ten tijde van de VOC ook het verblijf van de koopman van de VOC in de kajuit (6).
Het bovenkampanjedek deed dienst als uitkijk- en commandopost van de dienst doende officier van de wacht.
Het bovenkampanjedek loopt over in het half- of kampanjedek (7), wat in de tropen werd afgeschermd met een zeildoek tegen de zon.
Het schip werd bestuurd vanaf de stuurplecht (5). Dit gebeurde eerst met behulp van de 'kolderstok' en later met behulp van het 'stuurrad'.
Kolderstok (1) met helmstok (2) en roer (3).
op linker tekening.
De kolderstok, ook kalder of kanterstok kwam doordat er meerdere verdiepingen op het schip werden gebouwd en de roerganger welke de helmstok bediende onderdeks kwam te staan.
Ten einde hem op een hoger dek te kunnen plaatsen met het zicht op de zeilen, werd op de kop van de helmstok, verticaal en draaibaar, een kolderstok aangebracht. Deze stak verschuifbaar door een gat, dat was geboord in een in het bovenliggende verdek bevestigde draaibare klos of bril.
Door de kloderstok op zijn draaipunt - de bril - naar stuurboord te drukken, bewoog de helmstok zich naar bakboord en het roer naar stuurboord.
De uitslag van een op deze wijze bediend roer was niet groter dan 5 à 10 graden uit de midscheeps, zodat de besturing ook van de zeilvoering afhing.
Met de kolderstok kon slechts worden bijgestuurd. Uiteindelijk werd deze vervangen door het stuurrad.
Op deze tekening een vroegere uitvoering van een stuurrad op de helmstok, een inrichting ontstaan uit de oorspronkelijke directe bediening van de helmstok.
Aan het stuurrad zat een trommel bevestigd welke samen op een balk stonden welke op de helmstok van het roer was bevestigd. op deze trommel kon men door het draaien aan het stuurrad touwen oprollen of afvieren
welke met vaste blokken van de stuurrepen in de zijden van het schip waren bevestigd. Een ander mogelijkheid was om het stuurrad met trommel vast aan het dek te plaatsen en het bewegende blok van van de stuurreep ( takelgestel) aan de helmstok te bevestigen.
Een probleem was dat er door de tijd speling door rek in de touwen begon te ontstaan en het aantal graden aan bakboord verschilde bij het aantal graden aan stuurboord bij het sturen. Later werd dit ondervangen door het gebruik van kettingen bij latere mechanische stuurinrichtingen..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten