woensdag 29 maart 2017

DATUMGRENS. WAT IS DAT?

BIJ OVERSCHRIJDEN 

DE KLOK 24 UUR 

VOOR- OF ACHTERUIT.



DATUMGRENS.

Datumgrens, ook tijdlijn, is een internationaal vastgestelde lijn over de aardbol, ongeveer samenvallend met de meridiaan van 180 graden.
Bij het overschrijden daarvan dient de datum een dag te verspringen: een oostgaande reiziger telt een dag dubbel, een westgaande reiziger slaat een dag over.


             (Het verloop van de internationale datumgrens voor 31-12-2011.) 

De datumgrens loopt niet overal precies langs de meridiaan van 180 graden. omdat op historische gronden sommige eilandengroepen en gebieden tot het ene of het andere datumgebied zijn blijven behoren.
Als men zich om de west verplaatst ten opzichte van de meridiaan van Greenwich, de nul meridiaan, zal het steeds vroeger worden en wel 1 uur per 15 graden.
Op 180 graden westerlengte zal het dus 12 uur vroeger zijn dan in Greenwich.
Bij verplaatsing om de oost zal het evenwel per 15 graden steeds een uur later worden ten opzichte van Greenwich. Op 180 graden oosterlengte is dit verschil 12 uur geworden.
Aangezien de meridianen van 180 graden west en 180 graden oost dezelfde zijn, zal het voor een oostgaande reiziger aldaar 12 uur later, voor een westgaande reiziger 12 uur vroeger dan te Greenwich zijn Dit verschil moet worden opgeheven door aldaar een dag dubbel te tellen (oostgaand) of over te slaan (westgaand).
In het verleden werd de datumgrens voornamelijk bepaald door de richting van waaruit het land werd ontdekt. Zo rekenen de Filipijnen, die door de Spanjaarden van het oosten uit ontdekt waren, een dag vroeger dan het Aziatische vasteland.
In 1844 werd dit verschil opgeheven door de 31e december van dat jaar over te slaan.


Tot 1995 liep de internationale datumgrens dwars door het eilandenrijk Kirbati en deelde het zodoende in twee tijdsdelen.
Dit gaf economisch vaak moeilijkheden en zodoende werd de lijn in het oosten rond de Line-eilanden getrokken en lag Kiribati geheel in één datum.

Door de ligging van de eilanden Samoa en Tokelau vlak ten oosten van de internationale datumgrens werd hier als laatste Nieuwjaar gevierd, namelijk om 12.00 Nederlandse tijd. Samoa besloot op 29 december 2011 over te stappen van de oostelijke naar de westelijke kant van de datumgrens en Tokelau volgde dit plan. Dit betekende dat er een dag werd overgeslagen. men liet de 30e december vervallen. Op 31-12-2011 ging hier dus de nieuwe tijd in.
Reden voor deze omschakeling was was het vergemakkelijk zakendoen met de handelspartners in Australië en Nieuw-Zeeland, die beide aan de andere zijde van de datumgrens liggen. Voor de overschakeling liep Samoa 21 uur achter op Sydney, na de overschakeling 3 uur voor. 


vrijdag 24 maart 2017

KASPISCHE ZEE. HOE EN WAT?

                

                HET GROOTSTE 

            ZOUTE BINNENMEER.


KASPISCHE ZEE.

De Kaspische Zee werd in de oudheid Mare Caspium of Mare Hercanium genoemd.
Het een binnenzee op de scheiding tussen Europa en Azië.
Deze binnenzee heeft een oppervlakte van 394.000 km², een lengte van noord tot zuid van 625 zeemijl en een breedte variërend tussen 110 en 185 zeemijl.
De zee is gelegen tussen ongeveer 47 en 37 graden noorderbreedte en op een gemiddelde lengte van 50 graden oosterlengte.De zee wordt omringt door de landen: Rusland, Kazakhstan, Turkmenistan. Iran en Azerbeidzjan.
Het zeeniveau ligt rond de 27 meter onder dat van de Zwarte Zee. 
De Kaspische Zee wordt gevoed door de rivieren de Wolga, de Oeral, de Terek en de Koera. Deze rivieren voeren per jaar 350 km³ zoetwater af naar de zee. De Wolga levert hiervan 80%. Er zijn geen uitstromende wateren uit de Kaspische Zee, daarom is het een endoreïsch bekken. De bodem van de zee is een deel van de noord-zuid lopende Aralo-Kaspische inzinking.
Volgens geologische onderzoekingen waren de Kaspische Zee en het ten oosten daarvan gelegen Aralmeer in het laatplioceen veel groter dan nu en zowel met elkaar als met de Zwarte Zee door zeearmen verbonden.


(Het steeds verder uitdrogende Aralmeer.)

De verandering van dit grote watergebied tot de tegenwoordige toestand is begonnen toen de Zwarte Zee bij de Bosporus doorbrak naar de Middellandse Zee; later toen een algemene verheffing van de gebieden bij de Kaspische Zee optrad, begon een uitdrogingsperiode, die nu nog voortduurt en waardoor ook de verbinding met het Aralmeer verdween.
Het noordelijke deel; van de Kaspische Zee is zeer ondiep; dit is ongeveer 1/3 van het totale oppervlak. Na 1928 daalde de waterspiegel meer dan 2,5 meter, waardoor het totale oppervlak met 35.000 km² verminderde.
Het noordelijke deel van de Kaspische Zee, waar een landklimaat heerst met koude winters, grenst aan de Kaspische laagvlakte, heeft lage en vlakke oevers en is nergens meer dan 27 meter diep, terwijl het water dicht bij de kust bijna geheel zoet is. het zuidelijke deel, waar een subtropische klimaat heerst, heeft grote gebieden met meer dan 200 meter diepte, terwijl de grootste diepte rond de 900 meter ligt.
Het water is hier zouter, vooral in de baaien aan de oostkust, waar in de bijna afgesloten Golf van Kara Bogas door de hitte van het steppe-klimaat veel water verdampt. Buiten de snelle verdamping van het water, speelt de geringe neerslag en de bouw van stuwdammen in de Wolga, mee aan het dalen van het waterpeil in de zee. Over het algemeen is echter het zoutgehalte geringer dan in open zeeën ten gevolge van het instromende zoete rivierwater..


De Kaspische zee kent geen eb en vloed.
De waterdiepte is het kleinst in maart en heeft een maximum in juni-juli; het verschil ie gemiddeld 40 cm. 
De kusten en de zeebodem zijn onderhevig aan verheffingen en inzinkingen. Over het algemeen zijn de oevers laag, zanderig en moerassig; in het zuidwesten door de uitlopers van de Kaukasus over een gedeelte hoog en bergachtig.
De zuidkust is door een smalle strook laagland van het Elbroez Gebergte gescheiden.
Aan de oostkust, behalve in het noorden, vormen uitlopers van het Oestjoert Plateau hier en daar steile oevers.
De meest opvallende kenbare punten aan de kust zijn Kaap Sjewtsjenko (oostkust) en het schiereiland Absjeron (westkust), dicht bij Bakoe. De Baai van Arachan (westkust) leidt naar de uitmonding van rivier de Terek en vandaar naar de stad Grozny.
De belangrijkste havenplaatsen zijn Astrakan, Goerjew, Krasnowodsk, Bakoe, Machtsjkala, terwijl Bandar Sjah aan de oostelijke zuidkust een Iraanse haven is  met spoorverbinding naar Teheran.


In de Baai van Kara Bogas worden aanzienlijke hoeveelheden glauberzout gewonnen.
Er zijn zelfs plannen voorgesteld om een dijk aan te leggen rond het zeer ondiepe noordelijke deel van deze baai om verdere uitdroging te voorkomen door het steeds zakkende waterpeil.

De scheepvaart in de Kaspische Zee is vrijwel uitsluitend in Russische handen en voor wat betreft is deze zee als een Russische binnenzee te beschouwen. De beperkte Iraanse scheepvaart heeft tot nu toe weinig te betekenen.
Werkzaamheden aan het bevaarbaar maken van de Wolga is een grote vooruitgang naar verbinding met het binnenland.



Vanaf Bakoe is er druk scheepvaartverkeer naar Asytrakan en verder. Het zakkende waterpeil geeft echter veel problemen, vooral voor de nog zeer belangrijke visserij in het noorden op vele soorten vis. het is merkwaardig dat, ook in de diepste gedeelten, geen stekelhuidige vis voorkomt.
Bij de noordkust is veel mosselcultuur.


De Kaspische Zee is rijk aan olievoorraden, wat door de economische belangen de vaststelling van de zeegrenzen tussen de verschillende landen vaak problemen geeft. 
De olievelden bij Bakoe in Azerbeidzjan zijn de oudste vindplaatsen voor de winning van aardolie en aardgas. Veel van deze velden liggen in zee en het Azeri-Chirag-Guneshli olieveld op 120 km ten oosten gelegen van Bakoe behoort tot de grootste van het land.
In het noorden van Kazachstan ligt het nog grotere veld Kashagan. De oliewinning vormt in deze gebieden een grote bedreiging voor het milieu.


De olie producerende velden zijn tegenwoordig door middel van pijpleidingen met elkaar verbonden.
Een grote pijpleiding loopt helemaal naar de Middellandse Zeekust van Turkije.



Dat aardolie een grote bron van inkomsten is voor Azerbeidzjan is zelfs weergegeven in het wapen van de stad Bakoe met drie gasvlammen boven een golvende zee met daaronder een zwarte band voor de aardolie.



woensdag 22 maart 2017

USS 'MERRIMACK' & USS 'MONITOR' (AMERIKAANSE BURGEROORLOG)

       USS 'MARRIMACK'

     VAN STOOMFREGAT 

                                          TOT PANTSERSCHIP.


USS 'MERRIMACK' (CSS 'VIRGINIA') 1855.


USS 'Merrimack'.
Tewaterlating: 15 juni 1855.
Werf: Boston Navy Yard.
Verbouwd: 20 februari 1856.
Ontmanteld: 16 februari 1860.
20 april 1861 verbrand en gezonken in dok.
Tonnage: 3200 ton.
Lengte: 84 meter.
Breedte: 11,7 meter.
Holte voor verbouwing: 7,3 meter.
Voortstuwing: zeil en stoommachine.
Snelheid: 12 knopen.
Bewapening: 14x8 inch, 2x10 inch en 24x9 inch kanonnen.
Na verbouwing: CSS 'Virginia'

De 'Marrimack' was een stoomfregat dat werd omgebouwd tot pantserschip en herdoopt in 'Virginia' gedurende de Amerikaanse Burger- oorlog (1861-1865). Het was het eerste van de zes schroevenfregatten en het tweede schip van de marine dat vernoemd werd naar de rivier de Marrimack.
Na enige reizen naar Europa werd het schip ontmanteld van 22 april 1857 voor reparaties.
Op 1 september 1857 werd ze wederom in gebruik genomen en werd op 17 oktober van dat jaar het vlaggenschip voor de Stille Oceaan Squadron. Na reizen op de Amerikaanse westkust ronde zij Kaap Hoorn en werd bij terugkeer in Norfolk op 16 februari ontmanteld.


De Confederatie had dringend behoefte aan schepen om de strijd aan de binden op zee tegen de Federale Staten.
Ze besloten het uitgebrande en gezonken schip de Merrimack, op de reeds ontruimde werf te Norfolk in Virginia, te redden en te herstellen.
Twee marine officieren van de Geconfedereerde Staten; J.M.Brooke en D.D.Porter stelden voor het schip te verbouwen tot een 'ironclad' of pantserschip.
De romp van het schip werd tot even boven de waterlijn afgebroken en er werd een 53 meter lang dekhuis op gebouwd, rechthoekig met afgeronde einden.
De zijden van deze bovenbouw stonden onder een hoek van 45 graden naar binnen, liepen tot 1/2 meter onder water door en werden gepantserd met twee lagen plaatijzer, samen 10 cm dik.
Deze hellende zijden waren bedoeld om de vijandelijke kogels te laten afketsen. Onder de boeg werd een ram aangebracht. De bewapening bestond uit veertig stuks geschut.
Het schip werd herdoopt met de naam  CSS 'Virginia', maar kreeg onder deze naam geen bekendheid.






                          (Ondergang van de 'Cumberland' door de USS 'Virginia'.)

Op 8 maart 1862 verliet het schip de werf, begeleid door twee kanonneerboten; het kwam in actie tegen drie federale fregatten, die de York- en James rivier blokkeerden: De 'Cumberland' van 40 stukken geschut, de 'Congress' van 40 stukken geschut, beide voor anker liggend, en het stoomfregat 'Minnesota'.
De 'Cumberland' werd door rammen tot zinken gebracht en de 'Congress' door artillerievuur tot overgave gedwongen; de te hulp snellende 'Minnesota' liep op een mijl afstand aan de grond.
Duisternis en vallend tij maakten een einde aan het gevecht.


's Nachts arriveerde de 'Monitor'van de federale Staten en de volgende dag vond op de Hampton Roads het treffen plaats tussen deze twee pantserschepen.
Na haar succes van de vorige dag, bleek de 'Merrimack' nu niet in staat de veel kleinere maar snellere en beter wendbare 'Monitor' te vernietigen. Na een hevig vuurgevecht eindigde de strijd onbetwist.
Op 11 mei 1862 werd het schip vernietigd.





      (Een afbeelding die duidelijk de verhouding tussen de beide pantserschepen weergeeft.)

USS 'MONITOR'.

EEN PANTSERSCHIP.




USS. 'Monitor'.
Besteld: 4 oktober 1861.
Werf: Continental Iron Works,
          Greenpoint, Long Island.
Tewaterlating: 30 januari 1862.
Operationeel: 25 februari 1862.
Lengte: 52 meter.
Breedte: 12,6 meter.
Waterverplaatsing 987 ton.
Snelheid:8 knopen.
Bewapening: 2x11 inch kanonnen in een draaikoepel.
Bemanning 58 koppen.
Gezonken in zware storm 31 december 1862 bij Kaap Hatteras.

De USS 'Monitor'is de naam van het pantserschip dat tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog door de Noordelijke Staten werd gebouwd naar ontwerp van de Zweeds-Amerikaan John Erricson.
het schip was het antwoord op de dreiging van de 'Merrimack', het gepantserde schip van de Geconfedereerde Staten.
In februari 1862 werd de 'Monitor'in dienst gesteld.


(De draaibare geschutskoepel van de 'Monitor'.)

De 'Monitor' was een vreemde verschijning want het grootste deel van het schip zat onder water. Ze had geen zeilen, geen zichtbare kanonnen en geen schoorsteen. Ze had iets weg van een omgekeerde po op een vlot.

Het schip werd direct naar Viginia gestuurd. Op 6 maart 1862 escorteerde ze de kruisers Uss 'Carrittuck' en USS 'Sachem' en de sleper 'Seth Low' naar Hampton Roads.
Het pantserschip arriveerde in de avond na de slag die de 'Merrimack had toegebracht aan de schepen die de York- en de James rivier blokkeerden.


De volgende ochtend vond het gevecht plaats met de 'Merrimack', dat als onbetwist zou eindigen na een gevecht van drie en half uur.
De zeer wendbare 'Monitor' kon gemakkelijk de schoten van de 'Merrimack' ontwijken, maar wist deze niet tot zinken te brengen.
De 'Merrimack' (Viginia) keerde terug naar de James rivier, de rest van de noordelijke vloot achterlatend. 





 De 'Monitor' (op de afbeelding met een schoorsteen welke ze niet bezat) verging in een zware storm
op zee 26 zeemijlen ten zuidoosten van Kaap Hatteras. het schip was niet ontworpen voor de vaart op de Atlantische Oceaan. Zestien opvarenden kwamen om het leven.
Het scheepswrak werd in 1973 teruggevonden. Schroef, de zware stoommachine en de geschutkoepel werden geborgen en zijn tentoongesteld in het Mariners Museum in Newport News, Viginia.




dinsdag 21 maart 2017

KLUIVER -BOOM EN -STAG.

             BENAMINGEN 

                   UIT DE 

               ZEILVAART.


KLUIVER.


(Voorzeilen van een tweemasttopzeilschoener.)
1. Jager.
2. Buitenkluiver.
3. Binnenkluiver.
4. Stagfok.


Een kluiver is een langsscheeps driehoekig voorzeil dat op de kluiverboom wordt uitgezet. op zeeschepen als stagzeil voor de eerste mast; op binnenschepen en andere kleinere vaartuigen het zeil dat voor de fok op de kluiverboom wordt bijgezet.
Kluivers worden in verscheidene afmetingen gebruikt naargelang van de weersomstandigheden.
Op grote schepen wordt de kluiver meestal bijgezet op een stengestag, waaraan hij bevestigd is door middel van leuvers. Op kleine schepen wordt hij doorgaans vliegend gevoerd, dat wil zeggen niet aan een stag bevestigd.


(Voorzeilen van een viermast-volschip.)
1. Jager.
2. Buitenkluiver.
3. Binnenkluiver.
4. Voorstengestagzeil.

In dat geval wordt hij voor het in- of uithalen op een travellar of loopring gehaakt, zodat hij naar believen 'halfhout' kan worden gezet.
Grote schepen voerden soms verscheidene kluivers die in het betreffende geval respectievelijk werden genoemd: jager of buitenkluiver, voorkluiver, grootkluiver, kluiver, binnenkluiver of achterkluiver.
Een kluiver die voor de jager of buitenkluiver op halve hoogte tussen de kluiverboom en de steng op een stengestag werd gevoerd noemde men een vlieger.





                 (Buitenkluiver, kluiver, binnenkluiver en voorgestagzeil op de 'Gorch Fock'.)


KLUIVERBOOM.


(Boegspriet met kluiverboom en tuigage aan het eind van de 18e eeuw.)
1. Boegspriet.
2. Kluiverboom.
3. Jaaghout.
4. Blinde ra. 
5. Fokkera.
6. Lijzeilspier.
7. Botteloef voor het uithalen
    van de fokkehals.
8. Waterstag.
9. Fokkestag.
10. Voorstengestag.
11. Kluiverleider.
12. Voorbramstag.
13. Jagerleider.
14. Voorbovenbramstag.
15. Bakstag van het kluifhout.
16. Bakstag van het jaaghout.
17. Trijs (bras) van de blinde ra.
18. Voorstengestagzeilneerhaler.
19. Loefschoot van de kluiver.
20. Loefschoot van de jager.

Een kluiverboom. ook kluifhout, is een rondhout dat in langscheepse richting buiten het voorschip uitsteekt om een kluiver bij te zetten.
Op binnenschepen, vissersvaartuigen en jachten vormt de kluiverboom een zelfstandig, maar gemakkelijk wegneembaar rondhout, dat kan worden binnengehaald of getopt.
Op het rondhout wordt doorgaans een vliegende kluiver uitgezet op een loopring. Soms wordt de kluiverboom door twee boegwanten gestaagd. Hij is bedoeld om een of meer voorzeilen bij te zetten en als steun voor stengen van de voorste mast.
Als gevolg daarvan wordt de kluiverboom gestaagd door een aantal boegwanten, een of meer waterstagen of snavelstagen. Voor het bevestigen van paarden, boegwanten, stengestagen, snavelstagen en ander want is de kluiverboom voorzien van een aantal nokken, beslagbanden en -ogen, soms ook schijfgaten voor het doorvoeren van leiders, halsen, uithalers, etc.


                    (De gestreken kluivers worden opgedoekt aan boord van de 'Gorch Fock'.)

Op grote zeeschepen wordt de kluiverboom een verlenging van de boegspriet. Hij is hierop bevestigd door middel van een schilden woeling of slotbout. Soms wordt hij nog verlengd door een jaaghout.
De kluiverboom kwam op zeeschepen eerst in gebruik na 1700. Het bijzetten van voorzeilen op een kluiverboom droeg bij tot het verminderen van de loefgierigheid en tot het verbetern van de bestuurbaarheid.

KLUIVERSTAG.

Dit is een stag tussen de nok van de kluiverboom en de masttop of de streng, waaraan met leuvers het voorlijk van de kluiver wordt bevestigd.
Op kleine zeilvaartuigen ontbreekt het vaak; de kluiver wordt dan vliegen gevoerd, dat wil zeggen zonder aan een stag bevestigd te zijn.


maandag 20 maart 2017

HET KANAAL, LA MANCHE OF THE ENGLISH CHANNEL.

           DRUKST BEVAREN

 INTERNATIONAAL VAARWATER

            VAN DE WERELD.


HET KANAAL.



Het Kanaal is een zeeëngte tussen Engeland en Frankrijk; het drukst bevaren internationaal zeegebied van de wereld. Het Kanaal verbindt de Atlantische Oceaan met het zuiden van de Noordzee.
De totale opper vlakte is ruim 100.000 km²; lengte 560 km; de breedte varieert van 240 km, tussen St. Malo en Exmouth, tot 32,5 km in de oostelijke ingang tussen Dover en Calais, waar ook de geringste waterdiepte is tussen 25 en 55 meter. Dit oostelijke smalste deel wordt ook wel de Straat van Dover of het Nauw van Calais genoemd.




(Lands End en de vuurtoren in Engeland.)


De grootste breedten vindt men in het westen bij de Atlantische ingang, tussen Land's End en Quessant: 166 km.








(Quessant en de vuurtoren in Frankrijk.)













( Kaap Gris Nez en de vuurtoren in Frankrijk.)

Het Kanaal wordt vanuit de Atlantische Oceaan in zijn noordelijke strekking breder en smaller, maar wordt geleidelijk nauwer, tot in de ingang van de Noordzee de kleinste breedte gevonden wordt: 18 mijl tussen Dover en Kaap Gris Nez.








(De krijtrotsen aan de kust bij Dover in Engeland.)


Het Kanaal ontstond in het Pleistoceen toen de Noordzee de landengte tussen het tegenwoordige Dover en Kaap gris Nez doorbrak, een langgerekt dal overstroomde en zich verenigde met de wateren van de Atlantische Oceaan.
De kusten en de havens zijn aan de Franse en de Engelse zijde zeer verschillend.
De gehele Franse kust heeft geen enkele door de natuur gevormde haven van betekenis. 
Daarentegen vertoont de Engelse kust zich bijna doorlopend als een soms rotsachtige helling, overal met scherp ingesneden bochten en wijde riviermondingen, met een groot aantal natuurlijke havens, die door landtongen en voorgebergten beschut zijn.
De waterdiepten nemen toe aan beide zijden van het Nauw van Calais. Wat de watergetijden betreft is de situatie in het Kanaal uniek. Het bijzondere verschijnsel treedt hier op dat de vloed gelijktijdig vanuit de Atlantische Oceaan en uit de Noordzee intreedt, waardoor het waterniveau bij beide kusten buitengewoon hoog kan worden.



(South Foreland met vuurtoren in Engeland.) 


Bij South Foreland in Engeland bedraagt de vloedhoogte bij springtij 4 tot 7 meter en bij Calais 7 meter boven laagwaterpeil.
Ten gevolge van de aardrotatie, de Coriolisversnelling, is de vloedhoogte aan de Franse kust steeds belangrijk hoger dan aan de Engelse kust.
In het bijzonder treedt dit verschijnsel op aan de kust van Bretagne, waar de vloed zich tot 14 meter boven laagwaterpeil kan verheffen; Granville is de enige plaats aan de Europese kust waar de vloed bij springtij meer dan 14 meter boven laagwaterpeil stijgt. De vrije getijgolf van de Atlantische Oceaan gaat boven het continentaal plat, ongeveer 100 zeemijl buiten de westelijke ingang van het Kanaal, over in een gerichte waterbeweging. Dit bewegende water wordt, door de flessenhals van het Kanaal geperst, waardoor tijstromen ontstaan, gevarieerd door de vorm van de kustlijn en van de zeebodem.Op sommige plaatsen ontstaan zeer sterke stromingen; tussen Alderny en de Franse kust bij Kaap de la Hague.


(Kaap de la Hague met vuurtoren in Frankrijk.)


Bij deze kaap bereikt de stroom bij springtij snelheden van 7 tot 8 zeemijl per uur.
Onder de Engelse kust is een van de gevaarlijkste punten wat stroom betreft, de kust bij Portland Bill.
Over het algemeen is de snelheid van de stroom 3 tot 3,5 zeemijl, buiten de gebieden met stroomversnelling, maar bij de Goodwins Sands, berucht door de vele scheepsrampen, is 4 tot 5 zeemijl niet ongewoon.
Navigatie in het Kanaal is daardoor, alsmede door frequent voorkomende mist en zwaar stormweer, altijd moeilijk en zorggevend geweest, vooral in de zeiltijd.


 (Goodwins Sands.)


De vele banken vlak bij te volgen routes, zoals de Goodwins, de Varne, La Bassurelle, Vergoyer, rotsachtige kleine eilandjes, zoals Les Casquets en nog zeer veel ander gevaren dicht bij de gebruikelijke routes maakten het varen door het Kanaal nog moeilijker.
Westelijke winden zijn overheersend in dit gebied en in de zeiltijd was 'wachten bij de Downs' een uitdrukking, bekend bij alle zeelieden. Bij westenwind was er weinig kans voor een vierkant getuigd schip het Kanaal te bezeilen naar de Atlantische Oceaan. Thuisvarende schepen daarentegen hadden slechts te vrezen dat de westenwind weg zou vallen als zij het Kanaal naderden en dat de oostenwind hen op zou houden.
Wanneer  een zware zuidwester storm het Kanaal inblaast met de kracht van de gehele Atlantische Oceaan erachter, bereiken de golven het continentale plat, worden korter en breken. 
Als zij in het Kanaal kommen, tussen de Scilly's en Quessant, ondervinden de brekers de weerstand van het land, rijzen hoger op, terwijl dit gepaard gaat met de terugslag langs de kapen en in zee uitlopende landhoeken van Engeland en Frankrijk. Zelfs de grote transatlantische passagiersschepen stellen bij zulk weer hun vertrek van Southhamton of Le Havre uit.


(Vuurtoren van Calais in Frankrijk.)


Het weer in het Kanaal is aan voortdurende verandering onderhevig en wanneer het kalm blijft nog altijd de grote kans op mist, die dikwijls zeer dicht en langdurig is.
Zelfs nu de meeste schepen met radar zijn uitgerust, hebben er nog vele aanvaringen plaats. Gedurende de winter komt meer mist voor dan in de zomer, speciaal wanneer er een hogedrukgebied boven het Kanaal ligt en het toegevoerde water uit de Noordzee betrekkelijk koud is.
het aspect en de weersomstandigheden in het Kanaal worden voor een groot deel bepaald door de relatief warme Atlantische Oceaan aan de westkant en de koudere Noordzee aan de andere kant.
Goede zeekaarten voor de navigatie zijn dan ook een van de vereisten bij de doorvaart van het Kanaal. Op ieder kaap, landtong of havenhoofd staan aan beide kusten wel een vuurtoren.


EEN STUKJE GESCHIEDENIS.

Eeuwen voor het begin van onze jaartelling was er al scheepvaart in het Kanaal, vrijwel uitsluitend langs de kusten en over het Nauw van Calais, omdat daar het zicht op het land kon blijven.


Tin uit de mijnen van Cornwalll werd naar het vaste land vervoerd over dit smalste deel  van het Kanaal en verder over land naar de lander bij de Middellandse Zee, Pytheas van Massalia (Marseille) wordt wel genoemd als eerste zeeman die vanuit de Middellandse Zee het Kanaal overzee bereikte, ongeveer 310 en 314 v.Chr. Hij ronde de noordwesthoek van Bretagne. bezocht Cornwall en voer langs de kusten van Brittannië; waarover hij rapporteerde dat het eiland driehoekig was en dat de hoeken lagen bij Belerium (Land's End), Cantium (Kent) en Orka (de noordpunt van Schotland).

De Vikings uit het Noorden bezochten vanaf de vroege middeleeuwen de kusten van het Kanaal op hun strooptochten die zich tot de Middellandse Zee uitstrekten. Reeds in deze tijd was in het Kanaal de gewoonte ontstaan zich niet uitsluitend aan de kustvaart te houden, maar dwars over te steken.
De Angelen, Saksen en Jutten hadden omstreeks 500 Engeland veroverd: Normandië en de Kanaal Eilanden werden in 912 aan de Noormannen afgestaan. Willem de Veroveraar, Hertog van Normandië, landde in 1066 met een vloot in Kent en versloeg koning Harold bij Hastings.
Toen Normandië een deel werd van het Franse koninkrijk bleven de Kanaal Eilanden van Engeland afhankelijk, maar vielen buiten de Engelse wet en staatsverband. Zij worden ook de Normandische eilanden genoemd.
Gedurende de latere middeleeuwen werd de scheepvaart steeds drukken in het Kanaal, vooral door de Hanzeschepen die van en naar Franse havens, Lissabon en de Middellandse Zee voeren.

Na de grote ontdekkingsreizen en het opkomen van Engeland en de Nederlanden als grote zeemachten, werd het scheepsverkeer in het Kanaal intensief en ook speelde de zeeoorlog in deze wateren een belangrijke rol.
De Spaanse zeemacht ging in het Kanaal ten onder door de vernietiging  van beide Armada's door toedoen van Engelse en de Nederlandse zeemachten.
Voor de Nederlandse geschiedenis op zee speelt het Kanaal een grote rol, daar het voor de Nederlandse schepen de toegang was tot de wereldzeeën. Daarom moest de Nederlandse koopvaardij gedurende eeuwen meestentijds door het Kanaal gekonvooieerd worden om de zeehandel niet te laten verlopen.

NEDERLANDSE NAMEN OP ZEEKAARTEN.

De Nederlanders gebruikten gedurende eeuwen hun in eigen land gedrukte en samengestelde zeekaarten, waarop vele namen van Franse en Engelse plaatsen in het Nederlands waren aangegeven, zoals: de Hoofden voor The heads, Duins voor The Down, Plymuiden voor Plymouth, Poortmuiden voor Portsmouth, de Kiskassen voor Les Casquets, Heizand voor Quessant, enz. Nog steeds worden op zeekaarten de eerste en laatste namen gebruikt.

HET SCHEEPVAARTVERKEER HEDEN.


Daar het scheepvaart verkeer steeds intensiever werd met grote en zeer snelle schepen, is de noodzaak ingezien van een verkeersregeling door het Nauw van Calais.
Daarom werd door de IMCO (Intergouv. Maritieme Consultatieve Organisatie) in 1964 een aanbeveling uitgegaan om in het Nauw van Calais bepaalde routes te volgen voor schepen gaande van de Atlantische Oceaan naar de Noordzee of omgekeerd. deze routes zijn aangegeven in de betreffende zeekaarten. In 1971 werd bij St. Margaret's Bay in Engeland een radarsurveillancestation opgericht om de scheepvaart bewegingen in het Nauw van Calais te bewaken.
Toch komt het nog steeds voor dat op schepen die dit Kanaal normaal niet in hun geplande reis hebben staan, maar deze reis onverwacht maken, dat ze niet de juiste zeekaarten aan boord hebben.
Zij, maar ook veel zeer grote schepen, doen dan een beroep op de Kanaalloods. Deze loodsen worden ter hoogte van Le Havre per helikopter aan boord geplaatst en begeleiden het schip door het Kanaal, en vaak tot aan de plaats waar de havenloods van de haven van bestemming aan boord komt.