vrijdag 24 augustus 2018

INDONESIË 'DE GORDEL VAN SMARAGD' EN HAAR BEWONERS. (DEEL 2)


HET DUIZEND EILANDEN 

     RIJK INDONESIË. (2)





DE EERSTE BEWONERS.

(Homo erectus uit het pleistoceen. ca. 5000.000 jaar oud.)

De eilandbewoners uit de lang vervlogen prehistorische tijden hebben weinig getuigenissen  van hun dagelijks leven nagelaten, tot dusver zijn alleen wat stenen gebruiksvoorwerpen, vervaardigd uit kiezel of steenslag, gevonden op Java, Kalimantan, Sulawesi, Flores en Timor.
Andere gebruiksvoorwerpen moeten uit been, bamboe en hout zijn vervaardigd. Naar alle waarschijnlijkheid hebben zij geleefd als nomaden, verenigd in kleine groepen, en voorzagen zij zich in hun levensonderhoud met het jagen op dieren en het verzamelen van plantaardig voedsel.
Etnisch gezien is Indonesië een van de meest gecompliseerde gebieden ter wereld. Maleise volkeren drongen onophoudelijk op in oostelijke richting en overstroomden het land. Door het doorbreken van de verbindingen tussen de hoger gelegen gebieden werden zij onderling van elkaar afgescheiden en ontstond er een soort eigen volk. De bekendste voorbeelden hiervan zijn de Dayaks op Kalimantan, de Bataks op Sumatra en de Toraja's op Sulawesi.


Op Java werden de eerste resten van de 'rechtop lopende aapmens' gevonden, die men nu homo erectus erectus noemt, welke grote overeenkomst vertoond met die in China gevonden sinanthropus pekinensis.

(Met de moderne kennis van tegenwoordig zou de mens er zo hebben moeten uitzien als op linkse afbeelding.)





DE HUIDIGE BEVOLKING.

Het is eigenlijk niet mogelijk om het enorme aantal Indonesische volksstammen nu in te delen in 'genetisch-etnische'groepen, omdat deze indeling in werkelijkheid nooit bestaan heeft. Van oorsprong zijn de Indonesiërs afkomstig van het Maleise schiereiland, maar ten gevolge van het feit dat vele stammen in de prehistorie lange tijd geheel afzonderlijk van elkaar hebben gewoond en daardoor verschillende beschavingsvormen hebben aangenomen, is er een grote verscheidenheid van volken ontstaan.



(Links een Balinees en rechts een Javaan.)

De Atjehers in Noord-Sumatra, de Bataks, de Manailing en Minanggkabauers, de Maleiers van de Samantraanse oostkust, de bewoners van de Lampong en die van rondom Palembang, de Batammers en Javanen op Java, de Toradja's in Midden-Sulawesi en de Manadonezen in het noorden, de Dajak's van Kalimantan, de Balinezen en andere volken van de Kleine Sunda-eilanden, de bewoners van de Molukken en op Irian, zij allen vormen een bont tapijt, uiterlijk en innerlijk, in hun zeden en gebruiken, dat zo kenmerkend is voor de Indonesische samenleving. 


 (Links een vrouw van Celebes en rechts een vrouw van Kalimantan.)









De volken van Sumatra, met name de Bataks zijn over het algemeen extrovert; de Atjehers en de Minangkabauers zijn overtuigde moslims. Ook de Mandailing zijn moslims, terwijl hun Batakse buren voor het merendeel tot het christelijk geloof zijn overgegaan.. beide volken hebben een grote hang naar onafhankelijkheid en zijn bekwame handelaars en hebben een uitgesproken aanleg tot studeren.


 (Een Sumatraanse vrouw met kind.)

De Javanen zijn meer introvert en vriendelijker in de omgang, zij neigen veelal tot de mystiek en zijn beschouwelijk van aard. Zij worden als goede soldaten beschouwd die met geduld en volharding de ontberingen overleven.
Ook de krijgshaftige Menadonezen en Ambonezen zij uitstekende soldaten.
De Balinezen hebben de eenheid van kunst en religie kunnen handhaven, het is een krachtig volk met een groot gevoel van eigenwaarde.


(Rechts een Papua  met kind uit Irian.)

De volkeren van Irian staan nog het dichtst bij de natuur, ook zij kenmerken zich door hun waardige levenswijze.

In grote lijn komt de volksaard van de Indonesiërs overeen met die van hun Maleise voorvaders, ze zijn vriendelijk en makkelijk in omgang, ze lachen graag en hebben een groot gevoel voor humor, maar hun stemming kan snel omslaan in boosheid wanneer zij het gevoel hebben dat ze beledigd worden.
Gezichtsverlies is een ernstige zaak voor hen en wanneer vijandschap eenmaal is ontstaan, is het buitengewoon moeilijk om tot een verzoening te komen.
De Indonesiërs houden van het goede leven en als zij de macht en aanzien bezitten, hebben zij de neiging toe te geven aan de aantrekkingskracht van rijkdom en luxe. Het zijn echter ook kunstenaars zoals dat te zien is aan hun kunt en kunstnijverheid, misschien is hun sterkste karaktertrek gelegen in hun vermogen tot artistieke expressie.


                                 (De Indonesische Rijken bij de komst van de Europeanen.)


GROTE CULTUREN EN TEMPELBOUWERS.

Over de periode waarin grote culturen, geloven en tempelbouwers van de vasteland van Azië in Indonesië zijn terecht gekomen, zijn de geleerden het nog steeds niet eens. Een feit is zeker, dat de handel overzee met India, China en Arabië pas na het begin van onze jaartelling is ontstaan.
Dit neemt niet het feit weg, dat de mogelijkheid bestaat, dat men vanuit het toenmalige Indonesië  met kleine vaartuigen het vasteland van Azië wist te bereiken. Van het vasteland van Azië kwam het Hindoe en Boeddha geloof in Indonesië terecht en door de Arabieren het moslim geloof. 

DIËNGPLATEAU.

Het Diëngplateau op Midden-Java ligt op een hoogte van ongeveer 2000 meter boven de zeespiegel.
De naam is afgeleid van Di Hyang, de Verblijfplaats der Goden. Het Hindoe tempelcomplex werd omstreeks 800 jaar n.Chr. in opdracht van koning Sanjaya gebouwd en is voornamelijk aan de god Sjiwa gewijd.
Het hindoeïsme is de belangrijkste godsdienst in India.

BOROBUDUR.

De Borobudur gelegen op Midden-Java nabij Jogjakarta is een van de belangwekkendste religieuze bouwwerken van Zuidoost-Azië.
Het gehele complex is gebouwd in de vorm van een stupa en is eerder een heilig monument gewijd aan Boeddha, dan een tempel.
De bouw van dit enorme complex begon 750 n.Chr. en was een ontwerp van de architect Gunadharma. De naam stamt mogelijk uit het Sanskriet `Vihara Buddha Ur´, dit betekend vrij vertaald "boeddhistische tempel op de berg". Het monument heeft een afmeting van 123 bij 123 meter, heeft negen etages waarvan de onderste zes vierkant zijn en de bovenste drie rond. De etages vertegenwoordigen de kosmos. Op de bovenste etages bevinden zich 72 kleine stupa's, die gebouwd zijn rondom één grote stupa welke symbool staat voor het Nirwana. Het complex staat vol met reliëfs afbeeldingen. De bouw moet ruim 80 jaar hebben geduurd. Het gehele bouwwerk werd pas herontdekt geheel overwoekert door het oerwoud in 1814 door de Nederlander H.C.Cornelius.

PRAMBANAN.

De Prambanan is het grootste Hindoe-Javaanse tempelcomplex in Indonesië en is gelegen op Midden-Java nabij Jogjakarta.
 Prambanan betekend "veel priesters", welke met een lange baard in reliëfs staan afgebeeld.
Het hoofdgebouw is de "Shiva-tempel", waarop men veel reliëf afbeeldingen ziet van dieren en een hoogte heeft van 47 meter.
De bouw van deze tempel werd in opdracht van Rakai Pikatan, een Shivaïtische koning begonnen rond 850 n.Chr. Pas in 1893 werd er begonnen met het uitgraven van het midden complex. De renovatie van het hoofdgebouw werd pas in 1953 voltooid.
Deze enorme tempel complexen staan allemaal op de werelderfgoedlijst van UNESCO.

QUO VADIS.


Heden ten dagen rijst nog steeds de vraag; "waar zijn deze dynastieën en bouwers gebleven, waarom hebben ze deze tempel complexen verlaten, waar bleef hun cultuur"? Had het verlaten te maken met de opkomst van het moslim geloof  of had het natuurgeweld er schuld aan?
Een kleine hindoe tempel op Oost-Java is nog te vinden aan de voet van de Bromo-vulkaan, verder veel op het eiland Bali, waar ook nog een kleine Boeddha-tempel staat, en één op het eiland Lombok.


Indonesië is en blijft een land van contrasten, in natuur en bevolking, uitgespreid over meer dan duizend eilanden. Over de geschiedenis van het land na de kolonisatie en de onafhankelijkheid zijn meer dan genoeg publicaties gedaan.


dinsdag 21 augustus 2018

INDONESIË 'DE GORDEL VAN SMARAGD' EN HAAR ONTSTAAN. (DEEL 1)


HET DUIZEND EILANDEN

     RIJK INDONESIË. (1)





Over de juiste geschiedenis van het ontstaan van het duizend eilanden rijk staat weinig op schrift. De eerste vertellingen over de bevolking en hun cultuur komen uit India, waarvan de zeelieden dit gebied aandeden. Later van de Chinezen en de Arabieren, maar het meeste is op schrift gesteld door de koloniale machten die er geheerst hebben. De eigen bevolking leeft heden ten dage met vertellingen die van vader op zoon gaan, over onderlinge stammenstrijd en de strijd tegen de koloniale overheerser. 

EEN SCHEPPINGSVERHAAL.

Alle scheppingsverhalen beginnen beginnen in feite met het zelfde, of het nu de oervolken uit Afrika, Amerika , Azië of de Oude Egyptenaren zijn, of welk geloof dan ook; "In het begin was er niets".....

HET SCHEPPINGSVERHAAL VAN DE BATAKS OP SUMATRA.

(Mulajadi na Bolon is de oppergod in de Batak-mythologie. Hij creëerde drie wereldniveaus, namelijk Banua Ginjang, Banua Tonga en Banua Toru. Dit gebeurde met zijn vrouw Manuk Patiaraja, die later drie eieren kreeg. Van de drie eieren, kwamen ze uit bij Batara Guru, Soripada en Mangala Bulan. Deze drie goden creëerden vervolgens drie niveaus van de wereld).

Ver weg en in de oneindige hoogte, buiten het gezichtsveld van de mensen en onbereikbaar voor hun verlangens troonde Debata Mula Jadi na bolon, de god van de schepping.
In het begin bestond er niets, daar ver onder de zetel van Debata Mula Jadi na bolon, er was slechts een grote leegte omgeven door oceanen en gedragen door de onderwereld. Een zwarte diepte, een doodse stilte waarin geen menselijke stem, geen dierengeluid of windzucht te horen was.....
De golven van de onëindige zeeën rolden geruisloos voort, er waren geen kusten die de golfslag belemmerden. Er bestond slechts één levend wezen dat de eenzaamheid van de Eeuwige en Almachtige mocht delen, dat was 'manuk-manuk', het blauw gevederde oerkuiken.

                                                                                       (manuk-manuk)

En aldus baarde 'manuk-manuk', de gade van de Schepper, drie eierene, en uit deze eieren verrezen drie goden: Batara Guru, Soripada en Mangala Bulan. 
Een van hen, Batara Guru schiep de aarde en de mens........



DE OERTIJD. 

Begrensd door de Indische Oceaan, het Aziatische vasteland en Australië en zich aan beide zijden van de evenaar uitstrekkend over een oppervlakte van meer dan twee miljoen km² bevindt zich her grootste eilandenrijk van de wereld.  De duizenden eilanden en eilandjes noemt men de Maleise of Indische archipel, een gebied dat men kan onderverdelen in drie groepen en wel: de Sunda eilanden, de Molukken en de Fillippijnen
Honderdduizenden jaren geleden, in de oertijd werd het gebied gevormd door een grote massieve landbrug die het vasteland van Zuidoost-Azië verbond met het Australische continent, waarschijnlijk onderbroken met kleine en smalle ondiepe wateren naar binnenmeren.
Zo konden tot aan de periode waarin de Laatste IJstijd overgaat in het mesolithicum, ongeveer 10.000 jaar v.Chr, mens en dier afkomstig van het Aziatische continent, deze gebieden binnentrekken.
Een reusachtig uitgestrekt gebied wat grotendeels werd gevormd tijdens de langdurige glaciale perioden die onderbroken werden door relatief korte en warme tijden.
In deze periode's kende men tijden van regen en grote droogte en had het gebied een karakter van een savannelandschap gedurende de droogte en gedurende de regenval veranderde het in uitgestrekte oerwouden.



(Het Sunda-platvorm en het Sahulp-platvorm waarover de prehistorische volken van het Oost-Aziatische vasteland in zuidelijke en zuidoostelijke richting zijn getrokken.)


Oorspronkelijk bestond er dus de verbinding tussen het Aziatische vasteland en de Sunda-eilanden. het Sundaplatvorm. De voortzetting hiervan is nog te zien in het oosten van Thailand, Khmerland, Laos en Vietnam. Het Sunda-plat, een onder de waterspiegel liggend plateau zelden dieper dan 100 meter. Met zijn oppervlakte van 1.850.000 km² is het het grootste vastelandplateau ter wereld. 
Het behoort tot een van de oudste gedeelten van Zuidoost-Azië en maakte vroeger deel uit van het vasteland. Aan het einde van de laatste ijstijd was het Sunda-plat een laagvlakte; toen door het smelten van het ijs de zeespiegel steeg werd het gehele plateau overspoeld. Diepe geulen in het Sunda-plat geven de loop van oude rivieren weer.
Twee parallel lopende bergketens hangen samen met de plooidalen. Ze liggen ten zuiden van Java in open zee en in het diepzeebekken bij Timor, de Timor-trog. Deze plooidalen bereiken bij Java een diepte tot 7450 meter, in de Bali Zee tot 1500 meter, in de Flores Zee tot 5140 meter en in de Banda Zee tot 5400 meter. Sulawesi staat niet in verbinding met  het Sunda-plat, waarvan het wordt gescheiden door de diepe Straat Makasar. Hier begint het Sahul-plat, waarop ook de Molukken, het eiland Seran en West-Irian rusten. Eens vormde deze sokkel samen met Australië een continent.


(Vulkaan Tangkuban Prahu  bij Bandung met een hoogte van 2984 meter.)

Door vulkanische uitbarstingen rees het land tot ver boven de zeespiegel en ontstonden er eveneens hoogvlakten met bergen en kratermeren. Deze boog van vulkanen loopt van Sumatra, doorkruist in de gehele lengte Java, om dan van Bali via Lombok en Sumbawa zich uit te strekken tot Timor. Een gordel die heden bekend staat onder de naam "Ring of Fire".


Naarmate de ijskappen smolten, stegen de temperaturen in de gebieden rond de evenaar. Het smeltwater veroorzaakte overstromingen waardoor grote en kleine landstreken van elkaar gescheiden werden door zeeën en straten. Zo ontstond beetje bij beetje de Indonesische archipel die nu ruim drieduizend eilanden omvat. Een reusachtige laagvlakte werd herschapen in wat wij nu kennen als de Java Zee. Landverbindingen die het zuiden van Maleisië met Sumatra en Kalimantan verbonden, werden op veel plaatsen verbroken.

(Mangroven)

Grote gedeelten van de archipel werden gevormd door aanslibbing, afkomstig van de moerassige vlakke kusten van de tot het Sunda-plat behorende eilandjes.
Dit aangeslibde laagland ligt vaak tussen de brede delta´s van de oerwoudrivieren, omzoomd door mangroven; deze moerasgebieden worden regelmatig door de vloed overstroomd.



DE VULKANEN. 

Vulkanen hebben een grote impact gehad op de vorming van de eilanden en hun landschap; altijd brachten zij zowel onheil als zegen over het land
Gedurende hun uitbarstingen konden zij hele gebieden veranderen en ook de weersgesteldheid wereld wijd. Zij vormden grote woestijn gebieden. maar ook enorme vruchtbare hellingen.
Op alle vulkanische eilanden zijn de vlakten bedekt met alluviale grond of met lava, en dus buitengewoon vruchtbaar voor de terrasvormige rijstvelden, de zgn. natte rijstcultuur.

(Natte rijstcultuur op Bali.)

Deze vulkanen beheersen het beeld op Sumatra, Java, Bali, Lombok en de meeste kleine Sunda-eilanden.
Een contrast hiermee vormen de niet-vulkanische, uit kalk of zandsteen bestaande bergen, die zich aan de zuidkant van de eilanden in vaak schilderachtige formaties als een soort karstgebergte verheffen. Hierbij komt dan ook nog dat de kleine Sunda-eilanden zoals Sumba, Flores en Timor in een droog gebied liggen. 
De meeste uit verschillende lagen opgebouwde Indonesische vulkanen stammen uit het tertiair of Pleistoceen; gedeeltelijk zijn zij ook nog actief, op Java alleen al zevenentwintig.
De Indonesische archipel wordt gerekend tot een van de gebieden waar de meeste vulkanen ter wereld voorkomen; het land kent sinds 1600 meer dan 70 uitbarstingen met rampzalige gevolgen.
heden verschijnen er onverwachts vanuit de zeebodem nieuwe kleine eilandjes, die vaak even onverwachts weer verdwijnen.
De kust van de eilanden gelegen aan de Indische Oceaan vindt een afkalven plaats door de golfslag, terwijl aan de andere zijde land aangroeit door het aanslibben. Het land is en blijft in beweging.


Zie vervolg: INDONESIË 'DE GORDEL VAN SMARAGD' EN HAAR BEWONERS. (DEEL 2)

zondag 12 augustus 2018

KAAPSE WIJNEN HUN GESCHIEDENIS.

VAN SPAANSE WIJNSTOK

    TOT EEN NATIONAAL

            PRODUCT.



HET BEGON MET DE EUROPESE ZEEVAARDERS.


Het was de Portugese zeevaarder Bartholomeu Dias die in 1488 het zuidelijkste punt van Zuid-Afrika, Kaap Agulhas ronde en in de huidige Mosselbaai voor anker ging om zoet water in te nemen en reparaties aan zijn schepen te verrichten. Zijn landgenoot Vasco da Gama volgde hem een paar jaar later. Deze omzeilde het gehele zuidelijkste deel van Afrika in 1497/98 op weg naar Indië.
Ook hij ankerde in de Mosselbaai.
De Hollanders die in het kielwater van de Portugezen voeren om zo ook de weg naar Indië om de kaap open te leggen gebruikten de Tafelbaai bij het tegenwoordige Kaapstad als verversingsplaats en reparaties te verrichten.

De Heren van Zeventien van de Vereenigde Oostindische Compagnie zagen hier wel brood in  om er een verversing- proviandering-station te vestigen. Zij gaven Jan van Riebeeck hiertoe de opdracht en zo ontstond de Nederlandse handelsonderneming in de Tafelbaai in april 1652.
In het toen nog te ontginnen gebied, dat later zou uitgroeien tot de Kaapkolonie en uiteindelijk tot de huidige Republiek Zuid-Afrika.

WIE WAS JAN VAN RIEBEECK.

Jan Anthoniszoon van Riebeeck werd geboren in Culemborg op 21-04-1619. Hij was de zoon van chirurgijn die nog dienst had gedaan in het Spaanse leger, dus hij kreeg deze opleiding van thuis reeds mee en ook de kennis van het Spaans.
Hij vertrok in 1639 als onder chirurgijn in dienst van de VOC naar Batavia.
Hij keerde in 1648 terug naar Holland en vestigde zich als koopman in Amsterdam en maakte reizen naar groenland en West-Indië.
Toen het eiland Sint-Helena niet langer de aanloop en verversingsstation bleek te voldoen, zette van Riebeeck in zijn 'Nadere consideratie' de mogelijkheden van de Kaap de Goede Hoop uiteen.
In 1651 werd hij door de Heren Zeventien aangesteld als koopman en op 06-04-1652 kwam van Riebeeck bij de Kaap aan.
Hij stichtte er een fort en enige huizen, het begin van Kaapstad. Hij wist binnen tien jaar tijd de Kaapkolonie tot een onmisbaar verversingsstation te bouwen. Hij werd uiteindelijk de eerste gouverneur van de Kaap. In 1662 ging hij naar Indië als commandeur van Malakka. In 1665 werd hij secretaris van de Raad van Indië en overleed op 18-01-177 in Batavia.

ZIJN KENNIS VAN VOEDSEL OP DE ZEEVAART.

Als chirurgijn verdiepte hij zich in het feit, dat  op de Portugese- en Spaanse schepen minder zeelieden overleden aan scheurbuik tijdens een Kaapvaart dan bij de Hollanders.
Door zijn kennis van het Spaans, kwam hij er snel achter dat op de Portugese- en Spaanse schepen en heel andere voeding werd gepresenteerd dan op de Hollandse schepen; zoals het verstrekken van rode wijn en citrusvruchten. Deze kennis nam hij met zich mee op zijn eerste reis op de Kaapkolonie op te zetten en zo importeerde hij de eerste uitheemse wijnstokken in Zuid-Afrika. Zaden van de citrus planten, maar ook zaden van bomen en planten tijdens het verblijf gedurende de oversteek vanuit Zuid-Amerika. dit was het begin van de Zuid-Afrikaanse wijncultuur.

RELIGIEUZE VERVOLGING IN EUROPA.

Na het afschaffen van de religieuze vrijheid in hun eigen land vluchtten in 1688 Franse en Vlaamse hugenoten naar de Kaap. Ze legden uiteindelijk met hun kennis en verbetering van de landbouw-productie er de kennis voor de basis van  de Zuid-Afrikaanse wijnproductie.

DE ZUID-AFRIKAANSE WIJNEN.


De Zuid-Afrikaanse wijnen hebben in hun opgang een zeer zware tijd meegemaakt. Het was op de eerste plaats het wijn producerende land Frankrijk, dat de Kaapse wijnen mondspoelwater noemden. Ook ziekten werden overwonnen en door het enten werden nieuwe soorten geteeld
Het traditionele centrum van de Kaapse wijnstreek, en tevens het gebied met de hoogste concentratie wijngaarden, is de bergachtige regio direct ten oosten van Kaapstad, die bekend staat onder de naam Boland (Hoogland).
In principe omvatten de Zuid-Afrikaanse wijngaarden twee gebieden: het westen, dicht bij de Kaap, waar het weer beïnvloed wordt door de Atlantische Oceaan, er valt gemiddeld 625 mm regen, gewoonlijk in de winterperiode, en het gebied achter de bergen in Little Karoo, waar maar 250 mm regen valt en irrigatie onmisbaar is. De beste wijnen komen uit het eerste gebied, het tweede kan worden vergeleken met Languedoc in Frankrijk en Central Valley in Californië. Gebieden waar wel vooruitgang is met verbeterde druivenrassen, maar die nog lang niet interessant zijn voor de internationale markt.



De bovenstaande kaart geeft de beste wijngaarden van de Kaap.  Verder staan op de kaart de meest interessante gebieden de oude Constantia-wijngaarden, ten zuiden van Kaapstad, en Tulbach, 55 km ten noorden van Paarl, waar enkele van de beste witte wijnen worden geproduceerd.
Château Alphen is tegenwoordig de bekendste naam van Constantia. Groot Constantia, het prachtige oude witte landhuis van Van der Stel, ligt nog steeds temidden van de wijnstokken, maar er wordt geen wijn meer bereid.



Immers onversterkte zoete wijnen behoren tot het verleden. Volgens de Zuid-Afrikaanse wetgeving, moet elke wijn met meer dan 2% suiker worden versterkt; een overblijfsel uit de tijd vóór de moderne techniek stabiliteit kon garanderen. Alphen-wijnen zijn goede rode en witte tafelwijnen, maar niet uitzonderlijk bijzonder.
Twee Jonggezellen is de naam van het beste wijngoed in Tulbach.
Het produceert verschillende wijnen, inclusief Zuid-Afrikaanse 'sherry', maar is vooral bekend om een goede droge riesling, een druif die zeldzaam is in Zuid-Afrika.



Een plaatselijke variëteit, de steen of stein, wordt meestal gebruikt voor witte wijnen van het Duitse type. Steenwijnen op hun best zijn uitstekend.

Uit de Zuid-Afrikaanse Kaapprovincie kwam eens een van de grootste wijnen ter wereld; de legendarische Constantia. Velle Europese hoven kochten in het begin van de 19e eeuw liever Constatia dan Yquem, tokajer of madeira, en dat bewijst wel dat de Kaap wijnen kan produceren van de allerhoogste klasse.
Om mooie kwaliteitswijnen te produceren moet echter niet alleen het klimaat meewerken, maar moer er ook worden voldaan aan bepaalde sociale voorwaarden. Die waren er in het begin van het Nederlandse bestuur. De tweede Nederlandse gouverneur, Van der Stel, plantte de wijngaard van Constantia. Maar later is Zuid-Afrika meer een land geworden van sterk-alcoholische dranken en pas na de boycot halverwege de 20e eeuw is het wijnverbruik weer gaan stijgen. Toch verdwijnt nog steeds een groot deel van de hele wijnoogst in de distilleerketel.


 In 1972 voerde de Zuid-Afrikaanse overheid een omvangrijk controlesysteem in voor 'inheemse' wijnen, vergelijkbaar met de bepalingen die in de EEG gelden. Er werden 14 herkomstgebieden ingesteld (zie kaart) terwijl tevens het ongebreideld gebruik van termen als Estate en Superior aan banden werd gelegd, alsmede jaargangen en de vermelding van de druivenvariëteit.
Tegenwoordig moet elke bewering omtrent herkomst, druivenvariëteit, jaargang, productie van het wijngoed of superioriteit officieel worden bevestigd door middel van een 'banderol' op de hals van de fles en moet deze 'banderol'voorzien zijn van een identificatie nummer.
De groene band garandeert de druiven variëteit; 80% van de wijn is van de genoemde variëteit. 'Superior'is een wijn die voor 100% uit de op het etiket genoemde variëteit bestaat.
De naam Estate mag slechts door ca. 40 wijngoederen worden gevoerd die uitsluitend wijn van eigen bodem bottelen

Het hart van het beste wijngebied van Zuid-Afrika, rond Stellenbosch en Paarl, wordt bij de volgende kaart gedetailleerd besproken.


De belangrijkste blauwe druif is de cinsaut uit Zuid-Frankrijk, die in Zuid-Afrika betere wijn voortbrengt dan in Europa. Door kruising met de pinot noir verkreeg men de pinotage, een nog betere druif, evenals de Californische ruby cabernet, die ontstond door kruising van cabernet en carignan.
Verder verbouwt men pinot noir, shiraz en steeds meer cabernet.







De traditionele witte druif voor de fruitige wijnen is de chenin blanc, hier steen genoemd.
Voorts ziet men er semillon, die hier geen grape wordt genoemd, palomino (Frans grape), clairette en riesling; en in het binnenland voor zoete rode wijn muscatel en muscat (hanepoot).



WIJNCENTRUM VAN ZUID-AFRIKA.


Stellenbosch is het wijncentrum van Zuid-Afrika en het hoofdkwartier van de grootste wijnfirma van het land, de Stellenbosch Farmers Winery.

Paarl is de sherry- en dessertwijnstad en de grote staatscoöperatie, de KWV, is er gevestigd.
De wijnproducenten van Paarl trachten de wereld duidelijk te maken, dat hun wijngaarden op bijna de zelfde breedtegraad liggen als de Jerez, zij het ten zuiden van de evenaar. De Zuid-Afrikaanse sherry, waarbij zij zowel het solera-systeem als de 'flor' toepassen, heeft sinds zij er in de jaren 1930 mee begonnen, een fortuin opgeleverd. Inderdaad maken zij de beste imitatie van Spaanse sherry ter wereld. De kalkgrond van Jerez, die de wijn zijn uiterste finesse geeft, is het enige wat hier ontbreekt.


Vrijwel loodrecht boven de wijnvallei ten zuiden van Paarl verrijzen de Klein Drakensbergen met een hoogte van 1700 meter.
De grote KWV-kelders in Paarl vormen ook het centrum van de imitaties van tawny, ruby en vintage port.
Dit zijn wijnen die van nature thuis zijn in Zuid-Afrika, zelfs in koele streken. Toch is het klimaat overwegend mediterraan. Tafelwijnen waren vroeger veel te zwaar en leden vooral aan de gevolgen van te snelle gisting, zoals oxydatie en een te donkere kleur en te geringe geurigheid. 
Nu maakt men met koeling evenwichtige, voortreffelijke tafelwijnen, vooral in de omgeving van Stellenbosch.
De boden van Stellenbosch varieert van licht en zandig in het westen, grotendeels beplant met steendruiven, tot verweerd graniet aan de voet van de Simonsberg en het Stellenbosch gebergte. Hier maakt men de cinsaut, pinotage en cabernet goede ronde rode wijnen.


Tot voor een tiental jaren was onversterkte zoete wijn bij de wet verboden, maar een nieuwe bepaling heeft de Nederburcht
Winery toegestaan enige late riesling te vervaardigen, die voortreffelijk is.

De opkomst van de Zuid-Afrikaanse wijn en is blijven groeien en het is nu het tweede wijn exporterende land van de wereld.
Opvallend zijn de vaak vrolijke etiketten, waar zelfs de dieren en bloemen van het land opstaan afgebeeld, dit vergeleken met de traditionele Franse etiketten met de afbeelding van een chateau.


    GEDENK DAAROM, HET LEVEN IS TE KORT OM SLECHTE WIJN TE DRINKEN.




donderdag 2 augustus 2018

SUIKERRIET.


EEN NATUURLIJKE ZOETSTOF.


Tijdens ons busreis; 'Rondreis Zuid-Afrika', door Kwazulu-land zagen we uitgestrekte velden met suikerriet aanplant. Van oorsprong is het geen Afrikaans gewas.

SUIKERRIET.

In India kende men reeds ver voor onze jaartelling het suikerriet en ontdekte men door het sap er van droog te koken, dat men een zoete vaste substantie verkreeg die men lang kon bewaren en in gerechten kon verwerken.
Een van de generaals, Nearchos, van Alexander de Grote, leerde suiker kennen tijdens de veldtocht in India omstreeks 300 v.Chr. Hij beschreef zijn ervaring als volgt; "een riet dat honing produceert zonder bijen".
 Het waren de Arabieren die de kennis van de verbouwing van het suikerriet en de bereiding van suiker hieruit, in de Middeleeuwen over  het Middellandse Zeegebied brachten.
De naam "suiker" in verschillende Europese talen, komt van het Arabische  "sukar" , wat weer ontleend is aan het Sanskriet woord "sjakara".

De ontdekking van dit zoete rietsoort ligt weer in de tijde van de ontdekkings-zeilvaart. Het kwam reeds als een wild gewas voor in Nieuw-Guinea en delen van Indonesië, waar de bevolking op de stengels kauwden en het zoete sap dronken. Ook liet men het zoete sap gisten tot een alcoholische drank.

Het waren vooral in de eerste plaats de Portugezen die dit riet in de 15e eeuw meebrachten naar Europa. Samen met de Spanjaarden gingen zij dit verbouwen op de kort tevoren gekoloniseerde Canarische eiland en Madeira. 

Het werd duidelijk dat het riet vooral goed gedijde in een vochtig klimaat en zo werd het overgebracht naar het Caraïbische gebied en Brazilië.
Het riet wat in die tijd nog met kapmessen werd geoogst was zwaar werk en de lokale bevolking zag geen heil in deze arbeid op de suikerrietplantages.
Zo werden de eerste slaven uit Afrika gehaald voor dit zware werk.
Ook het aanplanten van nieuwe plantages ging in die tijd nog met de hand. In een voor werd met een stok een gat gestoken waarin men de nieuwe stengel van 50 cm stak, en het gat afdekte met aarde. Hierna was het van belang dat deze jonge aanplant voldoende water kreeg, wat ook weer met de hand door de slaven werd gedaan. De planten groeien op tot meer dam manshoogte en de stengels zijn na een jaar oogstrijp. De stengels kunnen 6 meter land en 5 cm dik in doorsnede worden.


DE HOLLANDERS.

De leden van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) zagen in dit product al snel een handel. Alhoewel de handel in suiker in die tijd in handen was van de Portugezen en beheerst werd door de productie uit het Caraïbische gebied, was de suiker uit Nederlands-Indië niet concurrerend.
Het ingekookte sap van het suikerriet bleek echter goed bruikbaar als ballast voor de zeilschepen die naar Japan en China voeren. Het was in balen gemakkelijk te verstouwen om de schepen te trimmen en de verkoop bracht tevens nog geld in het laatje.



( Op het kaartje is paars Nederlands-Formosa, groen is Spaans-Formosa en het wit is koninkrijk Middag Taiwan.)

Aanvankelijk werd suiker geïmporteerd uit Bengalen, Nederlands-Formosa en Batavia.Na het verlies van Formosa werd Batavia de belangrijkste haven.
De suikermolens waren grotendeels in handen van de Chinese inwoners van Nederland-Indië. In 1740 vond er een grote moordpartij plaats op deze inwoners en stortte de suikerproductie bijna volledig in.
 Pas in de napoleontische tijd , door invoering van het verplichte cultuurstelsel in 1830, bloeide de productie weer op.
Na 1870 werd de suikerproductie in Nederlands-Indië geleidelijk geprivatiseerd. Einde 19e eeuw daalde de productie tot een diepte punt als gevolg van plantenziekte.
Veel geld werd geïnvesteerd in plantkundig onderzoek en het verbeteren van het gewas.
Het waren dan ook de Engelsen of de Hollanders die het suikerriet introduceerden in de Zuid-Afrikaanse landbouw halverwege de 19e eeuw.
In de 20e eeuw was Java  lange tijd de op een na grootste suikerproducent ter wereld, na Cuba.

( Het uitpersen van een suikerriet-stengel tot een drinkbaar zoet sapje.)


SUIKERRIET EN POLITIEK.

Suikerriet werd uiteindelijk het meeste verbouwd in het Caraïbische gebied, vooral in de tijd dat de West-Europese landen hun koloniën uitbaten voor dit product. Frankrijk beschouwde de eilanden waar suikerriet werd verbouwd als dermate waardevol, dat het Canada, aan het einde van de Zevenjarige Oorlog, bij de Britten inruilde om de eilanden terug te krijgen. De Nederlanders verging het niet anders en dachten er net zo over, en hielden vast aan de op de Britten veroverde kolonie Suriname, in plaats van te proberen Nieuw-Nederland , het tegenwoordige New York, terug te krijgen.
Het was in de 20e eeuw dat de Sovjet-Unie , het eiland Cuba een gegarandeerde prijs, en ruime afname garandeerde van het rietsuiker. Na de val van de Sovjet-Unie betekende dit ook de sluiting van het grootste deel van de Cubaanse suikerindustrie.
De Europese Unie geeft een voorkeursbehandeling voor de productie van rietsuiker aan de volgende landen vanwege hun economie; Barbados, Guadeloupe, Jamaica, Dominicaanse Republiek, Granada en nog enige kleine Caraïbische eilanden
Suikerriet wordt nu in meer dan 100 landen verbouwd, De grootste producenten zijn Brazilië, India, China en in opkomst Zuid-Afrika.

PRODUCTIE EN OOGST.

De oogst van het suikerriet was een zeer zwaar werk. Alvorens men hiertoe overging werden eerst de op de bodem liggende droge bladeren in brand gestoken om zo de daar levende dodelijke slangen te verdrijven. Dit wordt nog steeds in Zuid-Afrika gedaan, behalve bij dichte bevolkte centra of dichtbij gelegen bossen. De suiker bevattende stengel wordt hierdoor nauwelijks aangetast.
Het oogsten van het suikerriet was vroeger een intensieve en zware arbeid, maar is tegenwoordig overgenomen door moderne landbouwwerktuigen.



Moderne oogstmachines versnipperen reeds de stengel tijdens het oogsten, waarna de oogst in enorme trucks wordt afgevoerd naar de verwerkende fabrieken.


Het geoogste suikerriet wordt in de suikerfabriek verwerkt door het sap eruit te persen. Hierna wordt de suiker uitgekristalliseerd, waarna een dikke stroop (melasse) achterblijft, die nog een deel van het suiker bevat. De melasse wordt gebruikt voor het maken van rum.
De overblijvende stengelresten (bagasse) worden gebruikt als grondstof voor veevoer, de productie van papier of als brandstof voor de opwekking van stoom voor de fabriek of elektriciteit. 

BRANDSTOF.

Buiten de productie van suiker, wordt er uit het suikerriet alcohol gewonnen voor het produceren van een mengsel van benzine en alcohol (ethanol). Ook wordt er bio-diesel van gemaakt. 
Deze behoefte aan brandstof is vooral voor Zuid-Afrika van belang daar het land geen eigen aardolie productie heeft en deze producten moet invoeren.