vrijdag 31 maart 2023

TABAK EN ROOKGENOT IN INDONESIË.

 

   GEEN VOEDINGSMIDDEL, 

MAAR EEN ZEER ONGEZOND

          GENOTSMIDDEL.




OORSPRONG VAN TABAK EN GESCHIEDENIS.

Rodrigo de Jerez krijgt tabak een geboden door een Indiaan.
De tabaksplant, Latijnse naam Nicotiana tabacum, vindt zijn oorsprong in Midden-Amerika. De inheemse bewoners, de Indianen, gebruikten reeds tabak, en gebruikten dit om vuur mee te stoken. De rook was aangenaam en geurde sterk. Ze lieten de bladeren drogen en maakten er een rol van en staken deze aan om te inhaleren.
Het werd ook wel gepruimd of in een pijp gerookt.
Het was voor de Indianen een genotsmiddel, een medicijn en een manier om met de goden in contact te komen.
Nadat Columbus de Caribische eilanden had ontdekt en zijn latere opvolgers Midden-Amerika met de Indianen als bewoners en hun cultuur, kwamen ook de Spanjaarden met tabak in aanraking. Maar de Spanjaarden waren meer in het goud van de bewoners geïnteresseerd dan in de tabak, daar volgens de Roomse kerk het een plant was van heidenen en dus van de duivel. Aanvankelijk ging men er vanuit, dat tabaksbladeren konden helpen tegen kwalen.



De Fransman Jean Nicot die toen gezant was voor Frankrijk in Lissabon deed onderzoek naar de tabaksplant.
Naar hem is de tabaksplant, Nicotiana tabacum genoemd.

In 1560 stuurde hij de geneeskrachtige bladeren naar koningin Catherina Medici om haar te verlossen van haar hoofdpijn.
Het enigste wat zij hoefde te doen was het blad tegen haar voorhoofd te houden en gelijktijdig de geur ervan op te snuiven.

Na de Spanjaarden kwamen ook de Engelsen in Noord-Amerika met de tabak in aanraking. Daarna werd het gebruik van tabak gaandeweg ook populair in Noord-Europa. Het werd gepruimd, gesnoven of als pijp gerookt.  Ook de pijpen werden steeds populairder, van gebakken witte klei gemaakt, tot fraaie porseleinen met Delfsblauw.
In de 17e eeuw waren er reeds 7000 tabakshuizen in Londen. Het was koning Karel I die belasting ging heffen op tabak en daarmee de uitvinder werd van de nationale accijns heffing. Pas rond 1800 deed de sigaar zijn intrede in Europa. In 1828 ontdekte chemici de stof in de plant die zorgt voor de effecten van tabak, welke da naam "Nicotine", vernoemd naar de Fransman Jean Nicot. De uitvinding van de sigarettenmachine deed de productie verhogen en ook het gebruik. Toch bleven sommige rokers bij het draaien van hun saffie.

TABAK IN INDONESIË.

Tabak is in alle vormen in Indonesië te koop. Op de markt in grote hoeveelheden om er zelf een peuk van te draaien of om te pruimen, maar ook verpakt door de bekende sigarettenmerken.  Als er een land is op deze wereld, waar veel gerookt wordt, dan is het wel Indonesië.
Het zijn niet alleen de volwassenen die een sigaretje opsteken, maar erg genoeg zelfs kleine kinderen. Het is zonder meer verbijsterend hoeveel minderjarigen er roken.
Als de school uitgaat en ze het schoolterrein verlaten wordt er eerst een peukje opgestoken.

Je vraagt je af waarom ze zo vroeg aan dit slechte genotsmiddel verslaafd kunnen geraken. Is het om je meer volwassen te voelen, of om stoer te doen tegenover je klasgenoten? Als je het ze vraagt weten ze zelf het antwoord niet eens. Helaas is tabak niet alleen voor de staat, maar ook voor de boeren en andere arbeidskrachten in deze industrie een bron van inkomsten.


DE TEELT EN FABRICAGE.



                        (Tabakplantage, bloemen van de tabaksplant en het toppen van de bloemen.)

De tabaksplant is een eenjarige plant waarvan tabak gewonnen wordt. De teelt is een eenjarige teelt die op grote plantages plaats vindt. Tijdens het groeiproces van de plant worden de planten getopt, de bloemen worden eruit gesneden, waardoor alle voedingstoffen aan de bladeren ten goede komen.
Aangezien niet alle bladeren gelijktijdig rijp zijn, worden ze een voor een met de hand geplukt.
De bladeren moeten na het oogsten gedroogd worden, dat wordt op verschillende manieren gedaan; liggend in de zon, in ovens of hangend onder een afdakje.


De geoogste bladeren worden door vrouwen, maar helaas ook door kinderen, gebundeld, waarna ze in de zon te drogen worden gehangen en ze langzaam gaan verkleuren naar bruin. Ook worden ze vaak onder een speciaal afdak te drogen gehangen. De vochtigheid speelt hierbij een grote rol.

Het drogen kan een tijdsbestek van drie tot vierweken duren.
De gedroogde bladeren worden nu op een stapel gelegd. Hierdoor gaat de tabak broeien en fermenteren. Dit proces kan 10 weken duren. De tabak die nu is ontstaan is bitter van smaak. Om de smaak te verbeteren worden verschillende tabakssoorten met elkaar gemengd en worden er naargelang de toepassing allerlei geur- en smaakverbeteraars aan toegevoegd. Voorbeelden hiervan zijn; suikerstroop, honing, chocolade en pepermunt.
Wanneer dit proces achter de rug is, worden de bladeren gesorteerd op kwaliteit, grootte, dikte en kleur.


In de fabriek worden de tabaksbladeren versneden, waarna ze in vloeipapier worden gerold.
In deze fabrieken werken wel honderden vrouwen, die na het rollen de overtollige tabak verwijderen, eventueel een filter aanbrengen en de sigaretten verpakken in doosjes met het handelsmerk er op van de fabrikant. 

Zo verdiend een ieder een deel aan de productie van het zo ongezonde genotsmiddel de sigaret.
Gelukkig is het in de meeste restaurants, warenhuizen en openbaarvervoer  niet meer toegestaan te roken.
Helaas is de grootste eigenaar en aandeelhouder van de sigaretten productie in Indonesië de Indonesische staat zelf en zal het nog heel lang duren voordat het rookbeleid zal veranderen.


KRETEK SIGARET.

Een kretek is een sigaret met de kruidnagel als kenmerkend toevoegsel aan de tabak.
Traditioneel bevat de kretek-sigaret twee delen tabak en één deel kruiden.
De kretek-sigaretten danken hun naam aan het feit dat ze door de etherische olie knetteren wanneer ze worden aangestoken.
De combinatie van de etherische olie met kruidnagel geeft de brandende sigaret een kenmerkende geur.



Het was een inwoner uit de plaats Kudus, Haji Jamhari, op Midden-Java, die de eerste kreteks maakte in het begin van de jaren 80 van de 19e eeuw.
Aanvankelijk  werden de kreteks met de hand gerold in huis of in een kleinschalig bedrijf en was de productie in de handen van Javaanse Indonesiërs.





Chinese ondernemers speelden al snel een sleutelrol bij de grootschalige productie van de kreteks met merken als Djarum, Bentoel, Gudang Garam, Sampeona en Djie Sam Soe, wat 234 in het Hokkien Chinees betekend. Vanaf 1968 werd de productie gemechaniseerd, al blijft een groot deel van de productie handwerk.






Vrouwen zijn sterk vertegenwoordigd in de productie van de kreteks, zo ook bij de gewone sigaretten.
Ruim 90% in deze sector is vrouw. Meer dan 300.000 mensen zijn betrokken bij de productie, waarvan 94% bij de handmatige productie en 6% bij de machinale productie.
Kreteks worden door de belasting relatief laag belast omdat ze zo een belangrijke rol spelen in de werkgelegenheid van laaggeschoolden.
De handgerolde kreteks worden 20-33% van de minimumverkoopprijs  belast op tabakaccijns, die machinaal gemaakt worden 45 tot 51%.


Ondanks de meest afgrijselijke afbeeldingen die op de pakjes sigaretten verschijnen, om op deze manier het roken terug te dringen om gezondheidsredenen, blijft de kretek-sigaret bijzonder populair in Indonesië.
De productie, is vrijwel gelijk aan de consumptie; in 2005, 203 miljard geproduceerd waarvan 92% is gebruikt.

Een pakje Sapoerna bevat 16 sigaretten die volgens de gegevens op het pakje 14 mg teer en 1,9 mg nicotine bevatten. De prijs is 30.500 rp, wat omgerekend 2 Euro is. 

 


Volgens de statistieken telde Indonesië in 2015 73,6 miljoen rokers, dat is 40 % van de volwassen bevolking. Hierbij is de rokende jeugd niet meegeteld. Het zijn vooral mannen die roken, want het aandeel rokende vrouwen was in dat zelfde jaar 7%


Net als gewone sigaretten bevatten kreteks ook nicotine en veel kankerverwekkende chemicaliën die schadelijk zijn voor zowel de rokers als niet-rokers. Het roken hiervan kan leiden tot nicotine verslaving en kan longkanker en andere longaandoeningen veroorzaken.



woensdag 29 maart 2023

BETELPALM & SIRIH.

 

          HET IS EEN STEENVRUCHT, 

     MAAR WORDT NOOT GENOEMD.



BETELPALM.

De betelpalm, in het Latijn Areca catechu, is een zeer slanke rechtopstaande tot 15 meter hoge palm.
De palm komt van oorsprong uit Indonesië, maar wordt tegenwoordig in geheel Zuidoost-Azië gekweekt.
De bladeren zijn geveerd en meestal twee meter lang, ze zijn zijdelings uitstaand en aan de top iets overhangend.
De deelblaadjes staan zeer dicht opeen




                                                             (Van bloemknop tot vrucht.) 


De bloemen zijn klein, lichtgeel en zitten in fijnvertakte bloeiwijzen, die er uit de verte als poederkwasten uitzien. De bloeiwijzen en later de vruchttrossen zitten hoog aan de stam van de boom aangehecht, vlak onder de gladde, groene bladschedenbundel.
De vruchten zijn bij rijpheid geel tot oranje, rond tot eivormig en tot 6 centimeter groot.
De betelnoot of arekanoot, is het zaad van de palm. Botanisch gezien is een noot geen zaad maar een type vrucht, en in het geval van de betelpalm is ook de vrucht geen noot, maar een steenvrucht (dit geldt overigens ook voor de vrucht van de kokospalm, die in zijn geheel meestal "kokosnoot" wordt genoemd).

De harde betelnoot is 3 tot centimeter lang en 2 tot 4 centimeter breed. De noot heeft een bittere smaak en is rood van kleur.


HET KAUWEN VAN "SIRIH PINANG".

Op een trap in de overdekte markt in Denpasar zat dit oude vrouwtje. Ze was te druk bezig met het klaarmaken van haar sirih om in de gaten te hebben dat ik een foto van haar maakte.
Het kauwen van sirih wordt vooral nog door de oudere generatie van Indonesië gedaan, als een opwekkend middel en ter onderdrukking van honger.
 
Voor het kauwen van sirih moet men verschillende grondstoffen hebben:
1 - Het blad  van de betelpeper.
2 - De noot van de betelpalm.
3 - Gebluste kalk.
4 - Pruimtabak.
5 - Kruidnagel.
6 - Smaakverbeteraar.

BETELPEPER.


Betelpeper of sirih, Latijnse naam Piper betle, is een plant uit de peperachtige familie en is in Indonesië vooral bekend door het betelkauwen.
De betelpeper is een klimplant, waarvan de bladeren medische eigenschappen hebben.
Het is een meerjarige groenblijvende klimplant met hartvormige bladeren en witte samengestelde bloemtrossen.

De plant komt van oorsprong uit Zuid- of Zuidoost-Azië en komt veelvoudig voor in India, Sri Lanka en Indonesië. Betelolie die uit de bladeren gehaald kan worden bevat betel-fenol of chavibetol.

HET BEREIDEN VAN DE BETELPRUIM.

Batak betelnoot stamper.
1 - De noot wordt in kleine fijne brokjes gehakt met bijvoorbeeld een betelstamper of gewoon met een hakmes, waarna de brokjes worden ingepakt in een betelblad en vermengd wordt met wat gebluste kalk, kruidnagel en pruimtabak.
 Het gecombineerd gebruik met kalk versterkt het effect van de betelnoot doordat de stof arecille omgezet wordt in de werkzame stof arecaidine.
De kalk is, afhankelijk van wat de omgeving te bieden heeft, afkomstig van kalkrotsen, koraal, zeeschelpen of slakkenhuisjes.


2 - Bij de menging van de verschillende stoffen ontstaat een rode pasta die bij het kauwen het speeksel vuurrood kleurt.
Bij chronische gebruik kleuren ook de tanden rood. 
Na het kauwen worden dan de smakeloos geworden resten uitgespuugd. Dit zorgt voor rode spuugvlekken op de grond.
Omdat het een onsmakelijk gezicht is, en de rode vlekken zich niet gemakkelijk laten verwijderen, is het kauwen van betel verboden op openbare plaatsen.

Zo zijn bijvoorbeeld de stenen voetpaden in de Micronesische deelstaat Yap in de Carolinen, door het massale gebruik en bijbehorende gespuug roodgevlekt, een kleur die in de stenen is getrokken.

3 - Om de bittere smaak weg te werken wordt, afhankelijk van de regio, het budget of beschikbaarheid de "betelpruim" nog voorzien van soms wel tientallen andere ingrediënten; honing, vruchten, gemalen noten, pepermunt, salmiak, zoethout en extracten van andere planten. Ook wordt er beweert dat dit de werking zal versterken.

Voor het bewaren van de ingrediënten werden door de rijke bewoners van het land, zoals sultans prinsen en hoog geplaatste functionarissen, prachtige zilveren containers gemaakt.
Ook de lokale bevolking bewaarde hun ingrediënten in mooie houten containers met verschillende afbeeldingen.

Buiten het effect dat het kauwen van sirih het hongergevoel tegen gaat en het een licht euforische  en opwekkende werking heeft, heeft het ook bijwerkingen.
Deze bijwerkingen zijn bijvoorbeeld; misselijkheid, buikloop, verhoogde hartslag, irritatie van de slijmvliezen, gebidschade, en bij een chronisch gebruik verhoogde kans op gezwellen aan de mond en slijmvliezen.



 









maandag 27 maart 2023

TAMARINDE BOOM & VRUCHT.

 

      VAN OOST-AFRIKA 

NAAR HET VERRE OOSTEN.


TAMARINDE.

De tamarinde, Latijnse naam Tamarindus indica, is een tropische boom uit de vlinderbloemenfamilie. De boom vindt zijn oorsprong in Oost-Afrika. Reeds in de vroege beschaving kwamen de zaden naar India, vanwaar hij bijna over alle tropische gebieden werd verspreid.
Tegenwoordig wordt de boom als sier- en nuttige plant in de tropische gebieden gekweekt.

De boom is voor de inheemse bevolking van grote mystieke betekenis en is soms heilig, omdat praktisch alle delen van de boom worden gebruikt. Vruchten, schors en bladeren worden vaak medicinaal gebruikt
Dit is dan ook de reden dat hij wordt vereerd en gekoesterd. Het duurt bijna 14 jaar voordat de boom zijn eerste vruchten zal dragen.
Het harde hout wordt gebruikt in de meubelmakerij.

Het vermoeden is; dat handelaren via de zee, de zaden naar Azië hebben gebracht, vanwaar zij weer in het Middellandse Zee gebied terecht kwamen en in de 16e eeuw ook in Amerika.

Ook heeft de boom een negatief verleden, daar tijdens de slavernij de takken als zweep werden gebruikt, bekend als de Spaanse bok.


De tamarinde is een groenblijvende, langzaam groeiende boom die een hoogte van 15 tot 20 meter kan bereiken en waarvan de bladkroon een diameter van 12 meter kan hebben.
De boom is vaak meerstammig en kan een leeftijd bereiken van 200 jaar. De takken zijn zeer buigzaam en hangen vaak tot op de grond en zo kan de boom sterke winden weerstaan.
De bladeren zijn tot 16 centimeter lang, geveerd en als het donker wordt vouwen de blaadjes zich dicht.
Pas op een leeftijd van 14 jaar zal de boom voor het eerst bloeien en daarna vruchtgeven.
Vermeerdering gebeurt via de zaden die meestal in de halfschaduw van de grote bomen kiemen. Dieren die het vruchtvlees eten, zorgen via hun uitwerpselen voor natuurlijke verspreiding van de zaden. De tamarinde kan goed tegen droogte, die hij nodig heeft om bloemen en vruchten te ontwikkelen. De boom komt niet in regenwouden gebieden voor.
De boom kan een lage temperatuur van minus vier graden Celcius verdragen.




Aan de uiteinden van de takken van volwassen bomen ontwikkelen zich kleine, gele, orchideeachtige bloemen die in trossen bij elkaar staan en een fijn rode tekening hebben.
De bestuiving geschiedt door insecten. In de vroege ochtend openen de bloemen zich en sluiten ongeveer drie uur later. Uit de bloemen ontwikkelen zich platte groene peulen die een zurig vruchtvlees bevatten. Als de peulen gaan volgroeien worden ze dikker en het vruchtvlees dat de zaden bevat kleurt rood tot zwart.
De rijpe lange peulen zijn kaneelbruin en hebben een lengte van 15 tot 20 centimeter. De zaden zijn omgeven door een fijne netstructuur. Als ze rijp zijn, gaan ze openen en het vruchtvlees droogt op tot een kleverige pasta. Zo blijven ze soms maande lang aan de boom hangen totdat de inheemse bevolking deze oogst. Het oogsten gebeurt door aan de takken te schudden zodat de rijpe peulen eraf vallen.

De tamarinde is een boom die door de inheemse bevolking voor verschillende doeleinden wordt gebruikt. Hij biedt bescherming, is een voedingsbron, dient als medicijn en levert materiaal om huishoudelijke- en sierproducten te maken.
In veel steden in het Midden-Oosten staat de boom gewoon als sier langs de weg.

Het schors van de boom bevat veel tannine en wordt in sommige gebieden  gebruikt om huiden te looien.
het zware harde hout is zeer duurzaam en wordt gebruikt voor het vervaardigen van raderen, assen, staken, vijzels, stampers, hamers en meubels etc.

De bladeren van de jonge bomen worden vaak als groente gegeten. Van verse of gedroogde bladeren bereidt men een aromatische thee. Uit verse bladeren kan men een rode kleurstof winnen om stoffen mee te verven. De bloemen worden bij soepen en salades gegeten.
Het belangrijkste zijn de vruchten van de boom. Zij bevatten veel proteïnes en koolhydraten, vitamine C, kalium, calcium, fosfor en andere mineralen.

Het verse vruchtvlees heeft een verfrissend zoetzuur aroma en wordt vaak gebruikt voor het zuur maken van vlees en vis. Een verdere bewerking tot vruchtenmoes en siroop. De siroop is weer de grondstof voor de tamarindelimonade, sorbets ijs en snoepjes, en voor de productie van Worchestersaus.
Al deze producten zijn in de supermarkten te koop.



(Een tamarinde tafeltje dekje!)

De zaden worden vaak in water geweekt, gedroogd en geroosterd. Tot meel gemalen kan het voor het bakken van brood gebruikt worden.

Tamarindeolie wordt gebruikt als lampolie en bij het vervaardigen van verven. De vruchtschillen kunnen voor het verven van wol, zijde en katoen dienen.

Bladeren, zaden en vruchten dienen ook als veevoer.


In de volksgeneeskunde speelt de tamarinde een belangrijke rol. de vrucht wordt ingezet tegen malaria, reuma, wonden, winderigheid en koorts.
De bloemen zijn een remedie tegen reuma, pijn, ontstekingen, wonden en gewrichtsklachten.
De bladeren tegen hoest en koorts.







zaterdag 25 maart 2023

ASAM POTONG OF -GELUGUR.

 

   NIET TE VERWAREN 

    MET ASAM KANDIS.



ASAM POTONG OF - GELUGUR.

De Garcinia atroviridis, bekend als asam potong, asam gelugur, asam gelugo of asam keping is een boom die groeit in de tropische regenwouden en heeft zijn oorsprong op het schiereiland Maleisië.
De boom heeft een lange stam met grijze bast en wordt zo'n 20 meter hoog. De bladeren zijn donkergroen, de scheuten rood, glanzend lang en smal met een spitse punt en opstaande randen.

De boom groeit in het wild op het schiereiland Maleisië en Sumatra.
Vanwege zijn economische en medicinale waarde wordt de boom op grote schaal gekweekt.

De bloemen zijn donkerrood en de bloeitijd is in de periode juli-september. Een boom draagt zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen, en is zelfbestuivend. De bloemen staan in clusters van twee tot tien kleine bloemen aan het uiteinde van jonge takken (eindknoppen) of in de oksels van takken (okselknoppen).
Een bloem bestaat uit vier kelkbladeren en vier bloemblaadjes. 
De bloei duurt slechts een etmaal, waarna de bloemblaadjes snel verwelken en onmiddellijk afvallen.
het duurt nog vier tot zes maanden voor de vrucht volledig ontwikkeld is en rijp.






De nog onrijpe vruchten zijn helder groen en kleuren geel tijdens het rijpen. De ronde vruchten worden afzonderlijk gedragen op takjes met een diameter van ongeveer 7 tot 10 millimeter.
De rijpe vruchten zijn helder oranjegeel. De vrucht heeft een dozijn  of meer harde zaadjes en smaakt zuur. Het gewicht van de vrucht kan uiteen lopen van 100 tot 600 a 700 gram.
Van de rijpe vrucht wordt de binnen kern verwijderd, waarna deze in dunne plakjes wordt gesneden en gedroogd in de zon.

De oogst vindt plaats met behulp van lange bamboestokken waaraan een mes is bevestigd. Slechts sporadisch klimt men in de boom om de vruchten te oogsten.

De gedroogde schijfjes van de vrucht worden in de Aziatische keuken gebruikt als zuur in vleesgerechten. Met de jonge vruchten worden vaak sambals gemaakt.
De vrucht bevat citroenzuur, wijsteenzuur, appelzuur en ascorbinezuur, hydroxycitroenzuur en flavonoïden.
De jonge scheuten en bladeren worden gegeten. Wanneer de scheuten gekookt worden kleuren ze groen. Ze zijn in tegenstelling tot de vrucht eerder zoet dan zuur. De jonge rode scheuten worden rauw of geblancheerd gegeten, bijvoorbeeld bij rijstgerechten.

MEDICINAAL GEBRUIK VAN DE GARCINIA ATRIVIRIDIS.

Verschillende delen van de boom zijn een geweldige bron van bioactieve stoffen die een positieve invloed hebben op de gezondheid. De extraten of bioactieve gestanddelen hebben verschillende therapeutische functies aangetoond, waaronder antioxidant, antimicrobieel, antikanker, ontstekingsremmend, antihyperlipidemisch en antidiabetisch.





vrijdag 24 maart 2023

KEMIRINOOT.

 

       EEN BITTERE SMAAK,

     EN NIET TE VERWARREN 

    MET DE MACADAMIANOOT.


KEMIRINOOT.

De kemirinoot is de vrucht van de boom met de Latijnse naam; Aleurites moluccana.
Men spreekt ook wel van de kaarsnoot of in het Engels "candlenut".
De oorspronkelijke herkomst van deze boom is onbekend, omdat hij op zoveel plaatsen wordt gekweekt.  
De kemiriboom kan een hoogte bereiken van 30 meter, heeft een wijd uitgespreide, hangende takken met bladeren. De bladeren zijn lichtgroen, eenvoudig en ovaal of hartvormig op volwassen scheuten. Ze zijn tot 20 centimeter lang en 13 centimeter breed. de jonge bladeren zijn dicht bedekt met roestige of crème stervormige haren.
De bladstelen hebben een lengte van 12,5 centimeter.



Bloemen zijn kleine mannelijke bloemen met een diameter van ongeveer 5 millimeter, vrouwelijke bloemen zijn ongeveer 9 millimeter groot. De vrucht is een steenvrucht met een diameter van ongeveer 4 tot 6 centimeter met een of twee lobben; elke lob heeft een enkele zachte, witte, olieachtige pit in een harde schaal met een diameter van ongeveer 2 centimeter. De pit is de kemirinoot.


De boom groeit in tropische regenwouden en galerijbossen. Het is een zeer snel groeiende
boom en komt vaak voor in verstoord regenwoud.
In Australië komt de boom voor op een hoogte van 800 meter boven de zeespiegel.
De boom werd voor het eerst gedomesticeerd op de eilanden van Zuidoost-Azië. Overblijfselen van geoogste kemirinoten zijn teruggevonden op archeologische vindplaatsen op het eiland Timor en Morotai, respectievelijk gedateerd rond 13.000 en 11.000 jaar geleden.
Ook werden resten gevonden in het zuiden van Sulawesi, gedateerd rond 3.700 tot 2.300 v. Chr.
De zaden zijn geliefd bij knaagdieren. De gebroken schillen van de vruchten zijn vaak onder de boom te vinden.


De noot wordt gebruikt in de Indonesische en Maleisische keuken.
De noot kan niet rauw worden gegeten, want deze is licht giftig. De noot bevat onder andere saponine en phorbol. De bast van de boom werd door de oude bevolking van Indonesië gebruikt tegen dysenterie.
De smaak van kemiri is enigszins bitter. 
De noot wordt vooral gebruikt om sauzen te binden.

KAARSNOOT OF CANDLENUT.

De kemirinoten zijn sterk oliehoudend, zodat ze kunnen branden. De noten werden dan aan elkaar geknoopt en aangestoken. Daarom worden ze ook wel kaarsnoot of candlenut genoemd.