MENS EN DIER SPELEN GRAAG
IN DE BRANDING.
BRANDING.
Branding is het breken van golven op ondiep water, of regelrecht tegen een steile kust, of ten gevolge van een tegenstroom.
In het algemeen is het breken van golven het gevolg van een onstabiliteit, veroorzaakt doordat de voortplantingssnelheid van de golf als geheel kleiner wordt dan de voorwaartse snelheid van het water in de golftop.
In het geval van breken op ondiep water geldt als algemene regel dat de golven breken waar de diepte 1,3 maal de hoogte van de golven is. Deze regel gaat het beste op voor deininggolven en dan vooral voor een kust waar de bodem een gelijkmatige, niet te sterke helling heeft.
Het eerstgenoemde effect is vooral werkzaam bij golven met een in verhouding tot hun hoogte, zeer grote golflengte; de golfhoogte kan dan in het ondiepe water tot meer dan twee maal de oorspronkelijke hoogte oplopen voordat de golven breken. Een lange deining van 5 meter in volle zee kan dus wel een branding van 10 meter hoogte geven. De boven gegeven regel betreffende de verhouding van de diepte waar de brekers optreden tot hun hoogte impliceert dat hoe hoger de golven zijn hoe verder van de kust zich breken, vooropgesteld dat de zeebodem, uit de kust gaande, geleidelijk afhelt.
(Branding. Een breker, even voor en tijdens het overstorten.)
Men onderscheidt wel twee soorten brekers: de 'overstortende' brekers (plunging breakers) en de 'overschuimende' brekers (spilling breakers). Het eerste type is als het ware het ideale type, waarbij op het moment van breken ineens een watergordijn van de kam af wordt gegoten.
Dit type vormt zich wanneer de ontwikkeling van de golf tot het moment van overstorten zo weinig mogelijk gestoord wordt door invloeden als: onregelmatigheden van de bodem, wind, kruisende golven, stroom en dergelijke; de kammen zijn vaak lang en van gelijkmatige hoogte.
Bij het andere type breakers, het 'overschuimende' type, is het breken minder een verschijnsel van een ogenblik. Deze breakers kunnen over een geruime afstand doorlopen en daarbij continu energie verliezen door voortdurend te breken (te branden) aan hun toppen.
Zij zijn bij landingsoperaties minder hinderlijk dan overstortende breakers. factoren die het 'overschuimen' bevorderen zijn: ongelijkmatigheid van de bodem, stroom, wind, kruisende golven en andere storende invloeden.
Zoals reeds in het begin gezegd is, kan ook tegenstroom op zichzelf oorzaak zijn van het breken van golven, wanneer de golven namelijk in toenemende tegenstroom, dat wil zeggen uit een gebied met minder in een gebied met meer tegenstroom komen. Hierdoor wordt namelijk de golfhoogte vergroot, terwijl de golflengte verkleind wordt, hetgeen onstabiliteit van de golven in de hand werkt. Een dergelijk branden van de golven door tegenstroom kan bijvoorbeeld waargenomen worden waar de golven een zeegat binnenlopen als daar een ebstroom staat.
Een groot gevaar van het in de branding verkeren is de onderstroom, die zich voordoet bij het keren van het tij van vloed naar eb. Door deze onderstroom kan men van het strand afgevoerd worden en is het zeer moeilijk om de strand weer te bereiken, met gevolgen van dien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten