donderdag 22 september 2011

AJIBARANG EN OMGEVING.


EEN REIS OVER ZES 

INDONESISCHE EILANDEN.

AJIBARANG EN OMGEVING.


Maandag 12 februari 1990.

Het was een koele ochtend na de regenbuien van afgelopen nacht. Na een zeer vroege en heerlijk klaar gemaakte lunch bij Idit thuis vertrokken we uit Ajibarang naar de "Flamingo waterval". Onderweg kwamen we de schoolgaande jeugd tegen, die vaak hele afstanden aflegden tussen hun thuis en de school.



Via smalle slingerende wegen en door heel kleine dorpjes reden we bergopwaarts. De natuur om ons heen was prachtig en wisselde steeds af. Zo viel het me op, toen we naaldbomen grens bereikten, dat aan de bomen hars werd afgetapt in bakjes. Deze hars bleek de grondstof te zijn voor het maken van natuurlijke terpetijn. Ik had dit vroeger wel eens op school geleerd, maar was het weer vergeten. Onverwachts eindigde de weg naar boven en begonnen we aan onze wandelroute. Buiten Idit en de chauffeur, waren er nog een paar vrienden meegegaan op deze tocht. Via een moeilijk begaanbare soort trap daalden we bergafwaarts om even daarna via een slecht begaanbaar pad, bezaaid met enorme stenen, langs een snel stromende heldere kleine rivier weer omhoog te klimmen. De begroeiing was dicht en vol met bloemen en overal hoorde je de vogels zingen en zag je enorm grote zwarte vlinders vliegen. Hoe hoger we kwamen hoe koeler het werd.




Uiteindelijk zagen we in de verte de waterval, die als witte flamingo tegen de groene achtergrond afstak. Hoe dichter we de waterval naderden hoe harder het begon te waaien en de waternevel dichter werd. Het was door het naar beneden stortende water, wat een diep gat had geslagen in de rotsbodem, moeilijk elkaar nog te verstaan. De waterval veroorzaakte een stevige luchtstroom en het duurde ook niet lang of we waren drijfnat van de nevel. Er was ook nog een zeer smal sterk omhoog slingerend pad naast de waterval, maar dat bleek zo goed als onbegaanbaar te zijn geworden en we het veiliger vonden niet omhoog te klimmen. Ze vertelden me dat ik pas de tweede buitenlander was, die er was geweest. Verder op in de snelle klare stroom waren vrouwen bezig met het wassen van kleding.




Het was dan ook een prachtig stukje ongerepte natuur, wat gelukkig nog niet door de reisbureau's was ontdekt.
We vervolgden onze weg naar de plaats Baturaden, bekend om zijn appeltjes en waar ik eens eerder was geweest en daar trakteerden we de hele ploeg op een verfrissing. De gehele tocht hadden we een goed uitzicht gehad over het landschap, vanuit de laadbak van de open pick-up, waarin we voor wat beter zitcomfort de houten bank van de waranda hadden neer gezet.
Op de terugweg kocht ik in Banyamas een aarden drinkwaterkruik voor een paar gulden, zoals Idit zijn moeder gebruikte aan tafel en het water heerlijk koel blijft en om hem heel te vervoeren nog een rieten mandjes voor een paar rupia. Nu was het afwachten of ik hem nog heel in Nederland zou krijgen.



                        ( Een eendenhoeder keert met zijn eenden van de sawa terug naar huis.)

Eenmaal weer thuis haalden we de zwemkleding tevoorschijn en gingen naar het zwembad, wat eens lang geleden was aangelegd door een Nederlandse legerofficier en wat gevoed werd met bronwater. Het was klaar helder en koel water, waarin ook vissen zwommen en we genoten er van voor 30 cent entree. Het was zeker heel lang geleden dat er een 'tuan belanda' er gebruik van had gemaakt, want ik had het nodige bekijks. Na ons in een nabij gelegen bron heerlijk gewassen te hebben, zoals de lokale bevolking het deed, keerden we schoon en verfrist weer huiswaarts, alwaar een keurig gedekte tafel op ons wachtte.
De moeder van Idit had met recht een overheerlijke hap eten klaar gemaakt voor de hongerige troep en daar genoten we volop van. Zelfs de zoetwatervis, waarvan ik zelf niet zo'n liefhebber van ben, deed ik eer aan en we staken onze lof dan ook niet onder stoelen of banken. We moesten toen nog meer eten en Idit zei; "Ibuh is pas gelukkig als iedereen genoeg heeft gegeten en voldaan is". Het is een krans op haar werk begrepen we.
Het regende die avond weer eens behoorlijk, waarbij het zo afkoelde dat we een trui aantrokken tegen de kou. De lokale arak hielp ons de kou te verdrijven en was tevens een goed slaapmutsje. We besloten, onder veel protest van Idit, om de volgende dag door te reizen naar Ciamis waar mijn reisgenoot nog familie had wonen. We hadden uit dank voor de geweldige gastvrijheid, die we hadden mogen genieten, voor Ibuh nog een mooie lap stof gekocht, waar ze een jurk uit kon maken.

( PS. De kruik is heel aangekomen in Nederland en bestaat nog steeds.)



Geen opmerkingen:

Een reactie posten