vrijdag 10 december 2021

CIE DE NAVIGATION SUD-ATLANTIQUE. (FRANKRIJK)

 

                HANDEL OP DE 

  ZUID-AMERIKAANSE ROUTES.



COMPAGNIE DE NAVIGATION SUD-ATLANTIQUE.

Sociéte d'Etudes de Navigation de voorganger werd in 1912 opgericht door Cyprien Fabre.

In juli 1912 werd een nieuwe overeenkomst gesloten tussen de Franse regering en de Societe dÉtudes de Navigation, een nominale consessiehouder, die haar rechten afstond aan de Compagnie de Navigation Sud-Atlantique.
Messageries Maritimes had sinds 1860 de contracten voor de Zuid-Amerilkaanse routes, maar had sinds 1904 heel weinig gedaan om hun Zuid-Amerikaanse service te verbeteren en beschouwde het als niet bijzonder winstgevend, hoewel de snelheid van de Messageries-schepen ook een probleem waren. Het contract ondertekend op 11 juli 1911 had een looptijd van 25 jaar vanaf 22 juli 1912 en voorzag in een gesubsidieerde postdienst, met tweewekelijkse retourreizen tussen Bordeaux, Lissabon, Dakar, Rio de Janeiro, Montevideo en Buenos Aires.
Bovendien moest het bedrijf een niet-gesubsidieerde commerciële dienst exploiteren met reizen ten minste eenmaal per maand tussen Bordeaux, Dakar, Pernambuco, Bahia, Rio de Janeiro, Santos, Montevideo en Buenos Aires met schepen met een laadvermogen van niet minder dan 4.000 ton en niet minder 11 knopen gemiddelde snelheid. De Compagnie de Navigation Sud-Allantique werd in begin 1912 gelanceerd, met een begin kapitaal van 15 miljoen frank.



In de begin periode van het bedrijf voerde het een huisvlag met een blauw veld met van zijde tot zijde een witte ruit met daarin afgebeeld in het rood de Franse haan.
Later werd de haan vervangen door een rode ring. 



                                                           (ss. Massilia.)

Als voorwaarde voor het gesubsidieerde contract en om ervoor te zorgen dat er voldoende schepen in de vaart waren om een betrouwbare postdienst te kunnen leveren, moest de maatschappij in Frankrijk vier passagiersschepen bouwen met een waterverplaatsing van minimaal 11.000 ton, in staat een minimumsnelheid van 15 knopen aan te houden tussen Bordeaux en Lissabon, en 18 knopen tussen Lissabon en Buenos Aires, met een minimale lengte van 175 meter en voorzien van nog zes paquebots mixtes (passagiersvrachtschepen).

Het nieuwe bedrijf plaatste haar bestellingen voor nieuwe schepen, bij de werf Chantiers de l'Atlantique in St. Nazaire, voor de ss. Lutetia van 14.000 ton en bij Forges & Chantiers de la Mediterranee bij La Seyne voor een soortgelijk schip, de ss. Gallia, beide te leveren in 1913.
Het derde schip was de ss. Massilia, ook gebouwd in La Seyne en te water gelaten in 1914, maar pas voltooid in 1920.

Om de beloofde serviceniveaus te bereiken , terwijl de nieuwbouw vorderde, stond de overeenkomst toe dat het bedrijf tijdelijk schepen van 9.000 ton waterverplaatsing mocht exploiteren met een snelheid van 14 knopen van Buenos Aires naar Lissabon en met 15 knopen van Lissabon naar Buenos Aires en twee schepen mochten van buitenlandse werven zijn.

     (ss. Burdigala ex Kaiser Friedrich.)

Er moesten dus een aantal tweedehandsschepen worden aangekocht om de dienst te kunnen gaan uitvoeren. Deze omvatten de "Avondale Castle"uit 1807 van de Union Castle Line en de vrij oude La Bretagne en La Gascogne, die al in 1886 waren gebouwd. De laatste twee werden overgedragen van de Compagnie Générale Transatlantique. 
De reeds langzaam afgeschreven Kaisr Friederich werd ook aan de vloot toegevoegd en omgedoopt tot de Burdigala, maar bleek zijn beste tijde reeds te hebben gehad.

Al vroeg in het bestaan van het bedrijf werd besloten om de vaste schepen van de lijn in het wit te schilderen en daarmee werd in de tweede helft van 1913 ook mee begonnen
Het bedrijf had ook de gewoonte om haar schepen de Latijnse variaties van Franse steden namen te geven. Bijvoorbeeld Lutitia = Parijs, Massila = Marseille, Gallia = Gallië en Burdigala = Bordeaux. 

Vanwege de omstandigheden die waren ontstaan tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het contract uit 1912 vanaf 13 augustus 1920 herzien en vernieuwd voor een periode van 10 jaar.

DE WERELDOORLOGEN.

De Gallia ging verloren in de Eerste Wereldoorlog, met een aanzienlijk hoog verlies aan mensenlevens, terwijl het dienst deed als troepentransportschip. De Burdigala ging als troepentransportschip verloren in de Griekse wateren. Het vierde vereiste schip werd nooit gebouwd.
De Masilla voegde zich in de naoorlogse periode bij de Lutetia als 'running mate'.  Een belangrijke toevoeging aan de vloot was de L'Atlantique van bijna 41.000 ton in 1930, maar het schip had een korte levensduur, daar het in 1933 tijdens de vaart van Bordeaux naar Le Havre door brand werd verwoest en gesloopt moest worden.


                                                                                                    (ss. Pasteur.)

In 1939 werd de Pasteur, van 29.000 ton als gevolg van de verminderde vraag op de route,  aan de vloot toegevoegd.
De Massilia zou haar laaste dagen in 'ballingschap' door brengen. Op haar reis vanuit La Rochelle, waar ze de haven verliet op 19 oktober 1939 en op 5 november 1939 in Buenos Aires aankwam, werd het schip camouflage-grijs geschilderd om Duitse onderzeeboten te ontwijken die al op jacht waren. Ze vervoerde 384 passagiers aan boord die Europa ontvluchtten, waarvan het grootste deel Spaanse republikeinen waren die eerder hun toevlucht hadden gezocht in Frankrijk.
Het schip speelde ook een rol in juni 1940, met een groot aantal prominente politici, waaronder 27 van de Vichy 80, die Frankrijk ontvluchtten naar Noord-Afrika na de overgave van Frankrijk aan de nazi-indringers en de aanname van de Vichy-regering.
 


In 1962 nam Messageries Maritimes de vaart op Zuid-Amerika over, met de twee overgebleven schepen de Laennec en de Charles Tellier.
Hiermee eindigde het bestaan van de Compagnie de Navigation Sud-Atlantique als merknaam.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten