HANDEL OP DE
ZUID-AMERIKAANSE ROUTES.
COMPAGNIE DE NAVIGATION SUD-ATLANTIQUE.
Sociéte d'Etudes de Navigation de voorganger werd in 1912 opgericht door Cyprien Fabre.
Messageries Maritimes had sinds 1860 de contracten voor de Zuid-Amerilkaanse routes, maar had sinds 1904 heel weinig gedaan om hun Zuid-Amerikaanse service te verbeteren en beschouwde het als niet bijzonder winstgevend, hoewel de snelheid van de Messageries-schepen ook een probleem waren. Het contract ondertekend op 11 juli 1911 had een looptijd van 25 jaar vanaf 22 juli 1912 en voorzag in een gesubsidieerde postdienst, met tweewekelijkse retourreizen tussen Bordeaux, Lissabon, Dakar, Rio de Janeiro, Montevideo en Buenos Aires.
Bovendien moest het bedrijf een niet-gesubsidieerde commerciële dienst exploiteren met reizen ten minste eenmaal per maand tussen Bordeaux, Dakar, Pernambuco, Bahia, Rio de Janeiro, Santos, Montevideo en Buenos Aires met schepen met een laadvermogen van niet minder dan 4.000 ton en niet minder 11 knopen gemiddelde snelheid. De Compagnie de Navigation Sud-Allantique werd in begin 1912 gelanceerd, met een begin kapitaal van 15 miljoen frank.
Later werd de haan vervangen door een rode ring.
Als voorwaarde voor het gesubsidieerde contract en om ervoor te zorgen dat er voldoende schepen in de vaart waren om een betrouwbare postdienst te kunnen leveren, moest de maatschappij in Frankrijk vier passagiersschepen bouwen met een waterverplaatsing van minimaal 11.000 ton, in staat een minimumsnelheid van 15 knopen aan te houden tussen Bordeaux en Lissabon, en 18 knopen tussen Lissabon en Buenos Aires, met een minimale lengte van 175 meter en voorzien van nog zes paquebots mixtes (passagiersvrachtschepen).
Het derde schip was de ss. Massilia, ook gebouwd in La Seyne en te water gelaten in 1914, maar pas voltooid in 1920.
Om de beloofde serviceniveaus te bereiken , terwijl de nieuwbouw vorderde, stond de overeenkomst toe dat het bedrijf tijdelijk schepen van 9.000 ton waterverplaatsing mocht exploiteren met een snelheid van 14 knopen van Buenos Aires naar Lissabon en met 15 knopen van Lissabon naar Buenos Aires en twee schepen mochten van buitenlandse werven zijn.
Er moesten dus een aantal tweedehandsschepen worden aangekocht om de dienst te kunnen gaan uitvoeren. Deze omvatten de "Avondale Castle"uit 1807 van de Union Castle Line en de vrij oude La Bretagne en La Gascogne, die al in 1886 waren gebouwd. De laatste twee werden overgedragen van de Compagnie Générale Transatlantique.
De reeds langzaam afgeschreven Kaisr Friederich werd ook aan de vloot toegevoegd en omgedoopt tot de Burdigala, maar bleek zijn beste tijde reeds te hebben gehad.
Al vroeg in het bestaan van het bedrijf werd besloten om de vaste schepen van de lijn in het wit te schilderen en daarmee werd in de tweede helft van 1913 ook mee begonnen
Het bedrijf had ook de gewoonte om haar schepen de Latijnse variaties van Franse steden namen te geven. Bijvoorbeeld Lutitia = Parijs, Massila = Marseille, Gallia = Gallië en Burdigala = Bordeaux.
DE WERELDOORLOGEN.
De Gallia ging verloren in de Eerste Wereldoorlog, met een aanzienlijk hoog verlies aan mensenlevens, terwijl het dienst deed als troepentransportschip. De Burdigala ging als troepentransportschip verloren in de Griekse wateren. Het vierde vereiste schip werd nooit gebouwd.
De Masilla voegde zich in de naoorlogse periode bij de Lutetia als 'running mate'. Een belangrijke toevoeging aan de vloot was de L'Atlantique van bijna 41.000 ton in 1930, maar het schip had een korte levensduur, daar het in 1933 tijdens de vaart van Bordeaux naar Le Havre door brand werd verwoest en gesloopt moest worden.
In 1939 werd de Pasteur, van 29.000 ton als gevolg van de verminderde vraag op de route, aan de vloot toegevoegd.
De Massilia zou haar laaste dagen in 'ballingschap' door brengen. Op haar reis vanuit La Rochelle, waar ze de haven verliet op 19 oktober 1939 en op 5 november 1939 in Buenos Aires aankwam, werd het schip camouflage-grijs geschilderd om Duitse onderzeeboten te ontwijken die al op jacht waren. Ze vervoerde 384 passagiers aan boord die Europa ontvluchtten, waarvan het grootste deel Spaanse republikeinen waren die eerder hun toevlucht hadden gezocht in Frankrijk.
Het schip speelde ook een rol in juni 1940, met een groot aantal prominente politici, waaronder 27 van de Vichy 80, die Frankrijk ontvluchtten naar Noord-Afrika na de overgave van Frankrijk aan de nazi-indringers en de aanname van de Vichy-regering.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten