M.S. FULGER.
25 AUGUSTUS 1983 T/M 28 DECEMBER 1983.
Na eerst goed gezorgd te hebben dat de inwendige mens tijdens onze vaart niets te kort zou komen aan wat te eten en vooral te drinken zoals water, softdrinks en bier verlieten we de haven van Tema.
We hadden de gezagvoerder moeten beloven om geen verbinding met de wal te maken vanwege onze veiligheid.
Aan de wal waren nog diverse bouwplaatsen waar houten schepen werden gebouwd voor ijzeren kerels, want het leven van deze mensen aan boord van deze scheepjes is hard vergeleken van ons kleven aan boord.
( Op de oever voorbij de havenmonding zag het letterlijk en figuurlijk zwart van de mensen.)
( De zoute zeelucht en de warmte van de zon deed een koud biertje best smaken.)
Overal op het strand lagen aan de grond gezette scheepjes die hun tijd hadden gehad op zee.
Ze waren door en door versleten en niet meer rendabel om opgelapt te worden. Langzaam werden ze gesloopt door de bevolking aan dat wat van waarde was voor ze. Jaren lang hadden ze van de oceaan genomen en nu werden ze langzaam door de oceaan genomen.
Vanwege de zware oceaan branding aan de kust trokken de lokale bewoners hun scheepjes ver het strand op om ze veilig te stellen als het slecht weer zou worden.
Aan de wal was het een komen en gaan van de prauwen die hun gevangen vis kwamen lossen. In het zelfde vuile en stinkende water werd de was gedaan om reinigde men zich zelf.
( Een zeil van aan elkaar genaaide lappen en stukken van een boomstam als mast dienen voor de voortstuwing van de prauw.)
Het binnen halen van het visnet met de vangt werd gedaan onder luid gezang van de vissers. Voordat we terug keerden naar het schip praaiden we nog een van de vissers om ons overgebleven voorraadje softdrinks met hen te ruilen tegen vers gevangen vis, waaronder twee prachtige tonijnen van elk zeker 15 kilo aan gewicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten