maandag 20 februari 2012

VULKAAN KAWAH IJEN de ZWAVELSTEKERS. (Deel 2)




VULKAAN KAWAH IJEN.

DE ZWAVELSTEKERS. (2)



Het ochtendlicht baant zich met moeite een weg door de zware regenwolken. In een hut tegen de berghelling in Oost-Java kruipen twintig mannen bij elkaar voor het ontbijt: koude rijst, zoute visjes en een schep sambal. Terwijl ze praten over de dag die komen gaat en over 'de stemming' van de vulkaan, vult de hut zich met de geur van kreteksigaretten, zweet en vochtige kleding.
Tegen halfvijf in de ochtend beginnen de mannen aan de beklimming van de oostelijke helling van de Ijen-krater, een van de vele vulkanen op Java. Over hun schouders hangen de bamboemanden waarmee ze telkens vrachten van ruim negentig kilo zwavel uit de ingewanden van de berg sjouwen.




De krater levert maandelijks naar schatting zo'n 150 ton zwavel op. Tachtig procent wordt daarvan gebruikt om suiker te bleken. De rest is voor de kunstmest-industrie en lucifers.


                                                                                                                                                                                                                                                                                                             Halverwege de drie kwartier durende tocht naar boven stopt de 39-jarige Sadi even. Hij masseert zijn linkervoet die gezwollen is sinds hij bij een afdaling in de krater ten val kwam.
Sadi is een van de vijfhonderd 'zwavelmijnwerkers' in de Ijen-krater. Net als de meeste van hen is Sadi een landarbeider die de helft van het jaar op de rijstvelden doorbrengt. "Als ik niet werk, is er geen geld voor mijn gezin", zegt hij tussen een scheurende hoestbui door. "Ik werk hier al vijtien jaar. Het is zwaar werk, maar ik kan er niet mee ophouden, want ander werk is er niet".



De mijnwerkers vervolgen hun weg naar de steile rand van de krater voordat zij zich begeven in de zwaveldampen die uit de bodem opstijgen. Dan zoeken ze houvast op de glibberige treden die tot 250 meter diepte zijn uitgehouwen.


Onder in de krater borrelt het meer. De zuurgraad van het water is zo hoog dat het de kleding weg vreet. Bijtende wolken zwaveldioxide verspreiden de guur van verbrande lucifers. Vloeibare zwavel, met buizen aangevoerd, verhardt tot een gele plak. De mijnwerkers slaan brokken los en leggen ze in de bamboemanden.


Stofmaskers bieden geen bescherming tegen de chemische mist. Binnen enkele minuten gaan de ogen tranen. Neus, mond en longen voelen branderig aan. Sommige mannen schuilen onder zwerfkei, instinctief op zoek naar frisse lucht.




Met een beetje geluk zijn de mannen binnen een uur weer uit de krater. Dan volgt de twee uur durende voettocht naar hun basis. Ze krijgen 25.000 rupiah ( ongeveer zes gulden) voor honderd kilo zwavel brokken. Naar Indonesische maatstaven is dit niet slecht betaald. Maar dan moeten het weer en de gezondheid wel meewerken. Halverwege de ochtend levert Sadi zijn eerste vracht af. Hij ziet er ouder en kwetsbaarder uit dan in de vroege schemering.

Deze mannen dragen geen deugdelijke werkschoenen, maar lopen op teenslippers, geen werkhandschoenen, geen gezicht bescherming of een gasmasker en een vakbond kennen ze in het geheel niet. Veel van deze mannen sterven dan ook jong tussen de 35 en 40 jaar aan longkanker. Door de opkomst van steeds van steeds meer zwavelstekers, vanwege de goede betaling, wordt er zelfs door sommige s'nachts doorgewerkt bij het licht van fakkels. Dodelijke ongevallen zijn aan de orde van de dag. Het is een beroep, hoe zwaar en gevaarlijk het ook mag zijn, dat doorgegeven wordt van vader op zoon.









Geen opmerkingen:

Een reactie posten