EEN OLIETANKER AANGEDREVEN
DOOR WINDKRACHT.
FALLS OF CLYDE.
De Falls of Clyde is het laatste ijzeren, viermastig gemonteerde schip en de enige overgebleven door zeil aangedreven olietanker.
De Falls of Clyde werd gebouwd in 1878 door Russell and Company in Port Glasgow, Inverclyde te Schotland.
(Maatschappijvlag Falls Line.)
Het schip was vernoemd naar een van de watervallen in rivier de Clyde en gebouwd voor de toen geldige hoogste standaard voor algemene wereldwijde handel, Lloyd's Register A-1.
Het schip had een bruto tonnage van 1807 ton, een netto tonnage van 1741 ton, een lengte van 280 voet (85,3 meter), een breedte van 40 voet (12,2 meter) en een diepgang van 21 voet (6,4 meter).
Het schip was voorzien van een boegbeeld voorstellende een meisje.
De eerste reizen brachten haar naar Karachi en haar eerste zes jaar bracht zij door met de Indiase handel. Hierna kwam het schip in de 'wilde vaart' en vervoerde hout, jute, cement en tarwe vanuit havens in Australië, Californië, India, Nieuw Zeeland en Britse koloniale eilanden.
Na eenentwintig jaar onder Brites valg gevaren te hebben werd de Falla of Clyde gekocht door Kapitein William Matson van de Matson Navigation Companie, in 1899 naar Honolulu gebracht en geregistreerd onder de Hawaiiaanse vlag.
(Embleem Matson Navigation Comp.)
In 1900 werd de Republiek Hawai door de Verenigde Staten geannexeerd en moest via het Congres van de VS toestemming worden verleend dat het schip, in het buitenland gebouwd, onder de Amerikaanse vlag mag varen.
Het schip werd vanwege bezuiniging maatregelen omgebouwd als bark, om zo de personeelskosten te drukken. Verder werd het schip voorzien van een dekhuis om betalende passagiers te kunnen vervoeren, Van 1899 tot 1907 maakte ze meer dan zestig reizen tussen Hilo, Hawaii en San Francisco. Ze stond bekend als een handig, snel en gerieflijk schip.
In 1907 kocht de Associated Oil Company ( later Tidewater Oil) de Falls of Clyde en veranderde haar in een bulkoliecarrier met een capaciteit van 19.000 vaten (3.000 m³). Tien grote tanks waerden in haar romp gebouwd en een pompkamer, ketelinstallatie en generator werden voor een oliedicht schot geplaatst.
In deze verandering bracht ze kerosine naar Hawaii en keerde terug naar Californië met melasse voor veevoer.
In 1927 werd ze verkocht aan de General Petroleum Company, haar masten werden gekapt en ze werd omgezet in een drijvend brandstofdepot in Alaska.
In 1959 werd ze gekocht door William Mitchell die haar naar Seatle sleepte om haar op te leggen voor het San Francisco Maritime Museum. Helaas ontbrak het aan geld en belangstelling.
In 1963 besloot de hypotheek bank van het schip haar te verkopen als onderdeel van een golfbreker in Vancouver, Britisch Columbia.
Plotseling was er belangstelling voor het schip en binnen enkele dagen was er geld bijeen gebracht en eind oktober werd de Falls of Clyde op sleeptouw genomen naar Honolulu.
Na aankomst te Honolulu werd het schip aan het Bishop Museum gegeven en in oude glorie hersteld, met nieuwe stalen masten en topgallants, giek en spankerboom van Oregon pinehout. In 1968 werd het schip voor het publiek geopend.
In 1973 werd het schip ingeschreven in het National Register of Historic Places en in 1989 uitgeroepen tot National Historisch Landmark van de VS.
Helaas verging het verdere bestaan van het schip anders dan verwacht. Gebrek aan preventief onderhoudt, dat goedkoop of niet werd uitgevoerd. Het te vele keren zandstralen van de romp, waardoor deze te dun was geworden zijn enkele van de redenen dat het Bishop Museum werd "beschuldigd van incompetentie en oneerlijkheid" voor het bijeen brengen van $ 600.000 om het schip te behouden, maar vervolgens slechts de helft van het geld daarvan uit te geven.
(Het boegbeeld is reeds niet meer aanwezig.)
In 2008 kondigde het museum plannen aan om het schip tegen het einde van het jaar te laten afzinken. Het museum werd overgehaald het schip aan een non-profit groep Friends of Falls of Clyde over te dragen. Inmiddels waren reeds veel artefacten van het schip verdwenen.
In juni 2016 mocht het schip uit veiligheidsoverwegingen niet meer aan pier 7 gemeerd blijven liggen.
De Friend of Falls of Clyde heeft getracht het schip door middel van een hefschip terug te brengen naar de Furguson Marine Enginering van Port Glasgow om haat geheel te restaureren.
Op 5 januari 2019 werd door Sava Falls of Clyde International aangekondigd dat de geplande liftoperatie voor 3 februari was geannuleerd. Na twee jaar campagne voeren was de reden dat ze niet klaar waren.
Op 7 februari 2019 heeft het Hawaii Department of Transportation het schip te koop aangeboden. In juni van dat jaar werden de masten en motoren van het schip verwijderd om het gereed te maken voor verwijdering.
Na eenentwintig jaar onder Brites valg gevaren te hebben werd de Falla of Clyde gekocht door Kapitein William Matson van de Matson Navigation Companie, in 1899 naar Honolulu gebracht en geregistreerd onder de Hawaiiaanse vlag.
(Embleem Matson Navigation Comp.)
In 1900 werd de Republiek Hawai door de Verenigde Staten geannexeerd en moest via het Congres van de VS toestemming worden verleend dat het schip, in het buitenland gebouwd, onder de Amerikaanse vlag mag varen.
Het schip werd vanwege bezuiniging maatregelen omgebouwd als bark, om zo de personeelskosten te drukken. Verder werd het schip voorzien van een dekhuis om betalende passagiers te kunnen vervoeren, Van 1899 tot 1907 maakte ze meer dan zestig reizen tussen Hilo, Hawaii en San Francisco. Ze stond bekend als een handig, snel en gerieflijk schip.
In 1907 kocht de Associated Oil Company ( later Tidewater Oil) de Falls of Clyde en veranderde haar in een bulkoliecarrier met een capaciteit van 19.000 vaten (3.000 m³). Tien grote tanks waerden in haar romp gebouwd en een pompkamer, ketelinstallatie en generator werden voor een oliedicht schot geplaatst.
In deze verandering bracht ze kerosine naar Hawaii en keerde terug naar Californië met melasse voor veevoer.
In 1927 werd ze verkocht aan de General Petroleum Company, haar masten werden gekapt en ze werd omgezet in een drijvend brandstofdepot in Alaska.
In 1959 werd ze gekocht door William Mitchell die haar naar Seatle sleepte om haar op te leggen voor het San Francisco Maritime Museum. Helaas ontbrak het aan geld en belangstelling.
In 1963 besloot de hypotheek bank van het schip haar te verkopen als onderdeel van een golfbreker in Vancouver, Britisch Columbia.
Plotseling was er belangstelling voor het schip en binnen enkele dagen was er geld bijeen gebracht en eind oktober werd de Falls of Clyde op sleeptouw genomen naar Honolulu.
Na aankomst te Honolulu werd het schip aan het Bishop Museum gegeven en in oude glorie hersteld, met nieuwe stalen masten en topgallants, giek en spankerboom van Oregon pinehout. In 1968 werd het schip voor het publiek geopend.
In 1973 werd het schip ingeschreven in het National Register of Historic Places en in 1989 uitgeroepen tot National Historisch Landmark van de VS.
Helaas verging het verdere bestaan van het schip anders dan verwacht. Gebrek aan preventief onderhoudt, dat goedkoop of niet werd uitgevoerd. Het te vele keren zandstralen van de romp, waardoor deze te dun was geworden zijn enkele van de redenen dat het Bishop Museum werd "beschuldigd van incompetentie en oneerlijkheid" voor het bijeen brengen van $ 600.000 om het schip te behouden, maar vervolgens slechts de helft van het geld daarvan uit te geven.
(Het boegbeeld is reeds niet meer aanwezig.)
In 2008 kondigde het museum plannen aan om het schip tegen het einde van het jaar te laten afzinken. Het museum werd overgehaald het schip aan een non-profit groep Friends of Falls of Clyde over te dragen. Inmiddels waren reeds veel artefacten van het schip verdwenen.
In juni 2016 mocht het schip uit veiligheidsoverwegingen niet meer aan pier 7 gemeerd blijven liggen.
De Friend of Falls of Clyde heeft getracht het schip door middel van een hefschip terug te brengen naar de Furguson Marine Enginering van Port Glasgow om haat geheel te restaureren.
Op 5 januari 2019 werd door Sava Falls of Clyde International aangekondigd dat de geplande liftoperatie voor 3 februari was geannuleerd. Na twee jaar campagne voeren was de reden dat ze niet klaar waren.
Op 7 februari 2019 heeft het Hawaii Department of Transportation het schip te koop aangeboden. In juni van dat jaar werden de masten en motoren van het schip verwijderd om het gereed te maken voor verwijdering.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten