TOEN ER NOG GEEN
SATELLIET
VERBINDING WAS
EN WINDMOLEN-ENERGIE-PARKEN
OP ZEE.
KABELSCHIP OF -LEGGER (VERLEDEN).
Een speciaal schip gebouwd voor het leggen en repareren van onderzeese telegraaf- en telefoonkabels.
Het eerste schip daarvoor gecharterd was de radersleepboot 'Goliath', die eind agustus 1850 de kabel legde tussen Dover en Kaap Gris Nes voor de English Channel Submarine Telegraph Comp.
In juli 1852 legde de 'Britannia'(254 brt) de kabel tussen Holyhead en Houth en in mei 1853 was het de voormalige kolenboot 'William Hutt' (530 brt) die een kabel legde tussen Portpatrick en Donaghadee. In 1853 werd voor het eerst een schip permanent als kabellegger ingericht voor de International Telegraph Cy. Het was de raderboot 'Monarch'(1830, 215 brt). In dat zelfde jaar legde het de eerste kabel tussen Engeland en Nederland, waarbij het schip werd begeleid door de monitor Zr. Ms. 'Addder'.
De 'Great Eastern' (1853, 18.914 brt) legde in 1865 de eerste transatlantische kabel. In 1782 werd op de werf van Burmeister and Wain te Kopenhagen het eerste schip gebouwd, speciaal als kabelschip ontworpen: de 'H.C. Oersted' (749 brt), maar het eerste zeegaande kabelschip was de ijzeren 'Faraday'(5052 brt) (Rechts), die in 1874 voor Siemens Bros werd gebouwd door C. Mitchell and Co Ltd te Newcastle. Dit was een van de eerste dubbelschroefschepen.
Typische kenmerken waren het boegroer en de achtersteven, die vrijwel identiek was aan de voorsteven. Twee hellende schoorstenen stonde naast elkaar. De 'Faraday' had drie kabeltanks, elk 30 voet diep, waarvan de voorste 400 en de beide andere elk 800 mijl kabel konden bevatten. het schip legde tijdens haar loopbaan ongeveer 50.000 mijl kabel.
De in 1926 door Swan, Hunter and W. Richardson gebouwde 'Dominia (9273 brt) voor de Telegraph Construction and Maintenance Comp. was vele jaren de grootste kabellegger; hij pas in 1963 overtroffen door de dieselelektrische 'Long Lines'(11.200 brt), gebouwd door Schlieker en afgebouwd door de Deutsche Werft te Hamburg voor de American Telephone and Telegraph Co.
Dit schip kan kabels tot een lengte van 2000 mijl vervoeren. het is uitgerust met twee schroeven en twee roeren en heeft in het voorschip een dwarsschroef; dit alles om de noodzakelijke grote manoeuvreerbaarheid te verzekeren. De voorsteven is versterkt met het oog op eventuele ijsgang
Zeer lang werden de kabelleggers uitgerust met compound of triple expansiemachines; de Italiaanse 'Salernum' van 1956 was de eerste met diesel en dieselelektrische voortstuwing. Het eerste turbineschip was de Japanse 'Toyo Maru', gevolgd door de Franse 'Ampere' (2100 brt).
In 1961 kwamen de eerste diesel-elektrische kabelschepen in de vaart: de 'Retriever' (4000 brt) van de Imperial and International Communications and Cable and Wireless Ltd. de 'Alert' (6413 brt) van de Britse General Post Office en de Franse 'Marcel Bayard' van de Franse regering.
Nederland kreeg zijn eerste kabelschip in 1905, toen de Duitse 'von Podbielski' uit 1899 en 1494 brt, van de Norddeutse Seekabelwerke A.G. door de Gouvernementsmarine werd overgenomen en herdoopt in 'Telegraaf'.
In 1924 volgde de 'Zuiderkruis' (2200 brt), gebouwd door de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam. Beide schepen waren werkzaam in de Nederlandse wateren.
In 1948 werd voor de PTT de 'Poolster' (265 brt) gebouwd; in april 1968 werd een groter kabelschip besteld ter vervanging van de 'Poolster'.
Kabelschepen vallen op door de enorme constructie aan de boeg, nodig voor het opvissen van de te repareren kabels.
Zij zijn voorzien van cirkelvormige opslagruimten voor de opslag van de kabels.
In het midden bevindt zich een soort afgeknotte kegel, die tot bijna aan de bovenzijde van de opslagruimte reikt.
Bij het laden van de kabel wordt aan de buitenzijde begonnen en vervolgens wordt de kabel gelegd tot de kegel op de middenas en daarna weer naar buiten.
Soms wordt tussen de verschillende lagen van de kabel dunne houten planken gelegd om te voorkomen dat de kabel tijdens de vaart zich iets zou gaan verplaatsen door het slingeren of stampen van het schip.
In vroeger tijden toen de kabels nog met een beschermde guttapercha laag waren bedekt, waren de geïsoleerde tanks gevuld met water.
Worden de kabels over een korte afstand gelegd, dan geschiedt dit als regel over de boeg; indien het leggen over een grotere afstand geschiedt gaat dit via de achtersteven. Normaliter hebben de kabelleggers drie schijven in de klipperboeg en één op het hek voor het vieren van de kabel.
De ontwikkeling van de elektronica heeft het mogelijk gemaakt gelijktijdig tot 1200 telefoon gesprekken te voeren over een zg. coaxiale kabel, dit is een kabel waar een enkele draad zich in het hart van een metalen mantel bevindt en daar in een hoogwaardig isolatiemateriaal is 'opgehangen'.
Het is dan noodzakelijk op afstanden van ongeveer 6 kilometer versterkers aan te brengen.
In transatlantische kabels gaat men tot 128 gesprekken waarbij de afstand van de versterkers kan worden vergroot. Deze kabels zijn slechts 3 cm dik; de versterkers bevinden zich daarin als een soort dikke bobbels. Ze zijn uitgerust met transistors en hebben een zeer lange levensduur.
Tijdens werken aan de kabels is de kabellegger verplicht speciale seinen te voeren zowel bij dag als bij nacht, om aan te tonen dat het schip onmanoeuvreerbaar is en dus niet kan uitwijken.
Door de opkomst van de satelliet communicatie is het leggen van telefoonkabels bijna tot het verleden gaan behoren.
Het eerste schip daarvoor gecharterd was de radersleepboot 'Goliath', die eind agustus 1850 de kabel legde tussen Dover en Kaap Gris Nes voor de English Channel Submarine Telegraph Comp.
In juli 1852 legde de 'Britannia'(254 brt) de kabel tussen Holyhead en Houth en in mei 1853 was het de voormalige kolenboot 'William Hutt' (530 brt) die een kabel legde tussen Portpatrick en Donaghadee. In 1853 werd voor het eerst een schip permanent als kabellegger ingericht voor de International Telegraph Cy. Het was de raderboot 'Monarch'(1830, 215 brt). In dat zelfde jaar legde het de eerste kabel tussen Engeland en Nederland, waarbij het schip werd begeleid door de monitor Zr. Ms. 'Addder'.
De 'Great Eastern' (1853, 18.914 brt) legde in 1865 de eerste transatlantische kabel. In 1782 werd op de werf van Burmeister and Wain te Kopenhagen het eerste schip gebouwd, speciaal als kabelschip ontworpen: de 'H.C. Oersted' (749 brt), maar het eerste zeegaande kabelschip was de ijzeren 'Faraday'(5052 brt) (Rechts), die in 1874 voor Siemens Bros werd gebouwd door C. Mitchell and Co Ltd te Newcastle. Dit was een van de eerste dubbelschroefschepen.
Typische kenmerken waren het boegroer en de achtersteven, die vrijwel identiek was aan de voorsteven. Twee hellende schoorstenen stonde naast elkaar. De 'Faraday' had drie kabeltanks, elk 30 voet diep, waarvan de voorste 400 en de beide andere elk 800 mijl kabel konden bevatten. het schip legde tijdens haar loopbaan ongeveer 50.000 mijl kabel.
De in 1926 door Swan, Hunter and W. Richardson gebouwde 'Dominia (9273 brt) voor de Telegraph Construction and Maintenance Comp. was vele jaren de grootste kabellegger; hij pas in 1963 overtroffen door de dieselelektrische 'Long Lines'(11.200 brt), gebouwd door Schlieker en afgebouwd door de Deutsche Werft te Hamburg voor de American Telephone and Telegraph Co.
Dit schip kan kabels tot een lengte van 2000 mijl vervoeren. het is uitgerust met twee schroeven en twee roeren en heeft in het voorschip een dwarsschroef; dit alles om de noodzakelijke grote manoeuvreerbaarheid te verzekeren. De voorsteven is versterkt met het oog op eventuele ijsgang
Zeer lang werden de kabelleggers uitgerust met compound of triple expansiemachines; de Italiaanse 'Salernum' van 1956 was de eerste met diesel en dieselelektrische voortstuwing. Het eerste turbineschip was de Japanse 'Toyo Maru', gevolgd door de Franse 'Ampere' (2100 brt).
In 1961 kwamen de eerste diesel-elektrische kabelschepen in de vaart: de 'Retriever' (4000 brt) van de Imperial and International Communications and Cable and Wireless Ltd. de 'Alert' (6413 brt) van de Britse General Post Office en de Franse 'Marcel Bayard' van de Franse regering.
Nederland kreeg zijn eerste kabelschip in 1905, toen de Duitse 'von Podbielski' uit 1899 en 1494 brt, van de Norddeutse Seekabelwerke A.G. door de Gouvernementsmarine werd overgenomen en herdoopt in 'Telegraaf'.
In 1924 volgde de 'Zuiderkruis' (2200 brt), gebouwd door de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam. Beide schepen waren werkzaam in de Nederlandse wateren.
In 1948 werd voor de PTT de 'Poolster' (265 brt) gebouwd; in april 1968 werd een groter kabelschip besteld ter vervanging van de 'Poolster'.
Kabelschepen vallen op door de enorme constructie aan de boeg, nodig voor het opvissen van de te repareren kabels.
Zij zijn voorzien van cirkelvormige opslagruimten voor de opslag van de kabels.
In het midden bevindt zich een soort afgeknotte kegel, die tot bijna aan de bovenzijde van de opslagruimte reikt.
Bij het laden van de kabel wordt aan de buitenzijde begonnen en vervolgens wordt de kabel gelegd tot de kegel op de middenas en daarna weer naar buiten.
Soms wordt tussen de verschillende lagen van de kabel dunne houten planken gelegd om te voorkomen dat de kabel tijdens de vaart zich iets zou gaan verplaatsen door het slingeren of stampen van het schip.
In vroeger tijden toen de kabels nog met een beschermde guttapercha laag waren bedekt, waren de geïsoleerde tanks gevuld met water.
Worden de kabels over een korte afstand gelegd, dan geschiedt dit als regel over de boeg; indien het leggen over een grotere afstand geschiedt gaat dit via de achtersteven. Normaliter hebben de kabelleggers drie schijven in de klipperboeg en één op het hek voor het vieren van de kabel.
De ontwikkeling van de elektronica heeft het mogelijk gemaakt gelijktijdig tot 1200 telefoon gesprekken te voeren over een zg. coaxiale kabel, dit is een kabel waar een enkele draad zich in het hart van een metalen mantel bevindt en daar in een hoogwaardig isolatiemateriaal is 'opgehangen'.
Het is dan noodzakelijk op afstanden van ongeveer 6 kilometer versterkers aan te brengen.
In transatlantische kabels gaat men tot 128 gesprekken waarbij de afstand van de versterkers kan worden vergroot. Deze kabels zijn slechts 3 cm dik; de versterkers bevinden zich daarin als een soort dikke bobbels. Ze zijn uitgerust met transistors en hebben een zeer lange levensduur.
Tijdens werken aan de kabels is de kabellegger verplicht speciale seinen te voeren zowel bij dag als bij nacht, om aan te tonen dat het schip onmanoeuvreerbaar is en dus niet kan uitwijken.
Door de opkomst van de satelliet communicatie is het leggen van telefoonkabels bijna tot het verleden gaan behoren.
KABELSCHIP EN -LEGGER. (HEDEN)
Door de aanleg van de windmolenparken op zee zijn er moderne en zeer geavanceerde soorten kabelleggers ontworpen en in de vaart gebracht. Zij verzorgen de kabelverbindingen tussen de windmolens en de wal, maar ook tussen de verschillende landen welke aan zee zijn gelegen.
(Kabellegger Nexus van Van Oord.)
(Kabellegger Nexus van Van Oord.)
(Kabellegger Ndurance van Boskalis.)
Voor het leggen van deze zeekabels zijn twee grote Nederlandse bedrijven op zee aan het werk; de firma Van Oord en Boskalis. Buiten de Nederlandse bedrijven zijn er ook bedrijven uit het buitenland bij dit project betrokken.
In principe is de werking het zelfde gebleven, maar nu wordt er met een veel zwaardere kabel gewerkt dan bij de telefoon- en telegraaf verbindingen.
De kabel wordt nog steeds op een grote rol vervoerd, maar nu op het open dek.
Steeds nieuwere technieken worden uitgedacht om dit werk zo snel mogelijk te kunnen uitvoeren, zodat de mens gebruik kan maken van elektriciteit dat door wind wordt opgewekt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten