HET EILAND VAN DE GODEN
EN HUN TEMPELS.
DEEL 5.
BALI.
We hadden goed geslapen en na een stevig ontbijt verlieten we Amed.
Langs de weg was een kleine waterstroom ontstaan en dat was voor de jeugd een reden om uit de kleren te gaan en er in te gaan spelen.
Heerlijk om kind te zijn en zo te kunnen genieten.
We volgden de noordelijke kustweg langs de Bali Zee, met aan de linkerzijde zicht op de uitlopers van de vulkaan Agung en later van de vulkaan Batur. Even na de plaats Tejakula reden we het binnenland van Bali weer in, een smalle kronkelende weg langs diepe valleien met op de hellingen de rijstvelden.
(Sawa's in verschillende stadia op de route naar Kintamani.)
Zo passeerden we kleine dorpjes op onze weg naar de Pura Batur. (blauwe pijltjes).
Na het bezoek aan Pura Batur even een stop gemaakt voor het uitzicht op de vulkaan Batur van 1717 meter hoogte met in zijn caldera gelegen gelijknamige meer.
PURA BATUR.
De Pura Batur staat ook bekend onder de naam Pura Ulun Danu en is gelegen op de vulkaan Gunung Batur, een tempel die door de bewoners van de omliggende dorpen bijzonder vereerd wordt. het woord Pura betekend "tempel", terwijl de twee woorden ulun (hoofd of bron) en danu (meer) worden vertaald als "bron van het meer
Ook de vulkaan Batur heeft de bevolking al meer dan eens angst aangejaagd. Tussen 1921 en 1929 alleen al is er zesmaal een uitbarsting geweest.
De ernstigste vond echter in 1917 plaats, toen zouden er 1371 slachtoffers zijn gevallen terwijl 6500 huizen en 25000 tempels werden vernield.
Het hele dorp Batur werd bedolven en alleen de tempel Pura Ulun Danu werd als een wonder gespaard.
Dat deze tempel gespaard was gebleven was voor de bevolking een gunstig voorteken. Ze vestigden zich weer op de helling van de vulkaan en bouwden een nieuw dorp.
In 1926 werd de tempel bij een nieuwe vulkaanuitbarsting volledig met lava bedekt en slechts één altaar, dat gewijd was aan de god van de wateren, Dewi Danu, stak nog boven de gestolde lava uit. Toen vestigde de bevolking zich op de klif tegenover de vulkaan een de oever van het Batur Meer. Het altaar dat bespaard was gebleven namen ze mee en de tempel werd bij het nieuwe dorp weer helemaal nagebouwd. De tempel zou 285 altaren krijgen, waarvan de meesten ook zijn voltooid. De vorm van de tempel wijkt enigszins af van de gebruikelijke tempelvorm op Zuid-Bali.
De drie binnenplaatsen hebben diverse zijpoorten. Er zijn nu negen meru's te vinden, de belangrijkste heeft elf lagen, en de belangrijkste tempelpoort is met goud bekleed.
Ter ere van de godin van het meer Dewi Danu is op een klein eilandje in het meer een meru gebouwd waar de bewoners deze godin kunnen eren in hun gebeden.
VULKAAN BATUR EN HET MEER.
De Batur-caldera is belangrijk voor het omliggende landbouw gebied, waar een breed scala aan producten wordt verbouwd. Het irrigatiewater stroomt terug in het meer nadat het is opgepompt en brengt zo voedingsstoffen naar het meerlichaam,
In het dorp Toya Bungkah zijn verschillende warmwaterbronnen die verband houden met vulkanische activiteit. het water uit deze bronnen stroomt het meer in.
Tegenwoordig wordt er in het meer ook vis gekweekt, waaronder de Nijltilapia. De lokale naam voor de vis is Ikan Majair.
De Gunung Batur is een actieve vulkaan die zich bevindt in het centrum van twee concentrische caldera's, ten noordwesten van de Gunung Agung. De Gunung Batur heeft een hoogte van 1717 meter.
De caldera is tussen 23670 en 28500 jaar oud. De eerste gedocumenteerde eruptie van de vulkaan was in 1804. Sindsdien is de vulkaan regelmatig actief. De laatste uitbarsting was in jaar 2000.
( De vulkaan Batur met rechts het meer.)
Na onze stop bij het uitzichtpunt op de vulkaan Batur en het meer, besloten het reisschema iets aan te passen. We reden niet meer van Penelokan naar het zuiden om de Pura Sakenen te bezoeken, maar reden een kort stuk naar het het oosten om enige kilometers verder af te buigen naar het zuiden richting de plaat Kubakal en net daarvoor af te slaan naar de Pura Besaki.
PURA BESAKIH.
Op de zuidhelling van de Gunung Agung loigt het grootste heiligdom van Bali op een hoogte van 1000 meter.
Deze tempel is de 'moedertempel' van alle 1000 tempels op het eiland.
Uit een oud-Balinees manuscript blijkt dat hier al in de elfde eeuw tempelfeesten werden gehouden. het is waarschijnlijk al vóór de hindoeïstische periode een offerplaats geweest voor de goden van de machtige vulkaan.
Men kan het tempelcomplex, dat tegen de vulkaanhelling aangebouwd is, via serie terrassen bereiken; al klimmend ziet men de kegel van de vulkaan steeds voor zich.
Sinds de 15e eeuw is het ook de tempel van de god verklaarde voorouders van de vorstdynastieën van Gelgel en Klungkung. Deze vorsten bezaten bovendien nog een staatstempel, Pura Penataran, vlakbij hun paleizen.
Vanuit alle delen van het eiland waren pelgrims bij elkaar gekomen, toen plotseling de aarde begon te beven. Uit de krater van Gunung Agung steeg een dikke zwarte rookwolk op en een enorme asregen daalde over de biddende menigte neer.Langs de helling van de vulkaan werd een smalle stroom kokende lava zichtbaar.
De priesters vroegen de menigte of ze bang waren. 'We kennen geen vrees de goden zullen ons beschermen', was het antwoord. De ramp bleef echter niet uit; er volgde plotseling een uitbarsting van de vulkaan, die van het paradijs van de kleine Sunda Eilanden een woestenij maakte.
Meer dan 1500 mensen verloren die dag het leven. De meesten kwamen om door de explosie van gassen vermengd met verpulverde as en lava, die als gloeiende wolken en enorme snelheid langs de helling van de vulkaan naar beneden rolden en alles vernielden wat op hun weg lag.
Vele dorpen werden daarbij bedolven, Maar de lava stroom miste slechte op enkele meter de Besakih tempel, maar richtte alsnog veel schade aan. het was niet moeilijk de mensen te overreden hun dorpen te verlaten, maar hun tempels, en de tempel Besakih vooral, wilden ze voor geen prijs opgeven.
Voor de wederopbouw werd veel lavasteen gebruikt dat overvloedig aanwezig was.
Ieder erf heeft een eigen poort. Twee lemen of stenen pijlers dragen een klein met rijststro of palmbladeren bedekt dak; twee schrijnen voor de geesten flankeren de ingang. Het pad door de poort leidt over een hoge stenen trap, waarvoor gewoonlijk nog een bruggetje over de sloot naast de weg voert.
Er staat ook een toren met een houten klok (kulkul); hiermee worden de leden van de dorpsraad voor samenkomsten opgeroepen, maar wordt ook gebruikt in noodgevallen zoals brand.
Weer iets verder ligt de wasplaats aan de rivier, een smalle waterstroom langs de rijstvelden of bij een waterval.
DE BALINESE DORPSGEMEENSCHAP.
Het werkelijke leven van Bali concentreert zich in de ontelbare kleine dorpen en gehuchten, die verscholen in het lanndschap en het groen onder de tropische bomen en te midden van plantages en tuinen liggen; onder prachtige bomen, die de mensen van fruit voorzien, zoals manga's, papaya's, broodboomvruchten, bananen en kokosnoten.
Alle erven worden door lemen of stenen muren omsloten. Niet om zich tegen dieren te beveiligen, nee, men wil zich tegen de kwelgeesten, de buta's, beschermen. Men neemt hen niets kwalijk, ze zijn er eenmaal, zij moeten alleen gunstig gestemd worden.
Daarom legt de huisvrouw 's avonds, als het donker wordt , een bakje gemaakt uit bananenblad, met een handje rijst en wat bloemen, voor de ingang van het erf aan de weg, en zo mogelijk een klein kruikje met water en een olielampje. Op deze manier houdt men de kwelgeesten ver buiten het huis.
De manshoge lemen of stenen muur, die het erf omsluit, is met gevlochten palmbladeren of rijststro afgedekt en zij is al vlug door de snelgroeiende tropische klimplanten overwoekerd. Buiten de muur zijn vaak bomen en struiken gepoot die bloemen geven.
De hoofdstraat van een dorp ligt in de richting van de bergen naar de zee, wat voor Bali ongeveer neerkomt op noords-zuid, en natuurlijk op Noord-Bali andersom.
Op een zo aangelegde hofstede is vooral de familietempel met altaren voor de voorouders belangrijk. Hij staat naar de heilige berg Gunung Agung gericht.
Daarnaast bevindt zich het woon- en slaaphuis, een huis voor de gasten, hutten voor de kinderen, voor de weefstoelen, en een rijstschuur (lumbung). De keuken neemt een aparte ruimte in die zich in het deel bevindt dat naar de zee gericht is. Een andere reden dat de keuken apart ligt, is het brandgevaar, daar er vaak op open vuur wordt gekookt.
In het midden van het dorp ligt het dorpsplein met een grote waringin, een boom, de tempel (pura desa), de vergaderhal (balé agung) en het paleis (puri) van de plaatselijke vorst of prins.
In het midden van het geheel staat een naar alle zijden open paviljoen, met een rietendak (balé gedeh), dat dienst doet als eetzaal en ontvangsthal. Op het dorpsplein vindt ook de dagelijkse markt plaats.
Verder staat er een vergaderruimte van de banjars, een corporatief genoodschap, waarvan de leden zich bezighouden met alle familie-aangelegenheden, zoals bruiloften, lijkverbrandingen en vooral gamelan-orkesten en de dansgroepen. De instrumenten, maskers en kostuums, zijn eigendom van de banjar en worden in een van leem vervaardigd huis bewaard.
Buiten het dorp ligt de begraafplaats met de tempel van de godin van de dood, de pura dalem. Niet iedere Balinees heeft het geld om enige tijd na de dood verbrand te worden in een ceremonie.
Dit gebeurd op de dorpen, na het opgraven van de overledenen, in een gezamenlijke ceremonie.
Hier wast men niet zichzelf meer ook de kleding, vooral het eerste is een dagelijks ritueel.
De Balinezen zijn schoon op zich zelf maar ook op hun leefruimte, woonerf en vooral hun dorp.
De samenleving wordt in elk dorp door de adat bepaald, het gewoonterecht dat oorspronkelijk, net als bij de Bataks en de Toraja's, mondeling werd overgeleverd.
Pas toen de hindoes in het land kwamen werden de oeroude bepalingen opgeschreven op lontarbladen.
Hieruit putten de dorpsoudsten raad, wanneer zij bij volle maan in de balé agung hun zittingen houden.
De vergaderzaal is uit bamboe opgetrokken en staat op een verhoging van vastgestampte aarde De hal is vijf meter breed en tot vijfentwintig meter lang. Slechts één van de vierzijden is gesloten en bestaat vaak uit een rijkversierde houtenwand.
(Leporelloboek uit de balderen van de lontarpalm; de Kawi-tekens en de bijbehorende illustraties worden in het blad geritst.)
De deelname aan een raadsbijeenkomst is beperkt tot familiehoofden, die gewoonlijk afstammen van de stichter van het dorp. Bij volle maan worden zij om middernacht door de luide slag op de kulkul naar de bijeenkomst geroepen. Wie niet kan komen door bijvoorbeeld ziekte, stuurt zijn kris en zijn overkleed welke op zijn plaats in de raadszaal worden gelegd.
Op deze maandelijkse bijeenkomsten worden allerlei zaken behandeld, zaken die enkelingen of de hele dorpsgemeenschap aangaan. Ook rechtsgeschillen worden op deze bijeenkomsten afgehandeld. Meestal worden de partijen het eens en verzoenen zij zich. Buiten staanders zijn hierbij niet welkom. Zeer zelden werd vroeger de vorst of zijn plaatsvervanger gehaald om als scheidrechter op te treden.
Tevreden. Niemand hoeft te verhongeren, daar zorgen de dorpsgenoten voor.
Trouw aan dit mooie eiland, trouw aan hun dorp en trouw aan de familie zijn typische eigenschappen.
van de Balinees. De Balinees krijgt over het algemeen pas aanzien in zijn dorp als hij een gezin sticht. De vrouw wordt hier niet, zoals in zoveel andere oosterse landen, naar de achtergrond verwezen, zij zijn gelijk aan de man zoals in onze westerse wereld. Zij speelt niet alleen bij de landbouw en vooral bij de rijstoogst, een belangrijke rol, zij draagt ook de zorg voor de kinderen, die later voor de ziel van hun overleden ouders moeten zorgen.
Wie anders dan de vrouwen en de meisjes zouden alle offerschalen moeten klaarmaken, die 's morgens naar de tempel gebracht worden. Maar ook op Bali veranderen de tijden, de jonge generatie blijft niet meer in het dorp wonen, werken niet meer op de rijstvelden, daar ze heen gestudeerd en ander werk hebben gevonden, maar de familie traditie is er nog steeds.
Zie vervolg: BALI. EILAND VAN DE GODEN EN HUNTEMPELS. IN DONESIÈ. DEEL 6.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten