KUNST DOOR DE
EEUWEN HEEN BEDREVEN
EN EEN TRADITIE ZIJN.
DE JAVAANSE KUNSTUITINGEN.
In bijna geen enkel land ter wereld is het leven van de mensen zo doordrongen van de godsdienst als in Indonesië. Het Boeddhisme en Hindoeïsme hadden een zeer positieve invloed op elkaar en hebben tegelijkertijd veel elementen uit vroegere geloofsvormen overgenomen.
Reeds in de 13e eeuw kwam de Islam via handelsroutes naar Indonesië; eerst naar het eiland Noord-Sumatra, waar Marco Polo in het jaar 1292 de mohammedaanse stad Perlak (Aceh) ontdekte.
Op het eiland Java hadden zich vooral in de havenplaatsen in het begin van de 15e eeuw grote en kleine groepen mohammedanen geconcentreerd.
Aan het eind van deze eeuw bestonden in de kuststreken en op de andere eilanden al autonome mohammedaanse staten. Het Rijk Majapahit kon op den duur de steeds sterker opdringende Islam niet weerstaan en ging tenslotte er aan ten onder.
Het verviel in verschillende, meestal door moslimvorsten geregeerde kleine rijkjes, die elkaar weer onderling bestreden om de macht en grondbezit.
Door het optreden van de Islam kreeg men te maken met een nieuwe situatie, die niet overal gelijk was.
Op Sumatra en andere Indonesische eilanden vermengden zich nieuwe elementen met de traditionele culturen van de oorspronkelijke bevolking; op Java bleef tot in de 19e eeuw de Hidoeïstische-Indonesische cultuur de overhand behouden. Dit kwam in het bijzonder tot uitdrukking in de bouwkunst, de folklore en de thema's en motieven van de kunstnijverheid.
De Islam beperkte de creatieve mogelijkheden door het verbod mensen en dieren af te beelden; bepaalde takken van de kunst werden door dit verbod eigenlijk niet getroffen en juist hierbij kwam het tot een enorme verfijning van techniek en toepassing van oude en nieuwe motieven.
Dit gold vooral voor het smeden van wapens, de kunst van het batikken en in bijzonder het maken van wayang-figuren.
(Zie vervolg: JAVAANSE KRIS.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten