maandag 20 juni 2022

BALI. EILAND VAN DE GODEN EN HUN TEMPELS. INDONESIË. (DEEL 1)

 

          HET EILAND VAN DE GODEN

                    EN HUN TEMPELS.

                                                 DEEL 1.



BALI.


Door een uiterst smalle zeestraat, Bali Strait, gescheiden ligt Bali ten oosten van Java.
Onze laatste nacht op Java brachten we door op uitnodiging van onze gastheer, met het bezoeken van het wayang-spel. Uit beleefdheid konden we dit niet weigeren, dus werd het een kort slaapje voor we naar de veerboot gingen om naar Bali te varen. het was niet onze eerste ervaring met het wayang-spel, maar we zagen dit keer weer andere figuren en hoorden andere vertellingen.
Zoals gebruikelijk had de gastheer voor eten en drinken gezorgd, dus bleef de maag gevuld en zaten we niet op een droogje.
Bij het afscheid beloofden we, 'pulang ke', terug te keren naar Java.

Zoals gewoonlijk was het een drukte van belang bij het kopen van een plaatsbewijs voor de oversteek.
Vrachtauto's overbeladen, personenauto's, motorfietsen en honderden voetgangers allemaal met hun bagage. Een ware kleine volksverhuizing.
Natuurlijk wilde jan en alleman weten wie we waren en wat de reden van onze reis was, en dat lieten we maar in het midden als vakantie, wat het wel was, maar de juiste reden lieten we maar in het midden, daar men dat toch niet begrijpt. Op deze overtocht kregen we weer de nodige etenswaren aangeboden, want een Indonesische familie gaat nooit zonder eten op stap.

BALINESE CULTUUR GESCHIEDENIS.


Vulkaan Agung.
Met zijn 3142 meter hoge vulkaan Agung en de 1717 hoge vulkaan Batur, welke deel uitmaken van de grootste vulkanische keten van de wereld, ligt het eiland ten oosten van Java.
Het eiland heeft een oppervlakte van 5780 km² en een inwoners aantal van rond de 4,3 miljoen.
Het leven wordt bepaald door hun godsdienst; de hindoeïstisch-Indonesische cultuur hebben ze bewaard. De Balinezen danken hun goden voor dit  mooie eiland; dit eiland met zijn groene bergen, zijn rijkdom aan gewassen en bloemen, zijn schitterende oceaan branding en het rijke water van het vastelandsplat achter de koraalriffen.

Bali is het enigste eiland van Indonesië, waar de Islam geen voet aan de grond kreeg in het verre verleden. Tegenwoordig is dat anders door de transmigratie, door de regering, van Oost-Javanen naar dit eiland. De hindoeïstische cultuur, die op het eiland een bijzondere vorm aannam, heeft zich hier tot op de dag van vandaag gehandhaafd. Wanneer de Indische invloed op Bali is begonnen staat niet vast.
Uit de 9e eeuw stamt een inscriptie in het Oud-Balinees, waaruit blijkt, dat er toen al een hindoeïstische cultuur voorkwam. Pas in de 11e eeuw, toen het Oost-Javaanse vorstenhuis nauwe banden kreeg met dat van Bali, verbreidde het hindoeïsme zich over het gehele eiland.

(Vulkaan Batur.)

In het jaar 991 na Chr. werd op Bali een kind van een Balinese koning en een Javaanse prinses geboren. Zijn naam was Airlangga. Toen de jongen volwassen was., werd hij naar Java gestuurd om met een prinses te trouwen. Toen zijn schoonvader, de vorst Dhamawansa, vermoord werd, nam Airlangga de heerschappij van het koninkrijk op Java over, waardoor het nog nauwer met Bali verbonden werd. In naam van de koning regeerde de broer van Airlangga voortaan over Bali. 
Airlangga zelf regeerde dertig jaar lang onder moeilijke omstandigheden. Plotseling deed hij afstand van de troon en werd kluizenaar.
Nu loopt de geschiedenis weer eens over in een mythe.


Airlangga's koninkrijk werd door de heks of tovenares Rangda met een rampzalige plaag geteisterd.
Volgens de sage zou Rangda Airlangga's moeder zijn geweest. Op de mythe over de strijd van de tovenares tegen de macht van de grote koning is het beroemde Balinese dansspel 'Calon Arang' gebaseerd.


In de volgende jaren konden de koningen van Bali hun zelfstandigheid behouden, totdat de koning van Singasari het land in 1284 weer onder zijn heerschappij dwong. Acht jaar later, toen de nieuwe dynastie van Majapahit aan de macht kwam, was Bali echter weer vrij.
In 1343 veroverde Gaja Mada, generaal van koning Rajasanagara opnieuw Bali. Het eiland werd wederom weer afhankelijk van Java en daarom geregeerd door vazallen van Majapahit. Ondanks dit eigenlijk altijd aanwezige contact met Java, hebben de Balinezen toch hun eigen vormen in de dagelijkse gebruiken, hun kunst en hun religie tot op de huidige dag weten te bewaren.

In de 15e eeuw verbreidde de Islam zich steeds meer op Java, maar Bali ging zijn eigen weg en kwam zodoende tot een eigencultuurvorm. Deze was gebaseerd op overleveringen van het hof; de Oud-Javaanse literatuur en vooral muziek en dans ontwikkelden zich daarin tot een hoge kunst, zoals we op geen van de andere eilanden aantreffen. Onder de betovering van muziek en dans voltrekt zich het leven van de Balinezen. Zo ervaren wij het leven op dit toverachtige eiland aks behorende tot een wereld die duidelijk niet de onze is.

HET KASTEN STELSEL.


Van de hindoes uit India hebben de Balinezen het kastenstelsel overgenomen, maar het onderscheidt zich in vele opzichten van dat in Voor-Indië.
Wat de Balinees niet heeft overgenomen is de allerlaagste kaste, de paria's, de uitgestotene.
Al voor de Javaanse invasie kende het Balinese volk een zekere klasse-indeling, die ook nog in afgelegen berggemeenschappen geldt; niet alle gebieden werden door de nieuwe heersers bereikt. Hierdoor zijn er nog steeds  dorpen, die het kastenstelsel niet erkennen. In de andere gebieden echter paste de bevolking zijn vanouds overgeleverde klasse-indeling aan die van de vazallenvorsten, waarbij ongeveer 93% van de bevolking van Bali tot de laagste kaste, de Sudra, behoort. 

De Hindoe-Balinese adel is in drie kasten verdeeld.
De hoogste is die van de brahmanen, de priesters.
Dan volgt de kaste van de heersende adel; dit zijn de leden van de vroegere koningshuizen waarvan de nakomelingen nu nog op Bali leven.
Zij heten ksatriyas of satrys.
De derde kaste is die van de vesiya, de nakomelingen van de van Java gevluchte lagere adel en krijgers. Deze kaste is weer in een reeks van groepen onderverdeeld, net als de kaste van de ksatriyas. De brahmanen beroemen zich erop nakomelingen te zijn van de hogepriester Wau Rauh, die in legendarische tijden over geheel Bali is getrokken en bij vrouwen van verschillende kasten kinderen zou hebben verwekt.
De leden van de drie adelijke kasten worden met bepaalde titels aangesproken. Brahmanen met de titel ida bagus, wat betekend eerwaarde of verhevenheid, voor mennen, en ida ayu voor vrouwen. 
De ksatriyas, waartoe dus de leden van de oude koningshuizen behoren, worden aangesproken met anak agung, wat betekend koningskind, of met  ratu  (koninklijke) en met tokorde.
Tenslotte de vesiyas met de titel gusti. De grond is op Bali over het algemeen in handen van de ksatriyas.

DE BALINESE TAAL.


De oorspronkelijke volkstaal wordt nog steeds in het leven van alledag, thuis, op de markt en op het land, gesproken. De zaak wordt echter gecompliceerd, wanneer lieden van verschillende rang een gesprek met elkaar voeren.
Er bestaat een groot verschil tussen de taal die aan de vorstenhoven en door de leden van hogere kasten gesproken wordt en de taal van de gewone bevolking. Hierbij gaat het niet alleen om verschillende dialecten van dezelfde taal, het zijn twee geheel verschillende talen. De taal van de bovenlaag is verwant aan het Javaans, terwijl de taal van de oorspronkelijke bewoners tot de grote Maleis-Polynesische taalgroep behoort.
In de taal van de bovenlaag bestaan soms tien verschillende woorden voor hetzelfde begrip. Er zijn maar weinig Balinezen die deze taal werkelijk goed beheersen. Als mensen van een verschillende rang met elkaar spreken en als het de een nier duidelijk is tot welke rang de ander behoort, dan onderhoudt men zich in de 'midden-taal', een mengel van de taal van de bovenlaag en die van de gewone bevolking. Deze 'midden-taal' leerden de eenvoudige mensen onder de Hindoe-Javaanse feodale heerschappij, toen de vorsten verlangden, dat zij in de hoftaal werden aangesproken. Zelf spraken zij de boeren in hun eigen taal aan.
Bovendien bestaat op Bali nog een vierde taal, hat kawi; deze taal ,die op het Oud-Javaans gebaseerd is, wordt alleen door de priesters bij een eredienst, in de literatuur en in de poëzie gebruikt.
Nog moeilijker werd het taal gebruik op Bali toen na de Nederlandse periode het Maleis werd ingevoerd. Sinds 1947 geldt het Bahasa Indonesia (taal van Indonesië) ook hier als de officiële taal.

BALINESE NAMEN.

Een Balinese naam maakt deel uit van een identificatiesysteem dat wordt gebruikt door de Balinezen en in de westelijke delen van het naburige eiland Lombok.
Een Balineze naam bestaat uit drie delen: een titel, een geboorte volgorde en een persoonlijke naam.
Balinezen gebruiken geen familie naam.

Zowel jongens als meisjes ontvangen de naam van de geboortevolgorde van een kleine typische groep namen voor elke positie van de geboortevolgorde. 
De namen kunnen variëren als gevolg van kaste, regionale gebruiken en variaties in de Balinese taal tussen het noorden en het zuiden van het eiland.
Balinezen gebruiken de naam van de geboortevolgorde om naar elkaar te verwijzen
Aangezien de meeste Balinezen hindoes zijn, zullen de namen van Sanskriet oorsprong zijn. Sommige mensen hebben traditionele Balinese namen.


De geboorte volgorde in namen op Bali:

De eerstgeborenen heten Wayan, Putu, Gede of voor meisjes Ni Luh. Wayan is een Balinese naam die "oudste" betekend.

Als tweede geboren kinderen worden Mada, Kadek of Nengah genoemd. Made en Nengah betekenen madya of "midden". Kadek betekend "broertje" of "klein zusje".

De derde geborene krijgt de naam Nyoman of Komang. Deze namen kunnen respectievelijk worden afgekort tot "Man"en "Mang".

Als vierde geboren kinderen worden Ketut genoemd. Ketut wordt vaak afgekort tot "Tut".

Als er vijfde kind in het gezin wordt geboren, wordt hij vaak Wayan Balik genoemd; wat betekend "weer een Wayan". Maar het kan ook voorkomen dat de vader of moeder van het vijfde kind net voor de geboorte iets hebben aangeschaft waar ze lang naar verlangd hebben, en zo is het mogelijk dat dit vijfde kind de naam krijgt Wayan Chevy. Zijn vader had een Chevrolet weten aan te schaffen.

Ook de kaste spelen een rol in de naamgeving op Bali.
Het naamgevingssysteem stelt een persoon in staat om de kaste van een ander te herkennen. De kaste van een persoon is, in tegenstelling tot India, relatief onbelangrijk voor de Balinezen. Het systeem van kaste kwam in Balinese cultuur terecht toen er nauwe banden  met het hindoe-boeddhistische Java zich ontwikkelden. De opname van de kaste kan ook te wijten zijn geweest aan Airlagga (991-1049), een halve Balinese raja van het koninkrijk Kediri.



Het naamgevingssysteem van de boeren  van Bali kan aan het idee van de kaste vooraf zijn gegaan. 
Tot de boeren behoorden inheemse Balinese en zeer vroege hindoe-boeddhistische missionarissen en hun volgelingen. De boeren vertegenwoordigden een kastenniveau dat in India Sudra zou worden genoemd. Deze ´Boerenkaste` gebruikte ook namen van geboortevolgorden,
misschien om erfelijkheid aan te geven.



We beginnen onderaan de piramide van het stelsel:

SHUDRA.

Naast de naam van de geboortevolgorde zijn er geen speciale namen om mensen uit de Sudra=kaste aan te duiden.
Die van de Sudra-kaste voegen een "I" (mannelijk) en "Ni" (vrouwelijk) toe voor hun naam.

VAISHYA.

De Vaishya is de kaste van de handelaars en de boeren, 
Ze hebben ooit "Ngakan", "Komyang", "Sang" of "Si" voor hun naam toegevoegd. De meesten doen dit echter niet meer vanwege assimilatie in de Shudra.

KSHATRIYA.

De Kshatriya is de heersende en militaire elite in de hindoeïstische samenleving. Enkele typische namen uit deze kaste zijn: I Gustri Ngurah (mannnelijk), I Gusti Ayu (vrouwelijk), Anak Agung (mannelijk), Anak Agung Ayu of Anak Agung Istri (vrouwelijk), Tjokorda wat soms wordt afgekort als Tjok (mannelijk), Tjokorda Istri (vrouwelijk), Ida I Dewa, Dewa Agung of I Dewa (mannelijk), en ik Dewa Ayu en Desak (vrouwelijk).

De naam Gusti betekend "leider", aangezien leden van de Kshatriya vaak families waren die uit de boerenkaste waren gepromoveerd. Deze kaste gebruikt vaak namen van geboortevolgorden. Soms lenen zij de hele volgorde van de namen van de boerenkaste, dus het is mogelijk een naam te vinden als I Gusti Ketut Rajendra, wat duidt  op een man van de Vaishya-kaste, vierde geboren, wiens persoonlijke naam Rajendra is.

Het woord Agung betekent "groot", of "prominent". Het woord Tjokorda is een conjunctie van de Sanskrierwoorden Tjoka en Dewa. Het betekend letterlijk "de voet van de goden", en wordt toegekend aan de hoogte leden van de aristocratie.

Een andere typische naam zou Anak Agung Rai kunnen zijn, wat een Kshatriya betekend, wiens persoonlijke naam "de grote" betekent. Het is moeilijker om bij deze kaste-bevolking de geslachten alleen op naam te onderscheiden, hoewel persoonlijke namen vaak zeggen, zoals Putra, of "prins", voor een jongen, en Putri, of "prinses", voor een meisje.

BRAHMIN.

De brahmaanse kaste zijn academici, intellectuelen, economen, aristocraten, advocaten en priesters.
Namen voor deze kaste zijn Ida Bagus (mannelijk), Ida Ayu (vrouwelijk). Een typische naam zou Ida Ayu Ngurah kunnen zijn, wat "Brahman-vrouw, mooie hoogheid wiens persoonlijke naam Ngurah" betekend ("geschenk uit de hemel").

Huwelijken tussen verschillende kasten komen voor. Degenen die trouwen met iemand uit een hogere kaste zullen de naam Jero ("kom binnen") voor hun naam zetten. 

GESLACHT AANDUIDING.

Een naam kan een voorvoegsel hebben om het geslacht aan te geven, I voor mannen en Ni voor vrouwen. Typische namen zijn bijvoorbeeld I Wayan Pedjeng (eerstgeboren man wiens persoonlijke naam "maan" is) of Ni Ketut Sulastri (vierde geboren vrouw wiens persoonlijke naam "fijn licht" is).
In tegenstelling tot de Javaanse namen, ondergaan Balinese namen van Sanskrietoorsprong geen klinkerverandering van a naar o, zoals in het Javaans Susilo, van Sisila.


Met dit eerste deel over Bali heb ik getracht de lezer een indruk te geven van de Balinese cultuur, de mens en tradities.



    Zie vervolg: BALI. EILAND VAN DE GODEN EN HUN TEMPELS. INDONESIË. DEEL 2.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten