dinsdag 14 juni 2022

JAVAANS BATIK EN SARONG. INDONESIË.

 

   WERKWIJZE DOOR DE EEUWEN

          HEEN NIET VERANDERD.



BATIKKEN.

Het batikken van stoffen is een van de meest ontwikkelde Javaanse culturen. het batikken komst voor op Sumatra, Centraal-Sulawesi en Midden- en Oost-Java. OP Bali kent men een andere manier van stoffen bedrukken.
Nergens heeft de techniek een zo hoge graad van perfectie bereikt als juist op Java. Wanneer deze techniek in Indonesië tot ontwikkeling kwam, is niet bekend. Hoewel in India een soortgelijke techniek voorkomt, mogen we toch wel aannemen dat het batikken van Indonesische oorsprong is. In elk geval bereikte het batikken eerst na 1500 haar grootste bloei.
De techniek is zo geweldig en heeft zoveel mogelijkheden dar de impact ervan zo groot is, datdeze eeuwenoude techniek op de Werelderfgoed lijst van UNESCO is gepllatst.


Batik wordt door de Javanen zowel als daagde dracht, als ook bij bijzondere gelegenheden gedragen. Men draagt het om de heupen gedrapeerd, zowel voor mannen als voor vrouwen (sarong) en ook geplooid om het hoofd (kain kepala). Daarnaast kent men ook nog speciale feestkleding, de dodat voor de mannen en de sampur voor de vrouwen. Deze bestaan uit vier tot vijf meter lange lappen met schitterende patronen. Batik wordt ook gebruikt als offergaven en als grafgiften voor vorsten.

Batik is een methode om selectief kleuren aan te brengen op textiel.  Vroeger gebruikte men mori, een zeer fijne stof uit India afkomstige katoenen stof. Sinds de vorige eeuw ging men over op uit Europa geïmporteerde katoen en soms zelfs op zijde. 

Op het textiel wordt plaatselijk bijenwas aangebracht met een tjanting, en daarna in een verfbad van kleur voorzien. Bij deze kleurtechniek worden plantaardige verfstoffen gebruikt.
Op de plaatsen waar de bijenwas zit, hecht de kleurstof echter niet op de stof, elders wel. De doeken worden geheel ondergedompeld in een tobbe en moeten er vrij lang in b lijven liggen.
Na het drogen van de lap wordt de eerste bijenwas verwijderd, en blijft de tekening op de stof achter, 
Hierna kan men opnieuw een tweede laag bijenwas aanbrengen, en zo een tweede verfbad en een volgende kleur. Dit kan men vele malen herhalen, en een veelkleurig en gedetailleerde tekening op het stof aanbrengen,

De bijenwas bestaat uit een blok dat een stukken wordt gesneden en verwarmd wordt in een kleine wokpan op een een oliebrander of houtskool.
Men moet zorgen dat de was vloeibaar blijft en dat deze niet gaat koken.
 Om het patroon aan te brengen wordt het eerst getekend op een vóór het verfbad klaargemaakte lap. Langs deze lijnen wordt met behulp van een tjanting, een klein koperen pannetje met een dun tuitje aan een bamboesteel, bloeibare was gegoten.
De was loopt pas uit het tuitje als het met de stof in aanraking komt. Men kan dikke en dunnen tjantings gebruiken. Op deze manier kan men lijnen en figuren in was op de stof aanbrengen.

Als de was is afgekoeld, wordt de stof in een tobbe met verf gedompeld; meestal wordt indigo als eerste kleur gebruikt. Na het drogen van de stof, krabt men de was weg op die plaatsen, waar men bij een volgend verfbad een andere kleur wil aanbrengen. Nadat men al de gewenste kleuren heeft aangebracht, wordt de lap heet gewassen na het verwijderen van de was, om de laatste was resten te verwijderen.




Ook het maken van de tjanting's is een vak apart.

In vroegere tijden was het maken van batik een huisvlijt gedaan door de vrouw.  In latere jaren waar de vraag naar batik steeg werden er kleine werkplaatsen ingericht waar meerdere vrouwen deze arbeid verrichten. Het zijn kleine gemeenschappen, waar ook aparte motieven tot leven komen. Al met al kost het maken van zo'n lap veel arbeid en tijd. Veelal voorzag men de doek in een hoekje de naam van de maakster of werkplaats.


Bij het maken van grotere hoeveelheden met een zelfde patroon maakt men gebruik van een stempel, de batik cap.
Dit soort stempels  kwam pas na 1850 in gebruik en wordt hoofdzakelijk door mannen toegepast.
De stempels werden eerst van hout gemaakt, door vaklieden kustzinnig uitgesneden. Later kwamen de koperen stempels in gebruik, die ook geheel met de hand worden samen gesoldeerd tot de meest fraaie bloem- of dierlijke motieven.
Aan het inkleuren van de stof veranderde niet veel.




Aan deze batik doek is het duidelijk te zien dat ieder lijntje met de hand getekend is. 
Geen twee vormen zijn echter identiek. Hier is wel de kleur zwart gevormd door blauw over de kleur bruin aan te brengen, zoals bij de blauwe diagonale lijn te zien is. Dit is het beroemde indigoblauw. 



Verder kent men nog verschillende motieven; zoals het Kawung motief, wat een herhaling is van snijdende cirkels. Een echt geometrisch motief; Het slingermotief, de Parang uit Yogyakarta, dat loopt van linksonder naar rechtsboven en dat van Solo net andersom; Het Chinese motief met veel kronkelige figuren en kleuren komt veel in Cirebon. Het meest eenvoudige is een gestempelde sarong met slechts één kleur.


(Van links naar rechts, boven en onder: Parang rusak, Bandji, Garis-miring, Kawung, Garis en Chinees.)

De motieven hebben een speciale betekenis.Men kent bijvoorbeeld de parang rusak; dit is een diagonaal lopende balk met in elkaar verstrengelde S-Vormen. Oorspronkelijk werd dit motief hoofdzakelijk gedragen door de vorsten aan de hoven op Midden-Java. Nu wordt het veel gebruikt voor handelsdoeleinden: het is inderdaad een van de fraaiste motieven. Zeer oud is ook de swastika, bandji, die eveneens diagonaal over de stof loopt. In principe kan men de geometrische patronen in twee groepen onder verdelen: het zijn de horizontale-verticale en de diagonale, die onder de verzamelnaam garis-mering bekend staan. Tot de eerste behoren het roset-motief, ceplokkan, een ruit- en ster-motief, ganggong, een motief met elkaar overlappende cirkels, dat men kawung noemt, en een schaakbord-motief, poleng, dat alleen voor bepaalde wayang-figuren gebruikt wordt. 




Daarnaast kan men natuurlijk ook vrije motieven waaronder het semen-patroon, dat uit bladrank- en bloemmotieven bestaat.
Soms worden er ook dierenfiguren tussengevoegd.






Ook bestaat nog het mirong-ornament, dat uit een enkeleof twee vleugels bestaat en het sawat-motief, waar men tussen de twee vleugels een vogelstaart aanbrengt. Dit motief is vermoedelijk geïnspireerd op de garuda, het mythische rijdier van Vishnu.
Ook hier komt de mythische slang Naga voor alsmede de tumpal aan de randen van de sarongs, een groot zigzag-motief.

De oudere batiks hebben behalve de oorspronkelijke kleur van de stof, alleen nog indigo blauw. Voor de hofkleding nam men bij voorkeur een kleurencombinatie van indigo, wit en sojabruin; soja wordt gemaakt uit de bast van de sojapalm. Daarnaast kent men nog een kleur rood, die uit boomwortels gemaakt wordt; de andere kleuren van het palet worden gevormd door geel, groen en zwart.


DE SARONG.

Batik is enorm divers in zijn uitvoering, de sarong waarop hij is gedrukt, is daarentegen de eenvoud zelve.
Een eenvoudige rechthoekige lap batikstof van ongeveer 2 bij 1 meter. Dat is alles.
Geen gedoe met mouwen of knopen, gewoon de sarong om je heen slaan en klaar.
Zowel mannen, vrouwen en kinderen dragen sarongs en soms wel dezelfde. Het is een universeel kleding stuk.
Wil men er dan toch een persoonlijk tintje of onderscheid aan geven, dan doet men dit door de manier van dragen; vouwtje hier vouwtje daar; recht of een beetje scheef. Vrouwen wikkelen altijd linksom en de mannen rechtsom.
Daarnaast heb je het patroon van de sarong. Die patronen vertellen vooral van welk deel van Java men afkomstig is. Ze zijn streek gebonden. Maar er zijn ook patronen, vooral vroeger, die alleen door de bepaalde sociale klasse gedragen mocht worden, of alleen bij bepaalde ceremonies. Zo lietenm de sultans van Yokyakarta en van andere sultans precies vastleggen welk patroon alleen door hun familieleden mocht worden gedragen.


(Javaanse jonge man van hogere kaste en een eenvoudig meisje in sarong dracht.)

Het totaal beeld van de kleding, dus welk motief de sarong heeft, de manier hoe wordt gedrapeerd en de sieraden en attributen die men draagt, laten zien wie men is. En dan niet alleen de moderne interpretaties, maar ook de traditionele. Daar ligt namelijk de nadruk op de positie van de persoon in de groep of familie.
Vroeger kon men in een oogopslag zien of een vrouw ongehuwd of gehuwd was en besneden of onbesneden, wat vroeger nog veel gebeurde.
Of men in rouw was of niet en ga zo maar door.
(note: De Javaan drapeert de sarong anders dan de Balinees.)



Geen opmerkingen:

Een reactie posten