HET EILAND VAN DE GODEN
EN HUN TEMPELS.
DEEL 2.
BALI.
Na een overtocht van 70 minuten van de Selat Bali en veilig te zijn aangekomen in Gillimanuk, was het even wachten op onze jeep met chauffeur en doden we die tijd met mensen kijken, waarbij we zelf ook de nodige bekijks en belangstelling hadden.
Na kennis gemaakt te hebben met onze chauffeur en we hem hadden uitgelegd wat ons reisschema was voor de komende dagen, reden we eerst naar de Pura Bakungan, om daarna via de zuidelijke kustweg, de Jalan Raya Denpasar Gillimanuk, verder te rijden.
Op deze route liggen nog de nodige pura's die we wensten te bezoeken, maar om in iedere plaats of dorp te stoppen om de daar gelegen pura te bezoeken is een zo goed als onmogelijke taak.
DE RELIGIE.
Het leven van de Balinees wordt zeer duidelijk bepaald door zijn geloof. Dit geloof is een mengeling van hindoeïstische en boeddhistische elementen. Er heeft zich op Bali een dualistisch wereldbeeld ontwikkeld, dat zich in de tegenstellingen van hemel en aarde, zon en maan, dag en nacht, goden en demonen openbaart. Hett een is even belangrijk als het ander. Men moet het kwaad weliswaar bestrijden, uit de wereld helpen kan men echter niet, het is alleen te beperken.
Hetzelfde geldt voor de demonen. Men moet hen ook offers brengen, opdat zij geen onheil aanrichten. In de grond zijn het magische riten van het Oud-Balinese geloof, gecombineerd met invloeden van Hindoeïsme en Boeddhisme.
In werkelijkheid is de Balinese religie een vooroudercultus; de gestorven stichter van een dorp wordt bijvoorbeeld als een god vereerd. Toen ook de veroveraars hun eigen gestorven koningen als 'vooroudergoden' vereerden, kwamen ze zeer dicht bij de Balinese opvattingen en het was gemakkelijk de religie van de hindoevorsten met de Oud-Balinese cultus te versmelten. Zo ontstond een vermenging van hindoeïstische en boeddhistische principes op basis van voorouderverering en geloof in de goden van aarde, water, vuur en vruchtbaarheid. Ook tantristische bloedoffers, zwarte magie en lijkverbrandingen kwamen hierbij. Dit alles namen de Balinezen op en vormden het geheel om tot een totaal eigen cultus. In zekere mate geschiedde dit ook op Lombok, dat de riten van Bali weer overgenomen heeft. Daar Balinezen in godsdienstzaken uiterst liberaal zijn, absorbeerden zij elk nieuw idee dat ze tegenkwamen. Het is dus begrijpelijk, Dat Boeddha hier gezien wordt als de jongere broer van Shiwa.
PURA CANDI BAKUNGAN.
Bij de plaats Cekik rijden we even in de richting van Singaraja en bereiken na een paar kilometer aan de linkerkant van de weg gelegen Candi Bakungan, een 15e eeuwse tempel.
Deze eens koninklijke tempel is omgeven door hoge schaduwrijke bomen en een mangrovebos. Het is een archeologische schat en is geklasseerd als monument door de Indonesische regering.
De naam komt van de rode bakstenen Candi, die zich in het midden van het kleine tempel terrein bevindt en bewaakt wordt door twee stenen leeuwen beelden.
Over deze tempel gaat een volgende legende waarom er zo weinig mensen in Jembrana wonen: Toen dit gebied nog tot de Gelgel-dynastie behoorde (omstreeks 1450), stuurde men twee prinsen daar naartoe om de eenzame westelijke bossen te cultiveren en dit te regelen. Prins Gusti Ngurah Pecangakan vestigde zich in de buurt van de huidige stad Negara, terwijl zijn broer Gusti Ngurah Bakungan het gebied rond Gillimanuk voor zich zelf opeiste. De twee werden snel elkaars rivalen, en streefden er naar wie het mooiste en rijkste paleis zou bezitten.
Op een dag nodigde Bakungan zijn broer uit op Gilimanuk voor een uitbundige ingerichte hof-ceremonie. Prins Pecangakan bond zijn paard aan een boom waaronder kort tevoren een varken was geslacht. Het paard scheurde zichzelf los en rende terug naar huis na betrapt te zijn in het met bloed doorweekte gras gerold te hebben.
De vrouw van Peacangakan en de gehele familie zagen het bloederige dier, en zij geloofden dat de prins was vermoord en namen toen ook hun eigen leven van verdriet om zijn lot te delen.
Toen Pecangakan terugkwam en zijn familie dood aantrof verklaarde hij de oorlog aan zijn broer, buiten zichzelf van woede en verdriet. In de burgeroorlog die daardoor uitbrak, hebben de twee broers elkaar vernietigd en ook hun koninkrijken. Het enige wat er nog van hen over is, is dat kleine tempeltje Pura Candi Bakungan. Als gevolg van dit broederlijk geschil bleef Jembrana een dunbevolkt en nauwelijks beschaafd gebied, terwijl andere delen opbloeiden en de koningen rijker werden.
PURA GEDE PERANCAK.
Pura Gede Perancak is een prominente hindoeïstische zeetempel. Deze tempel herdenkt de plaats van aankomst van Dang Hyang Nirartha op Bali in 1546.
De eigenlijke naam van deze tempel is, Pura Dangkahyangan Gede Perancak.
Over deze tempel gaat de volgende mythe:
Er was eens een Wau Pedanda genaamd Danghyang Dwijendara, die vanuit het Blambangan-gebied, een schiereiland van Zuidoost-Java, naar Bali kwam.
Hij arriveerde in het westen van Bali, precies in Jembrana, en ontmoette toed de leider van het dorp, I Gusti Ngurah Rangsasa. Volgens het verhaal is I Gusti Ngurah Rangsasa een trotse en autoritaire leider. Omdat hij zich krachtiger voelde, daagde I Gusti Rangsasa Danghyang Dwijendara uit. Op dat moment bad Danghyang Dwijendara tot de tempel en hield zijn handen vast in gebed. Door zijn bovennatuurlijke kracht spleet de steen in de tempel en viel het tempel gebouw uit elkaar. Toen hij het incident zag voelde I Gusti Ngurah Rangsasa zich verslagen en vluchtte zijn dorp uit.
Hij willigde hun verzoek in, zodat de ingestorte tempel weer overeind stond als voorheen. Het incident werd later vastgelegd in de naam van de tempel. In het Balinees betekend encak instorten of breken. Zo kreeg de tempel de naam Pura Gede Perancak.
De ingang van de zee-tempel wordt geflankeerd door twee levensgrote krokodillen met opengesperde bekken, in plaats van de bekende leeuwen.
PURA RAMBUT SIWI.
Het is een meerlagig heiligdom en de grootste tempel in West-Bali in de regio Negara.
De tempel heeft in het verleden op een lager niveau gelegen en is na de nodige renovaties boven op de klif geplaatst.
Voor de Balinezen is dit één van de heiligste tempels en de chauffeurs die over de Jl. Raya Denpasar-Gillimanuk rijden maken hier zonder meer een stop om te bidden en een zegen te ontvangen.
Dang Hyang Nirartha kwam deze tempel tegen tijdens zijn pelgrimsreis in het midden van de zestiende eeuw. De tempel was verwoest, dus Nirartha nam een lok van zijn haar om de tempel te repareren.
De tempel was al gebouwd toen de Javaanse hindoepriester Dang Hyang Nirartha hem tijdens zijn reizen halverwege de 16e eeuw tegenkwam.
Nirartha stopte hier een middag om te bidden en ging al snel naar de diepste staat van meditatie.
Tijdens zijn meditatieve gebeden begonnen de muren van de tempel te trillen. Ze bleven steeds harder schudden, totdat het hele tempelcomplex om hem heen instortte. De tempel was veranderd in een ruïne en de onverstoorbare Nirartha zai in het midden van de puinhopen ongedeerd.
Nirartha stemde er mee in de tempel in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Hij gaf een haarlok aan de bewaker en zei hem die in het midden van het tempelcomplex te planten en dan te bidden dat de tempel zou worden hersteld en dat de herstelde tempel veel sterker zou zijn dan de oorspronkelijke.
De bewaker deed wat hem was opgedragen. Hij groef een klein gaatje in het midden van het tempelterrein, plantte Nirartha's haar erin en bedekte het met verse aarde, klopte het plat en toen toen te bidden. Tot zijn grote verbazing en opluchting begonnen de tempelmuren tijdens zijn gebeden op te groeien en uit het kleine hoopje aarde dat Nirartha's begraven haarlok bedekte. De muren bleven uit het gat omhoog komen en namen hun oorspronkelijke positie aan totdat het gehele tempelcomplex volledig was hersteld.
En zo blijft het tot op de dag van vandaag precies zoals Nirartha beloofde, vrijwel onaangetast door de tand des tijds.
(Uitzicht over de Indische Oceaan vanaf de tempel.)
Het is ook bekend dat Nirartha zijn haarlok in de tempel heeft achtergelaten om bescherming te bieden aan de dorpelingen die toen door een onbekende ziekte werden getroffen. Dit is de reden waarom Rambut Siwi bekend staat als de go-to-tempel voor degenen die bidden om bescherming.
De tempel is gelegen bij het dorp Embang Kangin in het district Mendoyo, ongeveer tien kilometer van de stad Negara.
De tempel is fijn gebouwd van de typische rode Balinese baksteen en voorzien van prachtige paras-reliëfs met scènes uit het oude toneelstuk "Arjuna Wiwaha".
Nabij de achterkant van het tempelpand is een steile trap die van het hoofdtempelgebied naar een kleine gebedsgrot dichter bij het zeeniveau leidt.
Hier worden door de Balinezen offers gebracht en gebeden.
Benden op het strand zijn verscheidene grottempels waarvan één met een heilige bron.. Een perfecte plaats om te mediteren.
Het geheel biedt een kalme, vredige oase.
Een bijzonder goed bewaard gebleven beeldhouwwerk van Rangda houdt de wacht in de poort die uitkijkt op de oceaan.
PURA TANAH LOT.
De Pura Tanah Lot is een hindoeïstische tempel, gelegen op een rots aan de westkust van Bali. Aan de oceaanzijde zijn zware betonblokken gestort om de afkalving door de zeegang tegen te gaan. De tempel zelf op het eiland is niet toegankelijk voor het publiek. Het is een van meest door de toeristen bezochte tempel van Bali.
Op het toegankelijke deel ligt een 'grot' met een magische zoetwater bron. Dit deel is dan ook alleen te bereiken bij laag water via een natuurlijke zanddam (wanti) van zo'n twintig meter lengte.
Ook deze tempel heeft een legende:
Volgens de legende van Tanah Lot reide in 1489 een hogepriester van het Majapahit koninkrijk op Oost-Java naar Bali toe om het hindoeïsme te verspreiden. Deze priester was Dang Hyang Niratha en vestigde zich op de locatie van Tanah Lot om de zeegod Baruna te eren.
Hij deelde zijn kennis met de bewoners van het dorp maar kreeg het aan de stok met het dorpshoofd die de dorpelingen tegen hem opzette.
De priester hield vol en bleef en haalde wonderbaarlijk genoeg een rots omhoog uit de zee omringt door zeeslangen. De originele benaming van de rots is dan ook Tengah Lot, wat 'in zee' betekend.
De rots en de tempel hebben in de loop der eeuwen veel te verduren gehad. De rotsen rond Tanah Lot werden door de erosie van de zee beschadigd en er bestonden kansen dat het geheel in zee zou verdwijnen.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd met behulp van de regering en UESCO een begin gemaakt met het veilig stellen van dit prachtige tempelcomplex. Sindsdien is Pura Tanah Lot volledig gerestaureerd en werd door het storten van speciale betonnen damstukken het onderwater gelegen deel van de rots een derde vergroot en versterkt. Alleen bij zeer laag tij is dit werk zichtbaar.
Maar dit het uitzicht waarvoor duizenden mensen naar deze tempel reizen; de zonsondergang.
Na ons bezoek aan deze prachtig gelegen tempel vervolgden wij onze reis om via de plaats Tabanan richting de hoofdstad Denpasar te rijden, daarvoor de rondweg te nemen naar Sanur en onze bestemming en basis voor de komende tijd te bereiken. We logeerden bij goede vrienden die ook voor de jeep met chauffeur hadden gezorgd, welke laatste bij hen in dienst was en ons steeds zou begeleiden.
Zie vervolg: BALI. EILAND VAN DE GODEN EN HUN TEMPELS. INDONESIË. DEEL 3.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten