zaterdag 4 juni 2022

OOST-JAVA. TEMPELS ROND MALANG. INDONESIË. (DEEL 1)

 

 


   
    OUD RELIGIEUSE TEMPELS

                   IN OOST-JAVA 

            ROND STAD MALANG.

                                         DEEL 1.



OOST-JAVAANSE CULTUUR.

Terwijl de cultuur van Midden-Java in verval raakte, kwam de cultuur van Oost-Java juist tot een grote bloei. Na de 10e eeuw wordt de Oost-Javaanse kunst maatgevend, terwijl Midden-Java steeds meer op de achtergrond treedt.
Hoewel de politieke ondergang van het Rijk van Mataran niet onmiddellijk leidde tot een totaal cultureel verval, werd een groot gedeelte van de tempels op Midden-Java niet voltooid.
In de beginperiode van de Oost-Javaanse kunst ziet men nog sporen van Midden-Javaanse invloeden zoals bijvoorbeeld bij de Candi Dermo.

Deze invloeden vormen echter niet de basis voor de kunst van Oost-Java. Er bestaat een duidelijke tegenstelling tussen de beide kunstvormen. Ook zette in deze periode een sterke stroming van vernieuwing in op het gebied van de literatuur. Onder de regering van Airlangga ontstonden vrije bewerkingen van de mystieke Indische gedichten, die reeds sterk beïnvloed waren door de Indonesische denkwereld.
Hiertoe hoort bijvoorbeeld ook de bewerking van het heldendicht Mahabharata. Vertellingen uit deze heldengeschiedenis vinden hun neerslag in de beeldende kunst, vooral in reliëfs aan de tempels van Oost-Java.

Met drie  heersende rijken heeft de kunst van Oost-Java een sterke binding: het rijk Daha, het rijk Tumapel-Singasari en het rijk van Majapahit.
Ten tijde van het rijk Daha ontstonden de meeste bouwwerken in de buurt van de plaats Kendri, waar vlakbij te tempel grotten van Sela Maleng liggen en de zgn. Penampihan, een terrasvormig terrein aan de oostelijke helling van het Wilis gebergte. Dit rijk stond sterk onder invloed van de Vishnu-cultuur. De vorst Jayabhaya gold vooral als de verpersoonlijking van de typische Indische cultuur. De vereerders van Vishnu genoten bij hem bijzondere voorrechten. Als zegel voerde hij de mahasinga, de leeuw, die gezien werd als een vierde incarnatie van Vishnu. Onder zijn regering ontstond ook de Bharata Juddha, een vrije bewerking van het 5e tot 10e boek van Mahabharata. Hierin werd de plaats van handeling verlegd van India naar Java.

                                                                               (Candi Kidal.)

In het rijk Tumapel-Singasari, dat zich in de buurt van de huidige stad Malang ontwikkelde, ontstonden de tempels Jago, Singasari en Kidal.
In die periode zag men ook een sterke nieuw-boeddhistische beweging opkomen, maar ook de typisch Javaanse volksaard trad meer op de voorgrond. Het is wel bewezen dat in deze tijd weer vanuit India een sterke emigratiestroom naar Indonesië kwam en dat de nieuwkomers de zeer hoog ontwikkelde vorm van het noordelijke Boeddhisme meebrachten.
Bovendien vallen bepaalde Chinese invloeden te onderkennen.

Tegelijk met de opkomst van het rijk Majapahit begon op Oost-Java een periode van ontwikkeling ven een typische eigen kunst; in het grensgebied tussen Surabaya en Pasuruan werd dit het duidelijks merkbaar. Invloeden hiervan lopen van hieruit tot aan Kediri en Midden-Java. De traditioneel Javaanse eigen volksaard toont zich duidelijker en er is ook sprake van een versmelting van Boeddhistische en Brahmaanse elementen.
De cultuur uit de Majapahit-periode is tot op de huidige dag nog bewaard gebleven op Bali en in mindere mate op de eilanden Lombok en Sumba. Ook viel in deze periode van overgang van de Oud-Javaanse naar Nieuw-Javaanse taal.

Tussen de dertiende en de vijftiende eeuw beleefde Java een bloeitijd in bouw- en beeldhouwkunst.
De tempels werden slanker en de kroonlijsten staken ver boven de cella's uit. Hierdoor veranderde ook het model van de daken. De schijnverdiepingen werden vervangen door een soort lijsten die naar boven steeds smaller toelopen en met een kubusachtige vorm hun afsluiting vinden.


In de vroege ochtend vertrokken we uit Malang voor onze eerste tempel-tour in de omgeving van deze stad. Al snel de drukke verkeerswegen achter ons gelaten en landelijk onze reis vervolgd naar de eerste tempels van onze reis. We bleken als snel niet de enigste die vroeg onderweg waren, zoals deze venter met zijn waar en verkoop tafel op zijn hoofd. Een nieuwe dageraad breekt aan voor ontdekkingen in Oost-Java. Onze eerste reis gaat naar de Candi's Kidal en Jago en via een landerijke route naar Candi Singosari.

DE TEMPELS.


(Rood - Candi Tegawangi; Geel - Candi Jawi; Groen - Candi Singasari; Blauw - Candi Kidal en Jago; Zwart - Candi Panataran.)

CANDI KIDAL.

De Candi Kidal en de iets zuidelijker gelegen Candi Jago liggen iets ten zuidoosten op 20 kilometer afstand van de stad Malang, op de westelijke helling van het tenger-gebergte op een hoogte van 520 meter boven de zeespiegel
De Candi Kidal is een van de erfgoedtempels van het Singasari-koninkrijk. De tempel werd gebouwd als vorm van respect voor de geweldige diensten van Anusapati, de tweede koning van Singhasari, die twintig jaar regeerde van 1227-1248.
Volgens oude geschriften zou deze koning zijn gedood door Panji Tohjaya als onderdeel van Singhasari's machtsstrijd, ook verondersteld om deel uit te maken van de Mpu Gandring-vloek.

Candi Kidal, architectonisch verweven met de Oost-Javaanse cultuur, werd in 1990 gerestaureerd. De tempel bevat het verhaal Garudeya, een hindoeïstisch mythologisch verhaal, dat een morele boodschap van bevrijding uit de slavernij bevat.

De naam is verweven met de naam van het dorp. De Candi Kidal is een hindoeïstische-tempel. In de cella stond eens het beeld van Shiva Mahadewa, de belichaming van de tweede koning van het Singhasari-koninkrijk. Het beeld staat momenteel opgeslagen in het Tropen Museum in Amsterdam. 

De Kidal-tempel heeft een uniek karakter. Het is gemaakt van andesietsteen en heeft verticale geometrische afmetingen. De tempel heeft drie delen, namelijk de basis, de opbouw en het dak. De voet van de tempel oogt wat hoog met een kleine trap die eruit ziet alsof het geen echte toegangstrap is. Het tempellichaam is kleiner dan de basis en het dak van de tempel geeft een slanke indruk. Op de basis zitten medaillion-versieringen, een cirkelvormige riem die het lichaam van de tempel siert. Het dak van de tempel bestaat uit drie niveaus die steeds kleiner worden waarbij de bovenkant een vrij groot oppervlak heeft zonder dakversieringen zoals een ratna (een kenmerk voor hindoetempels) of een stupa (een kenmerk van boeddhistische tempels) Elk niveau heeft een vrije ruime en sierlijke ruimte.

Een ander ding dat opvalt, is het Batara Kala-hoofd dat boven de ingang en de tempelkamers is uitgehouwen. 
Kala, een aspect van Lord Shiva en algemeen bekend als de bewaker van heilige gebouwen.
De hoofdversiering van Candi Kidal ziet er angstaanjagend uit met uitpuilende ogen, een open mond en twee grote kromme hoektanden die een dominante indruk maken. 
De aanwezigheid van deze hoektanden is ook kenmerkend voor de Oost-Javaanse tempels.



(Boven: In de reliëfs en beeldhouwwerken de vertellingen uit de legende van Garudeya (Garuda), een verhaal dat in die tijd erg populair was onder de Javanen. Onder: De kop ter versiering van de trapleuning en een rond medaillion op de muur.)

CANDI JAGO.

De Candi Jago ligt op een plein in de stad Tumpang en kleine 22 kilometer van de stad Malang. Van de voormalige Boeddhistische tempel uit het Singhasari-koninkrijk bestaat alleen nog de onderbouw.
Volgens oude geschriften uit de 14e eeuw werd deze tempel als jajaghu ("majestueus") genoemd door koning Hayam Wuruk tijdens zijn bezoek aan de tempel, op zijn rondreis door Oost-Java. 
Deze tempel bestaat uit een onderbouw in de vorm van een langwerpige rechthoek met een terugspringende middensokkel waarop zich een naar wat achteren wijkende tempelkern bevindt.
Twee trappen leiden naar de eerste en ook weer naar de tweede galerij. Op de derde galerij rust de eigenlijke tempel met een hoog voetstuk. De westelijke nis dient tevens als toegang tot de hoofdcella. Hier stonden een drie beelden welke zich heden in Londen bevinden.
Bijzonder interessant zijn de reliëfs van de Jago; bijna zonder uitzondering maken ze deel uit van één cyclus.


Men kan ze in vier series verdelen: de eerste beneden aan de sokkel, de tweede aan de overkapping boven de eerste galerij, de derde op de tweede sokkel en de vierde op de derde sokkel. 
Verder zijn er nog grotere panelen met reliëfs aan de muur van de eigenlijke tempel, voorzien van voorstellingen uit de Krishnayana.

De reliëfs op de tempels van Oost-Java vormden eigenlijk grote beeldverhalen van de beroemde legenden en heldendichten. Op deze manier maakte men voor de gelovigen en pelgrims, die meestal niet konden lezen, de gebeurtenissen uit de geschiedenis duidelijk. Men beeldde niet alleen de helden en heldinnen van de verhalen uit, maar vooral ook hun vrienden en dienaren, de panakawans en de ingas, die meestal de reflexen op de daden van de hoofdpersonen vertolkten.
Deze panakawans zijn typisch Javaans; zij spelen dan ook niet alleen bij de reliëfs, maar ook in het wayang-spel een belangrijke rol. Hun gelijkenis met de figuren uit het wayang-spel is opvallend.

De verklaring van de reeksen reliëfs aan de Candi Jago is slechts ten dele mogelijk geweest, omdat er veel verwoest werd. In het algemeen zouden we kunnen stellen dat in het voorste gedeelte van het eerste terras fabels afgebeeld zijn; op het tweede terras zijn het waarschijnlijk gedeelten uit de Ramayana, tewijl op het derde terras episoden uit de Arjuna-wiwaha worden afgebeeld.
Stijl en kwaliteit zijn zelfs per reeks verschillend. In tegen stelling tot de reliëfs van Midden-Java hebben we hier te maken met een nieuwe vorm, die duidelijk tot uitdrukking komt in de sfeer op de afbeeldingen.

We verlaten Tumpang en rijden via een landerijke route naar de Candi Singosari. Het was een rit van ongeveer 10 kilometer.
De tempel bevindt zich in het dorp Candirenggo, het district Singosari in een vallei tussen twee bergketens, de Tenger-Bromo in het oosten en het Arjuno-Welirang in het westen met een hoogte van 512 meter boven de zeespiegel.
De geschiedenis van de tempel is verbonden met het historische Singhasari-koninkrijk van Oost-Java. Er werd aangenomen dat de plaats rond de tempel het centrum was van het Javaanse hof van Singhasari.


SINGHASARI TEMPEL.

Door de gelijkenis tussen Candi Jago en de Candi Singasari, soms ook Singosari genaamd, neemt men aan dat ze tegelijkertijd zijn gebouwd.
De Candi Singasari is echter nooit helemaal voltooid. Men heeft het verband gelegd tussen de tempel en koning Kirtanagara deze laatste vorst uit de Singasari-dynastie, die in 1292 door rebellen werd vermoord, wat het begin was van de Majapahit heerschappij.
Een inscriptie uit 1351 vormt een eerbewijs aan de zielen van de priesters, die tegelijk met de  koning om het leven werden gebracht.



De hoofdingang van de tempel is gericht op de berg Arjuna.
De tempel werd genoemd in het Javaanse gedicht Nagarakretagama en ook in de Gajah inscriptie uit 1351 ontdekt in de tuin van de tempel.
Volgens bronnen zou de graftempel zijn van koning Kirtanagara. De tempel zelf was voornamelijk aan de god Shiva gewijd. Het is waarschijnlijk dat dit hele tempelgebied, waartoe zeker nog zeven maar waarschijnlijk negen tempels behoorden, in de eerste helft van de veertiende eeuw tot staatstempel van de koningen van Majapahit werd verklaard. Eén tempel van dit gehele complex is slechts bewaard gebleven.

Evenals de Candi Jago heeft deze tempel ook een terrasconstructie. De sokkel wordt gevormd door een lage en eenvoudige geprofileerde vierkante onderbouw. Het lagere niveau is Shaiva, maar de tempel heeft een tweede cella op het bovenste niveau, dat was een boeddhistische toewijding.
Hierop staat het tempelblok met zijn aangebouwde vleugels, zodat het geheel op een Grieks kruis lijkt.
De eigenlijke tempel bestaat uit twee verdiepingen.
Binnen in het gebouw bevindt zich een hoofdcella, waar zes beelden konden staan, en twee nevencella's.
De ornamenten zijn nooit voltooid. De onvoltooide staat van de tempel is te zien aan het onvolledige Kala-hoofd boven de lagere ingang en in de bovenste gedeelten, terwijl meer naar beneden grote, gladde stenen zijn te zien, die ook tot reliëfs verwerkt hadden moeten worden.


Hieruit valt te concluderen dat men bij het aanbrengen van de ornamenten van boven naar beneden werkte, wat duidelijk aan het dak van de tempel is te zien. Zelfs de kala-koppen boven de deur zijn niet afgemaakt, men kan alleen hun hoekige basisvormen herkennen. Overigens is er een groot verschil tussen de kala-koppen op Oost-Java en die van Midden-Java. Ze zijn massiever en meer gedrongen, hebben een knobbelneus, uitpuilende ogen en een geopende mond.


Rondom op het tempelterrein staan indrukwekkende raksana's, tempelwachters. Deze liggen liggen op een veld, dat door de Javanen alun-alun genoemd wordt. Deze beelden die men raksasa of dvarapala noemt, zijn drie meter hoog. Ook op Midden-Java komt men deze beelden tegen en staan meestal als oppassers bij een tempelgebied of bij een koninklijk paleis.
De angstaanjagende dvarapales van Singasari hebben de kenmerken van een reus, welke typerend zijn voor deze Hindoe-Javaanse kunst.
Ze hebben zwaar gebogen wenkbrauwen, uitpuilende ogen, dikke lippen en slagtanden. Hun versieringen bestaan uit slangen en schedels. De linkerhand rust op een knots, terwijl de rechter een dreigend gebaar maakt.


CANDI SUMBERAWAN.

Iets noordelijk  zes kilometer van de Candi Singasari lig de Candi Sumberawan.
Het is niet zozeer een tempel maar een stupa gelegen op de zuidelijke helling van de berg Arjuna.
Sumberawan is vrij uniek, omdat het het enige boeddhistische heiligdom in Oost-Java was dat in de vorm van een stupa werd gebouwd. Men gaat er van uit dat dit heiligdom dateert uit het einde van de 14e tot het begin van de 15e eeuw.


De stupa bestaat uit een vierkante basis en een cilindrische lichaam van een klokvormige stupa, verwant aan de Midden-Javaanse Borobudur, terwijl de top ontbreekt.
De rechthoekige basis meet aan elke zijde 6,30 meter en heeft een hoogte van 2,60 meter. Boven de sokkel bevindt zich een vierkante sokkel van 5,04 meter per zijde en een hoogte van 1,08 meter..
De stupa staat op een vierkant voetstuk van 4,24 bij 4,24 meter, en het onderste deel van de stupa is achthoekig van vorm, bekroond met een afgerond lotusvormig kussen en een klokvormig stupalichaam.
De hoogte van de stupa is 2,42 meter. De totale afmeting van de gehele stupa is 6,25 bij 6,25 meter met een hoogte van 5,23 meter.

Gebouwd op een hoogte van 650 meter boven de zeespiegel, aan de voet van de berg Arjuno, is het landschap rond deze tempel heel mooi.
De tempel ligt vlakbij een waterbron met heel helder water, vandaar de naam van de tempel; Sumber-awan. In het Javaans betekend sumber "waterbron", terwijl awan "middag" betekend.
In het verleden werd de bron als heilig beschouwd, essentieel voor hindoe-boeddhistische rituelen.




De site is geïdentificeerd met Kasurangganan, of 'de tuin van de hemelse nimfen', die in het Nagarakretagama-manisript werd vermeld als zijnde bezocht door koning Hayan Wuruk van Majapahit. 
De cijfers op de resten van een kleine stupa duiden de periode aan tussen de 11e en de 15e eeuw.




De tempel werd voor het eerst ontdekt in de Nederlandse koloniale periode, in 1904. In 1935 werd het bezocht door de Archeologische Dienst en in 1937 werd begonnen aan de restauratie.
Helaas ontbraken veel stenen om het geheel weer in oude staat op te bouwen.


We verlaten de hellingen van de vulkaan Arjuno om terug te keren naar Malang. Een tocht door waarlijk mooi gebied met landbouw van gewassen en rijstvelden.


                              Zie vervolg: OOST-JAVA. TEMPELS ROND MALANG. (DEEL 2.)



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten