EEN EEUWEN OUD
SCHIMMENSPEL.
WAYANG.
Ook bij het maken van wayang-poppen en het opvoeren van het schimmenspel heeft men op Java een bijzonder hoge graad van verfijning bereikt.
Het wayang-spel is niet alleen een theateropvoering, maar dient ook als symbool van de kosmos.
Als toeschouwer wordt je meegevoerd naar het rijk der voorouders, de grote helden uit de oude Indische vertellingen. Gedurende het spel worden de weer tot leven gebrachte wezens en treden ze als goden op.
Hierdoor is het schimmenspel een rituele handeling geworden, die tegen allerlei invloeden van buitenaf door de eeuwen heen stand hield.
Men heeft niet kunnen vaststellen hoe oud het Indische schimmenspel is, wel echter worden in de literatuur rond 907 na Chr., meermalen wayang purva-voorstellingen genoemd.
In elk geval is alleen de wayang kulit een echt schimmenspel; het is de meest interessante en gedifferentieerde van alle wayang-vormen en heeft veel andere kunstuitingen beïnvloed.
Omdat een zeer fijnzinnige kunst als het wayang-spel niet van de ene dag op de andere ontstaat en het in de elfde eeuw reeds alom bekend was, moet de natuurlijke oorsprong veel vroeger liggen.
Hoe diep de wortels van de wayang in de Javaanse geschiedenis vergroeid zijn is ook nu nog niet helemaal duidelijk.
Naast Java waren er ook concentraties van wayang-spelende volkeren in het Zuid- en Oost-Aziatische gebied, China, Thailand en India. Bij Nadere beschouwing blijkt echter dat geen van deze gebieden zou kunnen worden aangemerkt als het land van herkomst voor het Javaanse theater.
Wayang betekend weliswaar schaduw, maar het is een verzamelterm geworden voor allerlei theater-vormen, zelfs die waarbij de schaduw in het geheel geen rol speelt.
WAYANG-POPPEN.
Wij noemen hier de belangrijkste; zij worden onderscheiden naar het materiaal van de poppen terwijl in de eerste groep ook nog een indeling bestaat naar het soort verhalen.
De wayang purva komt het meeste voor. Hierbij worden legenden uit de beide grote heldendichten opgevoerd, de Ramayana en de Mahhabharata, die een onderdeel van de folklore zijn geworden en die ook algemeen bekend zijn.
De wayang gedog onderscheidt zich van de wayang pura door de kleding van de poppen. De Oost-Javaanse prins Pafji uit de late hindoe-periode op Java speelt de hoofdrol. Bij de wayang maja, die ook tot de groep van de wayang kulit hoort, worden teksten opgevoerd van de dichter Rang-gawarsita; hierin worden de heldendaden van de vorst Jayabhaya verteld.
2. Wayang klitik (midden). Dit zijn platte, beschilderde houten poppen met beweegbare leren armen als de wayang kulit. Hierbij gaat het niet om een schimmenspel maar duidelijk om een poppenspel, een soort van poppenkast. het repertoire bestaat hoofdzakelijk uit de avonturen van prins Damar Wulan.
(Wayang golek.)
Op Bali, waar de Javaanse wayang kulit werd overgenomen, bestaan geen wayang golek-voorstellingen. De Balinezen zijn immers tot op de dag van vandaag trouw gebleven aan het Hindoeïsme.
4. Wayang berber (links). Bij dit soort wayang-spel zijn geen beweegbare figuren betrokken. Het hele verloop van de geschiedenis is op lange banen stof of papier geschilderd, die tijdens de voorstelling langzaam wordt afgerold door de dalang, terwijl hij er de uitleg bij geeft, zoals vroeger bijvoorbeeld op Europese kermissen gebeurde. Berber betekend uitgebreid; dit soort van wayang komt bijna zo goed als niet meer voor.
5. Wayang topeng (midden). Topeng betekend masker. De vertellingen worden hier door gemaskerde dansers in een pantomimes uitgevoerd, waarbij de dalang de teksten uitspreekt.
6. Wayang wong (rechts). Wong betekend mens en daarom dragen de dansers geen maskers; ze dansen en spreken hun teksten zelf uit. De dalang spreekt alleen nog maar de verbindende teksten.
Het repertoire komt uit de Ramayana en de Mahabharata; deze soort wayang is pas in de afgelopen honderd jaar ontstaan, en kan worden opgevoerd in een theater of op een open veld bij een tempel.
HOOFDROL SPELERS UIT HET SCHIMMENSPEL.
Met de klok mee: Dewi Sinta, berg of boom, Rama, Kresna, Semar en beide zonen Nalagareng en Petruk. Garuda, Apenkoning Hanuman.
Nergens echter heeft ook de kunst van het schaduwspel zulk een hoge graad van volmaaktheid bereikt als juist op Java. Steeds weer als men het wayang-spel op een van de andere Indonesische eilanden vond, bleek dat het, zoals bijvoorbeeld op Bali, Zuid-Sumatra en Zuid-Kalimantan, door Javaanse kolonisten was meegebracht.
Dit kan zijn een huwelijk, een besnijdenis, herstel van een langdurige ziekte, het voltooien van een zware studie, promotie in iemands maatschappelijke carrière etc. Het is dus niet zomaar een volksvermaak. Het is en blijft een magisch ritueel, waarbij de poppenspeler een soort priester wordt; in de poppen en schaduwbeelden herkent de Javaan het tastbaar geworden silhouet van de geest van één van zijn voorvaderen.
DE DALANG.
De dalang is de poppenspeler. Daarnaast zingt hij en geeft hij signalen naar het orkest, dat zich ook achter het scherm bevindt. Hij is ook spreker voor alle karakters en moet stemmen kunnen imiteren+ van de deftige taal van de vorsten tot het boerse van de mensen van het platteland. Het spreekt voor zich dat deze taak niet voor iedereen is weggelegd.De dalang is een veelzijdig en buitengewoon persoon, hij moet fysiek sterk zijn, kan uren achtereen met gekruiste benen over elkaar achter het scherm zitten. Hij hanteert de poppen met beide handen, geeft hun verschillende stemmen, verteld goed getimede grappen en zingt af en toe. Hij moet daarbij ook bijna onophoudelijk met zijn rechtervoet op een kecrèk, een soort rammelaar, tikken.
HET MAKEN VAN DE POPPEN.
De wayang kulit-figuren worden uit buffelleer gesneden. Alle figuren zijn gestileerd; bij de vaste typen heeft ook elk detail zijn vaste betekenis, zodat zij volgens het voorgeschreven patroon worden uitgesneden. Men begint bij de omtrek. Als men tot het uitsnijden van de kenmerken van de bepaalde pop komt, begint men met het oor, waarna met bijzondere zorgvuldigheid het gezicht vorm krijgt. Na de neus komt de mond en tenslotte het oog; pas nadat een figuur zijn oog heeft gekregen kan het in de handen van de dalang komen.
Verdere kleuren zijn ook vastgelegd. De hoofdkleuren zijn blauw, zwart, geel en rood, waarbij men door menging weer tussenkleuren kan maken. Sommige poppen krijgen ook nog een laagje bladgoud.
Alle figuren hebben een eigen betekenis, speciaal wanneer het om de kleur van het gezicht gaat.
Een zwart gezicht dicht men wijsheid en rijpheid toe. Een rode huiskleur duidt op een agressief type en goud geeft de waardigheid van de figuur duidelijk aan. Vaak komen dezelfde figuren die in één wayang-spel voorkomen in de loop van het verhaal terug met verschillende huiskleuren. Zo komt bijvoorbeeld Kresna eerst op als een jonge held met een goudkleurig gezicht; later, is dan reeds middernacht, komt hij weer op als een oudere man met een zwart profiel.
Niet alleen de kleuren geven een beeld van de karaktertrekken, ook de houding van het hoofd is belangrijk. Alle lichamen staan frontaal, terwijl de gezichten meestal en profil staan. De voeten staan zo gebogen dat men vijf tenen ziet.
Op Java is een wayang kulit-voorstelling aan vaste regels gebonden. In het paleis (kraton) van de vorst gebeurt het in de feestzaal of in de speciale wayang-zaal; buiten de kraton in een grote zaal of paviljoen.
Uitermate knap en kustzinnig hanteert hij de poppen en leidt hij hen door de voorgeschreven lotgevallen heen.
Tussen het eerste en tweede en het tweede en derde deel is er een pauze. Het eerste deel is in zekere zin als kennismaking bedoeld: de dalang brengt het publiek op de hoogte van de plaatsen waar het stuk zich afspeelt en houdt een lofrede op de vorst in wiens rijk men zich bevindt. Vervolgens treden al de huiselijke vorstelijke problemen zich voor op het scherm, wat vurig wordt uiteen gezet, waarna de eerste strijd losbarst.
De mannen worden wijdbeens voorgesteld, terwijl de vrouwen hun benen gesloten houden.
De vorm van het gezicht is uitermate belangrijk; daaraan weet de toeschouwer onmiddellijk met wat voor een figuur hij te maken heeft.
Demonen hebben kogelronde uitpuilende ogen en een grote neus, die een hoek met het voorhoofd vormen. Heel belangrijk zijn vooral de ogen en de richting waarin ze kijken. Beschaafde mensen hebben amandelvormige ogen, die meestal omlaag gericht zijn. Dit is over het algemeen bij vrouwen. Grovere typen hebben bolle neuzen en grote, wijd opengesperde ogen. Reuzen en apen herkent men gemakkelijk aan hun slagtanden. Edele, hooggeboren figuren, koningen en goden dragen het hoofd omhoog en hebben vanzelfsprekend ook amandelvormige ogen en zeer recht voorhoofd.
DE GUNUNGAN.
Een niet te verwaarlozen rol speelt op Java de gunungan, gunung beteken berg, en op Bali de kekajon, betekend boom.Zowel de berg als de boom zijn in Indonesië magische symbolen, die de as van de wereld voorstellen.
De Javaanse gunungan is bladvormig en loopt uit in een punt. In het midden staat een gestileerde boom versierd met bloemen en vogels, een hemelsboom of een levensboom, zoals we ook zagen op de reliëfs van de Prambanan.
Op de Javaanse gunungan zien we aan de onderkant een poort, die waarschijnlijk de ingang naar een beeldschone tuin moet voorstellen.
Links en rechts staan tempelwachters (butas), die de demonen moeten weg houden. Boven de poort ziet men een leeuw en een stier.
De gunungan wordt aan het begin van de voorstelling, tijdens de pauze en aan het eind in het midden van het beeldscherm neergezet.
Als hij tijdens de voorstelling gebruikt wordt is dat om vuur te symboliseren.
De opvoering van het schimmenspel is dus een rituele handeling. Iedere aanwezige gelooft aan de dubbele kracht van de figuren, maar alleen de dalang kan de figuren leven inblazen. Een goede dalang heeft enorme uitstraling, die hem in staat stelt alle mensen onder zijn ban te brengen.
Op Java bestaan speciale opleidingsinstituten voor dalangs. Het is een lange studie, die meestal zeven jaar duurt.
HET WAYANG-SPEL.
Op Java is een wayang kulit-voorstelling aan vaste regels gebonden. In het paleis (kraton) van de vorst gebeurt het in de feestzaal of in de speciale wayang-zaal; buiten de kraton in een grote zaal of paviljoen.
In het midden van de zaal wordt de kelir (scherm) opgezet, dat een fraai uitgesneden houten frame heeft, tussen twee bewerkte steunpilaren. (1 - 2). Voor het scherm nemen de toeschouwers plaats.
Het scherm is een licht doorlatend doek.
Achter het scherm zit in het midden de dalang met links van hem een kist en een helper en rechts van hem het deksel van de kist en een helper. Voor de kist (kotak) staat een bamboe-rek, of een bananenstam, voor de te gebruiken de 'goede' wayang-poppen, rechts hetzelfde voor de 'slechte' poppen uit het spel. De dalang steekt de poppen met hun scherpe steekpennen in de gaten van de bamboestam of bananenstam. Op het deksel legt hij die poppen die hij verder tijdens de voorstelling niet meer nodig heeft.
Helemaal boven in het midden op een bepaalde afstand van het doek verwijderd, hangt de lamp (belejong) die vaak de vorm van een garuda heeft.
Het gamelan-orkest, dat de voorstelling begeleidt bevindt zich achter de dalang. Het orkest bestaat hoofdzakelijk uit koperslagwerk en trommen.Met een klein, tussen zijn tenen geklemd houten hamertje ewaarmee hij tegen de kist klopt, geeft hij aan wanneer de musici moeten beginnen.
De dalang is dus dirigent, toneelspeler en regisseur in één persoon verenigd.
Hij laat de schaduwen tot leven komen door de poppen dichterbij of verderaf van het doek te houden. Het effect kan hij nog vergroten door de lamp een beetje te laten schommelen.
De voorstelling begint pas na zonsondergang en lang voor die tijd hebben de musici hun plaats ingenomen. Zodra de lamp is aangestoken, wat vaak nog een olielamp is, gaat de dalang in de traditionele klederdracht gekleed, met de kris op de rug, met gekruiste benen voor het scherm zitten. Dan steekt hij wierook aan, zet de gunungan precies in het midden en geeft met zijn hamertje het signaal aan de misici.
Het verloop van de voorstelling speelt zich af volgens de vanouds bekende patronen en wel als volgt: de dalang begint het uit drie delen bestaande verhaal te vertellen.
Rond middernacht is het eerste deel afgelopen, waarna men verdergaat met het tweede deel, waarin men ziet de ontwikkeling van het verhaal, de grote held die voortdurend als overwinnar uit de strijd komt, die steeds weer ontstaat door verwisselingen en misverstanden. De knoop is nog steeds niet te ontwaren.
De verhalen hiervoor zijn ontleend aan de Ramanyana en de Mahabharata, vooral de belangrijkste delen van de Arjuna-sasra-Bau-cyclus, de Rama-cyclus en de Pandava-cyclus.
In deze stukken komen niet alleen mensen, maar ook demonen, goden en halfgoden voor. Heel populair is de figuur Arjuna, die een incarnatie is van Viushnu.
Een bepaalde aantal personages, die het publiek dierbaar is, zullen bij geen enkele opvoering mogen ontbreken.
Ondanks alle moderne vormen van vermaak beleeft het Javaanse volk nog steeds plezier en een diepe vreugde aan het schimmenspel; de wayang kulit leeft voort.
DE MODERNE TIJD.
Tegenwoordig worden er verhalen opgevoerd, die gebeurtenissen uit de landelijke- en wereldgeschiedenis uitbeelden en levende politieke leiders tot onderwerp hebben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten