ZE GEBRUIKTEN BLANKE
ZEELIEDEN ALS GALEISLAVEN.
DE BARBARIJSE ZEEROVERS.
Na de val van de laatste Berberdynastieën onstond er een complete chaos in Noord-Afrika. De Barbarijnse zeerovers hadden vrij spel en begonnen verwoestingen aan te richten. Ze onderwierpen de lokale sultans en gebruikte hun havens als uitval voor hun piraterij.
Zij stonden vooral in de zeventiende eeuw bekend als de schrik van de Middellandse Zee. Ze opereerden vanuit de havenplaatsen Tunis, Tripoli, Algiers, Salè en diverse havens in Marokko. Zij schuwden niet de kusten van Europa onveilig te maken en de mannelijke bevolking als slaven voor op hun schepen af te voeren. De blanke vrouwen werden een handelsproduct op de lokale markten om verkocht te worden als blanke slavin en in de harems te verdwijnen. Zij beheersten de gehele Noord-Afrikaanse kust.
Deze kapers waren reeds ten tijden van de kruistochten actief en bleven dit tot de eerste helft van de negentiende eeuw. veel schepen uit de Nederlanden zijn, sinds de handelsvloot van de Republiek in 1590 aan de Middellandsezeevaart ging deelnemen, in handen van de Algerijnen gevallen.
Maarten Harpertszoon Tromp was twee keer slachtoffer van deze zeerovers: in 1609 als elfjarige was hij gevangen genomen in Salè en in 1621 was hij een jaar gevangene van de Bey-stam in Tunis.
Michiel de Ruyter voerde tussen 1661 en 1663 acties uit tegen de Barbarijnse zeerovers en dwong een verdrag met ze af dat zij even snel weer schonden.
De aanvallen gingen door en zo ook op West-Europa. De gehele 17e en 18e eeuw waren Engelsen, Nederlandse, Spaanse en Franse eskaders actief om dit gevaar te bedwingen.
Het probleem was dat deze kapers van hun havens ware forten hadden gemaakt verdedigd met geschut. Over land kon men ook al geen aanvallen op deze kapersnesten uitvoeren; het moest vanuit zee gebeuren door de fortificaties plat te schieten.
DE BOMBARDEERKITS.
Voor het bombarderen van de Barbarijnse haven fortificaties aan de Afrikaanse noordkust bedacht een Franse ingenieur in de laatste decennia van de 17e eeuw de 'bombarder' of het 'bombardeerschip'.
De Britten maakten er als variant de bombardeerkits va, die onder andere was uitgerust met twee zware mortieren.
Dit type schepen was speciaal uitgerust voor amfibische aanvallen of voor het geval het gebruik van artillerie vanaf een landbasis niet mogelijk was.
De mortieren in deze schepen hadden een kenmerkende korte zware loop van waaruit een projectiel kon worden afgeschoten dat met explosieven was gevuld.
De ontsteking van zo'n bom kwam tot stand door middel van een lont, die nauwkeurig op lengte moest worden gemaakt om het opbranden ervan precies even lang te laten duren als de ballistische vlucht van de bom.
Gebeurde dit correct, dan waren deze mortieren uitstekend geschikt om hun explosieve projectielen over hoge obstakels, bijvoorbeeld hoog opstekende rotskusten,of fortificaties, heen te schieten en op het doel te laten neervallen op het moment dat ze ontploften.
De mortieren stonden meestal opgesteld in vaartuigen van het type kits, dus met twee masten, waarvan de achterste de kortste was. De grote mast stond opvallend achterlijk geplaatst, op de positie die hij zou hebben ingenomen op een driemastvaartuig, het voordek vrijlatend voor het werk van de belangrijkste wapens.
(Een bombardeerkits in actie, de ankers voor en achter gestoken, eventueel met inzet van trekveren. Met gegeide zeilen en weggenomen voorstagen heeft deze kits het vrij voordek dat nodig is om over de voorzijde los te branden.)
Bombardeerkitsen werden ofwel speciaal voor dit doel gebouwd of waren omgebouwde, kleine driemastschepen waarvan de voorste mast was verwijderd om de benodigde voordek ruimte te creëren.
De bombardeerkist had nog altijd een lange boegspriet ter bevestiging van de verstaging van de grote mast en gewoonlijk werden de stagen ook gebruikt voor het voeren van grote voorzeilen om het zeilplan met zijn nadruk op de rechthoekige zeilen aan de grote- en bazaansmast weer wat in evenwicht te brengen. Veel helpen deed dit echter niet; de bombardeerkits heeft altijd bekend gestaan als een beroerde zeiler.
Om zijn taak uit te voeren, werd de kits op de juiste plaats ten anker gelegd met trekveren in de kabels. Door middel van die veren kond e kits in zijn geheel in de azimutale lijn van het doel worden gebracht.
(Bombardement van de haven van Algiers.)
De vlucht van de bom werd bepaald door het nauwkeurig kiezen van de kruitlading die het projectiel moest afschieten en de hellingshoek van het mortier zelf.
Tot 1804 werden de mortieren van de britse marine bediend door leden van de Royal Artillery, maar in dat jaar werd de Royal Marine Artillery opgeheven zodat eigen marinemensen het werk konden doen.
Door de ontwikkeling van het scheepsgeschut dat onafhankelijk van de scheepspositie horizontaal en verticaal kon worden gericht ('baksen', 'vluchten' en 'dompen'), raakte de bombarder in onbruik, zeker na de verschijning van zijn tegenhanger, de zogenaamde monitor.
( De bombardeerkits was aan de binnenzijde zwaar verstevigd.)
Een aparte, zij het oneigenlijke taak kreeg de bombarder nog in de arctische ontdekkingsreizen van de late 18e eeuw en vroege 19e eeuw, toen de kitsen werden ingezet aan de noord- en zuidpool. Ze waren hiervoor uitstekend geschikt door hun stevige bouw en hun met zware balkruggen en ander constructies versterkte dekken om de enorme neer- en achterwaartse krachten van de zware terugslag van de mortieren te kunnen opvangen. Hierdoor konden zij goed de druk van het pakijs weerstaan en zich en een weg doorheen banen.
De Britten maakten er als variant de bombardeerkits va, die onder andere was uitgerust met twee zware mortieren.
Dit type schepen was speciaal uitgerust voor amfibische aanvallen of voor het geval het gebruik van artillerie vanaf een landbasis niet mogelijk was.
De mortieren in deze schepen hadden een kenmerkende korte zware loop van waaruit een projectiel kon worden afgeschoten dat met explosieven was gevuld.
De ontsteking van zo'n bom kwam tot stand door middel van een lont, die nauwkeurig op lengte moest worden gemaakt om het opbranden ervan precies even lang te laten duren als de ballistische vlucht van de bom.
Gebeurde dit correct, dan waren deze mortieren uitstekend geschikt om hun explosieve projectielen over hoge obstakels, bijvoorbeeld hoog opstekende rotskusten,of fortificaties, heen te schieten en op het doel te laten neervallen op het moment dat ze ontploften.
De mortieren stonden meestal opgesteld in vaartuigen van het type kits, dus met twee masten, waarvan de achterste de kortste was. De grote mast stond opvallend achterlijk geplaatst, op de positie die hij zou hebben ingenomen op een driemastvaartuig, het voordek vrijlatend voor het werk van de belangrijkste wapens.
(Een bombardeerkits in actie, de ankers voor en achter gestoken, eventueel met inzet van trekveren. Met gegeide zeilen en weggenomen voorstagen heeft deze kits het vrij voordek dat nodig is om over de voorzijde los te branden.)
Bombardeerkitsen werden ofwel speciaal voor dit doel gebouwd of waren omgebouwde, kleine driemastschepen waarvan de voorste mast was verwijderd om de benodigde voordek ruimte te creëren.
De bombardeerkist had nog altijd een lange boegspriet ter bevestiging van de verstaging van de grote mast en gewoonlijk werden de stagen ook gebruikt voor het voeren van grote voorzeilen om het zeilplan met zijn nadruk op de rechthoekige zeilen aan de grote- en bazaansmast weer wat in evenwicht te brengen. Veel helpen deed dit echter niet; de bombardeerkits heeft altijd bekend gestaan als een beroerde zeiler.
Om zijn taak uit te voeren, werd de kits op de juiste plaats ten anker gelegd met trekveren in de kabels. Door middel van die veren kond e kits in zijn geheel in de azimutale lijn van het doel worden gebracht.
(Bombardement van de haven van Algiers.)
De vlucht van de bom werd bepaald door het nauwkeurig kiezen van de kruitlading die het projectiel moest afschieten en de hellingshoek van het mortier zelf.
Tot 1804 werden de mortieren van de britse marine bediend door leden van de Royal Artillery, maar in dat jaar werd de Royal Marine Artillery opgeheven zodat eigen marinemensen het werk konden doen.
Door de ontwikkeling van het scheepsgeschut dat onafhankelijk van de scheepspositie horizontaal en verticaal kon worden gericht ('baksen', 'vluchten' en 'dompen'), raakte de bombarder in onbruik, zeker na de verschijning van zijn tegenhanger, de zogenaamde monitor.
Een aparte, zij het oneigenlijke taak kreeg de bombarder nog in de arctische ontdekkingsreizen van de late 18e eeuw en vroege 19e eeuw, toen de kitsen werden ingezet aan de noord- en zuidpool. Ze waren hiervoor uitstekend geschikt door hun stevige bouw en hun met zware balkruggen en ander constructies versterkte dekken om de enorme neer- en achterwaartse krachten van de zware terugslag van de mortieren te kunnen opvangen. Hierdoor konden zij goed de druk van het pakijs weerstaan en zich en een weg doorheen banen.
GEGEVENS.
Een bombardeerkits van de 'Hecla-klasse' van Groot Brittannië, medio jaren 1820; was een tweemast vaartuig met een tonnage van 272 ton. Had de afmetingen van ; lengte 32 meter, breedte 8,7 meter en een diepgang van 4,2 meter. De kits had een bewapening van : een 330-mm mortier, een 254-mm mortier, acht 24 ponder kanonnen en twee 6 ponder kanonnen. Een bemanning van 67 koppen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten