EEN VAN DE LAATSTE NOG
BESTAANDE
'SWANEN VAN DE ZEE'.
Ongetwijfeld een van de meest gevierde, nog bestaande zeilschepen en het enige complete exemplaar uit de clipper-tij is de Cutty Sark. Een van de bekendste Engelse thee- en wolklippers, die ooit voor de Engelse koopvaardij is gebouwd.
De Cutty Sark is genoemd naar het korte hemd van de heks nanny, het boegbeeld van de Cutty Sark, ontleend aan het gedicht 'Tam-o'-Shanter' van Robert Burns, werd in 1868 ontworpen door Alexander Hall voor John Willis; het schip werd gebouwd bij Scott and Linton en afgebouwd door Denny Bros te Gumbarton, als driemastklipper met een zeiloppervlakte van 32.000 vierkante voet.
Het had een lengte van 212,5 voet (64,8 meter), een breedte van 36 voet (11 meter), een diepgang van 21,3 voet (6,4 meter) en mat 963 brt.
Het schip had een bemanning van 19 tot 28 koppen.
De Cutty Sark werd gebouwd volgens de composietmethode, oftewel met een geraamte van ijzer waarover een beplanking van teak werd aangebracht. het basis ontwerp is volgens zeggen overgenomen van een van de twee andere schepen van Wills, 'The Tweed, die in Bombay was gebouwd als het raderstoomschip Punjaub voordat het werd omgebouwd tot volschip.
Het contract waarin Wills had laten vastleggen dat slechts de beste materialen mochten worden gebruikt en de noodzaak deze te kopen voordat enige betaling had plaatsgevonden, leidde tot het faillissement van de scheepsbouwer voordat het schip was voltooid.
(Tekening van de 'Cutty Sark' onder vol tuig met bijgezette lijzeilen aan de fokkemast.)
De eerste jaren waarin de Cutty Sark in de vaart was, waren teleurstellend in rendement en in het feit dat het schip nooit zijn aartsrivaal de 'Thermopylae' kon verslaan op de belangrijkste route, die van China naar groot Brittannië. De twee klippers waren vrijwel gelijk in afmetingen en hun meest fascinerende race vond plaats in 1872.
(De race tussen de Cutty Sark en de Thermopylae.)
De klippers namen hun lading thee in Shanghai in, zeilden op het zelfde getij de haven uit en lagen door de gehele Chinese Zee heen praktisch zij aan zij.
Ongeveer 350 zeemijlen (645 km) voorliggend op de Thermopylae verloor de Cutty Sark in een zware storm zijn roer, maar de bemanning zag kans uit reserve rondhout een noodroer te maken en te plaatsen. Ook dit raakte verloren en er moest een derde roer worden gefabriceerd en geplaatst. Hiermee maakte de Cutty Sark de bijna 14.000 zeemijlen lange reis naar Londen af. Met zijn tijd van 119 dagen was de Cutty Sark natuurlijk verslagen door de Thermopylae, maar vastberadenheid en het zeemanschap van de bemanning oogstte bewondering in de scheepvaartkringen en de Britse pers.
Later werden uitreizen naar Sjanghai gemaakt in respectievelijk 104 en 98 dagen.
( Opengewerkte tekening die de rompconstructie en de indeling van de Cutty Sark weergeeft.)
De rivaliteit tussen de klippers was groot, maar kameraadschappelijk vergeleken met de strijd die tussen de klipper en het stoomschip woedde. Onafhankelijk van de wind en vanaf 1869 in staat om een lange reis rond de zuidpunt van Afrika te vermijden door gebruik te maken van het Suezkanaal, kon het stoomschip een passage van Sjanghai naar Londen van slechts zestig dagen garanderen, iets waartegen de klippers alleen konden concurreren door lagere tarieven te voeren.
In het geval van de Cutty Sark lag het tarief 50% lager dan in de tijd voor 1869 het geval was geweest. Eigenaren en kapiteins van de klippers hoopten dat deze situatie alleen betrekking zou hebben op haastreizen waarop premies werden gezet, maar al gauw duwde het stoomschip de klipper uit de markt van algemene ladingen die vanuit Groot-Brittannië werden verscheept.
Zo werd de Cutty Sark gedwongen om uit Groot-Brittannië uit te varen met de een of andere lading voor Australië en daar steenkool te laden voor Sjanghai, en zo twee reizen te maken met betaalde lading alvorens de thuisreis met thee te kunnen aanvangen. Deze praktijk verlichtte de financiële problemen van het schip, maar loste ze niet op. In 1878 waren de klippers uit de thee-vaart gedrukt.
Er bleef het schip niets anders over dan alledaagse bulkladingen als steenkool, jute, hennep en wol te accepteren, maar zelfs dan was het in het nadeel omdat het op snelheid en niet op laadvermogen was gebouwd. het schip moest het op dat gebied altijd afleggen tegen de stoomschepen met hun grotere volume.
In 1878 werd het schip gecontracteerd voor het transport van steenkool van Wales naar Sjanghai ten behoeve van de marine van de VS, een reis die een bizarre draai zou krijgen. De eerste stuurman vermoordde een schepeling en verdween van boord voordat hij berecht kon worden; hij werd later opgepakt, in Londen voorgeleid en wegens doodslag veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf. Daarna ging hij weer naar zee en wist het nog tot kapitein te brengen. vervolgens kwam de Cutty Sark in de Zuid-Chinese Zee in een windstilte te liggen waarvan de kapitein krankzinnig werd en overboord sprong. Het begon er op te lijken dat de Cutty Sark behekst was, ook toen de daarop twee volgende kapiteins slappelingen bleken te zijn.
Pas in 1882 werd het gezag overgenomen door een krachtige kapitein W.Moore, die het volschip van new York naar Semarang zeilde met blikken olie, in India oriëntaalse exotica laadde en daarmee in 1883 in Groot-Brittannië aankwam.
Deze reis markeerde het einde van het tamelijk oninteressante tweede deel van de carrière van de Cutty Sark en het begin van zijn derde gelukkigste periode. Deze kwam voor een deel doordat zijn nieuwe standaardlading uit wol bestond, een product dat in zijn verscheping tijdkritisch was omdat het laden en ontladen ervan aan tijden waren gebonden; zowel het scheren van de schapen in Australië als het veilen van de wol in Groot-Brittannië vond op specifieke tijden in het jaar plaats.
De eigenaar had getracht op het schip te bezuinigen en had het tuig gekortwiekt, maar zij bleek daardoor sneller te zijn geworden.
Op de eerste wolreis laadde de Cutty Sark wol en zeilde ermee rond Kaap Hoorn in een indruk wekkend korte tijd van 79 dagen. Op zijn tweede toer maakte het de thuisreis eveneens in 79 dagen. In 1895 maakte een snelle reis van Sydney naar Duins en won van de Thermopylae; een reis van 73 dagen. kapitein verliet het schip en werd opgevolgd door kapitein Richard Woodgett, die de beroemdste gezagvoerder van de Cutty Sark zou worden.
De Cutty Sark bleef in de wolvaart tot 1893; een poging om zich in de zeevaart te mengen liep op niets uit. Zijn snelste reis van Sydney naar Engeland in 1888, duurde 69 dagen, onder bevel van kapitein Woodgett In 1895 legde ze daarbij in zes dagen een afstand af van 2163 mijl, waaronder een etmaal van 370 mijl.
Dit zelfde jaar maakte de CuttySark haar laatste Australië reis en werd het schip verkocht aan een Portugese eigenaar, J.A. Ferreira in Lissabon. Onder de nieuwe naam Ferreira vervoerde het schip algemene ladingen tussen Lissabon en de Portugese overzeese gebieden, Brazilië en de Caraïbische eilanden en deed soms ook Britse havens aan.
In 1916 raakte het schip in een orkaan zijn masten kwijt en werd daarop in 1918 getuigd als een barkentijn. In 1920 kreeg het schip opnieuw een nieuwe eigenaar, de Cia de Navegacão de Portugal, die het vaartuig omdoopte tot Maria di Amporo. In 1922 legde het schip aan in de haven van Falmouth met averij na een storm in het Kanaal en daar werd het opgemerkt door de gepensioneerde kapitein Wilfred Dowman die het kort daarna kocht en mee terug nam naar Engeland. Het schip kreeg haar oude naam Cutty Sark weer terug.
( Een kijkje van voor de boeg toont het enorme zeiloppervlak van de Cutty Sark als ze onder volle tuigage voor een gunstige wind wegliep.)
Kapitein Dowman liet het schip restaureren en plaatste ook het tuig van het volschip weer terug. het schip zou dienst doen als stilliggend opleidingsschip te Falmouth. Het schip bleef er liggen tot 1938; werd na het overlijden van kapitein Dowman in 1936 door de weduwe geschonken aan het Thames Nautical Training Collage en werd tender van het opleidingsschip 'Worcester' in de Theems.
Het schip bleef daar tot 1952 er werd toen overgenomen door de Cutty Sark Preservation Society opgericht onder leiding van Frank Carr, de directeur van het National Maritime Museum en in 1954 werd de klipper in Greenwich als museum opengesteld voor het publiek.
Op 21 mei tijdens een restauratie van het schip brak er brand uit. Tijdens de uitvoering van deze restauratie had men de masten, tuigage, interieur enz. elders opgeslagen.
De schade was enorm, maar 90% van de originele constructie werd gered.
Het schip een symbool van de Engelse maritieme geschiedenis zou herbouwd worden en veel acties werden ondernomen voor het kapitaal daarvoor bijeen te krijgen.
Het schip werd in oude staat teruggebracht, ligt nu in het zelfde dok, wat overdekt is en men onder langs de romp kan wandelen.
Op 25 april werd het volledig gerestaureerde schip door koningin Elizabeth II plechtig heropend.
Kosten van de restauratie kwamen op een totaal bedrag van 25 miljoen pond wat in die periode overeenkwam met
€ 30,6 miljoen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten