EILAND VAN DE GODEN
EN HUN TEMPELS.
DEEL 9.
BALI.
Na een goede nachtrust reisden we in de vroege ochtend naar de plaats Seririt om daar af te buigen naar het zuiden. Het was een prachtige rit door het berglandschap met z'n vele terrassen voor de rijst- en groente teelt. De planning was om de Pura Luhur Batukaru (groene pijl) te bezoeken op de helling van de Gunung Batukaru een berg van 2276 meter hoogte. Hier bleek de kennis van het kleine wegennet van onze chauffeur god waard. Bij het plaatsje Belimbing verlieten we de zuidelijke route en begonnen aan een binnenlandse route met overal terrassen naar de verharde weg die weer noordwaarts ging om bij de Pura Luhur Batukaru uit te komen.
DE RIJSTCOÖPERATIE.
De basis waarop Bali rust, is zijn boerentraditie. Sinds eeuwen heeft de Balinees zijn vreugde in de landbouw behouden. Deze vreugde bepaalt zijn leven. Dat geldt vooral voor de rijstbouw, die uniek op de wereld is. Dit hoge peil is alleen te bereiken als de één de ander helpt bij het ploegen, het planten en oogsten. Hiertoe zijn de rijstcoöperaties, subak, gesticht. Deze verenigingen hebben op Bali de rijstbouw met hun irrigatiesysteem tot zo'n hoog peil gebracht, dat de beste Europese
waterbouwkundige systemen in de schaduw worden gesteld.
Tanam Bali, de 'paradijstuin', noemen de Balinezen hun eiland. Wanneer men van de bergen op duizenden glinsterende rijstvelden kijkt, die op kunstig aangelegde terrassen de hellingen volledig bedekken en aan de overzijde van het dal weer omhoog klimmen, dan gelooft men werkelijk in het paradijs te zijn. Dit alles is echter alleen door de noeste arbeid van talloze mensenhanden geschapen.
De rijst heeft rijkelijk vochtigheid nodig om te kunnen gedijen. Op de vruchtbare vulkanische bodem van de Indonesische eilanden neemt de rijst alle bouwland in beslag. Waar genoeg water is, en dat is vooral op Bali, maakt de bodem twee tot drie oogsten per jaar mogelijk.
De rijstplantjes worden uit zaden opgekweekt en daarna plantje voor plantje met de hand in de bevloeide sawa's gepoot.
Op Bali heerst door de talrijke rivieren en beken geen gebrek aan water, maar men moet met het water kunnen omgaan; vaak moet het vele kilometers ver van de rivier afgeleid worden om dan op de spaarzaamste manier over de talrijke sawa's verdeeld te worden. Dat is een kunst van de Balinezen waarin zij meesters zijn. Zelfs van Java, waar men een niet minder intensieve terrasbouw vindt, komt men naar Bali om daar de irrigatiekunst te leren.
Aangezien men bij de rijstcultuur niet afhankelijk is van de jaargetijden kan men op Bali op de rijstvelden van één dorpsgemeenschap alle stadia van de teelt, van het ploegen via het planten tot en met de oogst op de al drooggevallen sawa's, tegelijkertijd beleven.
In de subak wordt precies vastgesteld wanneer iedere boer zijn land kan bewerken, wanneer zijn sawa bevloeid wordt en wanneer hij kan oogsten.
Deze intensieve akkerbouw geeft in de eerste plaats de dichte bevolking op Java en Bali een levensmogelijkheid.
Vele streken van Java hebben het op deze wijze tot een bevolking van meer dan 500 mensen per km² gebracht en soms wel meer.
Alleen omdat door dit intensieve bodengebruik voor de voedselvoorziening van een talrijke bevolking gezorgd kon worden, heeft zich aan de vorstenhoven van Midden- en Oost-Java een zo hoge cultuur kunnen ontwikkelen die ook na de Javaanse invasie op Bali haar uitwerking liet gelden.
In een versierde bamboehouder wordt het heilige water naar het dorp gebracht en op een altaar in de subak-tempel gezet in het geloof dat de god van de heilige bron in die houder aanwezig is.
Te zijner ere wordt nu een feest gegeven. Hierbij wordt het heilige water over de velden, die voor de rijstbouw in gereedheid zijn gebracht, gesprenkeld.
PURA LUHUR BATUKARU.
De tempel is een van de negen kayangan jagat, directionele tempels, die bedoeld zijn om Bali te beschermen tegen boze geesten.
De oorspronkelijke tempel werd gebouwd in de 11e eeuw, en was opgedragen aan de voorouders van de rajas van Tabanan. In 1604 werd de tempel door een aardbeving verwoest, maar in 1959 weer herbouwd.
Het belangrijkste heiligdom op het tempelterrein is een meru van zeven verdiepingen, gewijd aan Mahadewa, de god van de berg Batukaru.
Tegenwoordig blijft Pura Luhur Batukaru een uiterst heilige plaats voor de hindoeïstische bevolking van Bali. Veel van de terreinen van het complex blijven het gehele jaar niet toegankelijk voor bezoekers voor verschillende ceremonies en evenementen.
Er is in het midden van het terrein een klein heiligdom op een eilandje, en alleen de priesters van de tempel hebben er toegang
De tempel is omgeven door veel groen, paden zijn door mossen overdekt en grijze mossen hangen aan de takken van de bomen.
De atmosfeer is er koel en vochtig.
Een keer per jaar vindt er een pelgrimstocht naar de top van de Gunung Batukaru plaats en lopen er soms duizenden gelovigen tegelijk over de bergpaden.
De tempel is ook de eerste stop die men moet nemen alvorens verder te gaan met het beklimmen van de Gunung Batukaru.
Na het verlaten van de Pur Luhur Batukyran reden we gelijk in zuidelijke richting naar Tabanan, om daar af te slaan naar Denpasar en verder naar Sanur.
BALINESE KUNST.
Iedere Balinees is een kunstenaar in hart en nieren. Prins of boer, goud- of zilversmid of een eenvoudige timmerman, zij allen houden zich op een of andere manier met kunst bezig.
De een bespeelt een instrument, de ander danst, weer een ander maakt beeldhouwwerken in steen of hout of schildert. maar de taal kent geen woord voor 'kunst' of 'kunstenaar' in de betekenis, die wij eraan geven.
De Balinees schept zijn kunstwerken voor zijn eigen plezier en voor het plezier van de gemeenschap waarvan hij deel uitmaakt; hij hecht geen enkele waarde aan roem of eer.
Als er voor een tempel in zijn dorp een nieuwe poort of een nieuw altaar gemaakt moet worden, is elke Balinees onmiddellijk bereid om hieraan, zonder hiervoor een beloning te ontvangen, mee te werken.
Natuurlijk wil dat niet zeggen dat er in elk dorp in dezelfde mate aan kunst gedaan wordt.
Er zijn bepaalde families, die een grote naam hebben op het gebied van snijwerk, zoals bijvoorbeeld een brahmanenfamilie in het plaatsje Mas.
Ook Badung en Ubud zijn centra voor de houtsnijkunst; Ubud speciaal voor de schilderkunst.
Aan de andere kant komt het natuurlijk ook vaak voor dat één en dezelfde persoon talenten heeft op verschillende gebieden en deze talenten ook ontwikkelt. Vroeger behoorde het bij de goede opvoeding van een prins dat hij niet alleen vertrouwd was met de geschiedenis van Kawi, maar hij moest minstens een instrument kunnen bespelen en kunnen schilderen en houtsnijden.
Ook deze oude gespecialiseerde beroepen verdwijnen langzaam in de huidige moderne tijd, men gaat naar school, studeert voor een hogere opleiding en werkt alleen nog maar met een computer.
Zie vervolg: BALI. EOLAND VAN DE GODEN EN HUN TEMPELS. INDONESIË. DEEL 10.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten