MET EEN ADELIJKE ACHTERGROND.
DUNCAN DUNBAR COMPANY.
DUNCAN DUNBAR SENIOR.
Senior, geboren in 1764 en overleden in 1825 was een Schotse brouwer en wijnhandelaar. Hij werd geboren in Balnageith bij Forres, in het toenmalige Elginshire. In het jaar 1790 vestigde hij zich in Limehouse, Londen, en vestigde zijn alcoholhandel in Dunbar Wharf.Na zijn dood namen de zonen Duncan en John de leiding van het bedrijf over. Duncan kocht zijn jongere broer uit en breidde het bedrijf uit naar de scheepvaart.
DUNCAN DUNBAR JUNIOR.
Junior werd geboren op 8 september 1803 in 7 Fore Street, Lime House, Middlesex.
Duncan die het bedrijf uitbreidde in de scheepvaart op een leeftijd van 22 jaar, bezat halverwege de 19e eeuw de grootste zeilvloot ter wereld.
De meeste van zijn schepen werden gebouwd op zijn eigen scheepswerf in Moulmein, Birma.
Duncan junior overleed op 6 maart 1862 in zijn huis in Porchester Terrace, Paddington en liet een bedrag van 1.500.000 Britse pound na in zijn testament.
Alle 39 schepen van zijn rederij werden binnen twee jaar na zijn overlijden verkocht.
SCHIP DE "DUNCAN DUNBAR".
Het schip leed op 7 oktober 1865 schipbreuk op het Rocas-atol voor de kust van Brazilië op weg naar Sydney, Australië.
Het schip werd op 18 mei 1857 te water gelaten vanaf de werf van James Laing, Suderland, Tyne and Wear.
Ze was het twaalfde schip dat Laing voor Dunbar bouwde en destijds het grootste schip dat ooit op de Wear te water werd gelaten.
Het schip was volledig van hout gebouwd, met Engelse eikenhouten kozijnen en Oost-Indische teakplanken en masten. De onderdelen werden bijeen gehouden met koperen bouten, met ijzeren spanten en knieën. Over het algemeen was het schip 79 meter lang, 69,85 meter aan de kiel. Ze had een breedte van 11,5 meter en een diepte van 7 meter. Haar tonnage werd aangegeven als 1.447 ton met een last van 2.500 ton.
Het schip was ofwel vernoemd naar Duncan Dunbar, de toenmalige eigenaar van Duncan Dunbar & Co, ofwel naar zijn vader met dezelfde naam.
Het schip verliet Londen op 28 augustus 1865 en Plymouth op 2 september 1865 met vracht en passagiers naar Sydney.
Op 7 oktober 1865 liep het schip bij hoog tij op het rif Las Roccas voor de kust van Brazilië. Bij het keren van het tij sloeg het schip om rond 20.30 uur.
Er waren niet genoeg reddingboten om al de passagiers en bemanningsleden te huisvesten.
Bij het aanbreken van de dag op 8 oktober slaagde men erin door de branding heen te komen naar een van de zandplaten die net 2,1 meter boven water uitstak. Rond 07.00 uur was het gelukt al de opvarenden over te zetten. Er was op de zandplaat geen zoet water en men trachtte de watervaten van het schip over te zetten, waarbij twee van de drie verloren gingen. Er waren 177 personen op het rif bij een temperatuur van 44 graden Celcius en zij werden geteisterd door landkrabben en ander ongedierte. Zij verbleven 10 dagen op het rif.
De kapitein, Swanson, was op 11 oktober 1865 in een reddingsboot vertrokken van het rif om richting Pernambuco te varen. Na 120 mijl te hebben afgelegd werd hij opgepikt door het Amerikaanse schip "Hayara" en op 15 mijl van zijn bestemming gedropt, waar hij hulp kreeg van de "Oneida", Royal Mail Steam Packet Company, die naar het rif kwam en al de opvarenden van de Duncan Dunbar veilig terug bracht naar Southampton. De kapitein keerde niet terug en bleef in Pernambuco.
DE VLAG.
De vlag van de maatschappij heeft een donkerblauw veld met daarop afgebeeld het wapen van de familie.
Op een zilver schild een rood schild met daarop afgebeeld een gouden leeuw kijkend naar een gouden maansikkel, dit omringt door boven een gele, rode en gele ster, aan de zijkanten een rode ruit en gele ster en in de punt onderin een rode ster.
Boven het wapenschild een gele wrong met rode band, daarboven gekruist een sleutel en zwaard van goud, en boven het geheel een gouden lint met het moto in het Latijn; SUB SPE (Hoop).