woensdag 23 januari 2019

ZEILEN. (ZEILSCHEPEN)

     EEN DOEK VOOR 

HET VOORTBEWEGEN 

  VAN HET VAARTUIG.



ZEILEN.

Het zeil is een linnen doek dat in uitgestrekte toestand de door de wind veroorzaakte luchtdruk opvangt welke als aandrijfkracht voor de voortbeweging van het schip wordt gebruikt.
De totaliteit van de zeilen van een zeilschip noemt men bezeiling of zeilage. 
Onder zeilvoering verstaat men het soort zeilen waarmee een schip of boot is uitgerust.
Zeilen behoren tot de tuigage van het zeilschip.

INDELING VAN DE ZEILEN.

De zeilen worden onderverdeeld naar hun vorm en naar de wijze waarop ze zijn aangeslagen.
Wat de vorm betreft zijn er vierkante of rechthoekige zeilen, trapeziumvormige zeilen en driehoekige zeilen; wat de wijze van aanslaan betreft maakt het verschil tussen zeilen waarvan de bovenzijde aan de ra is aangeslagen, zeilen die aan één zijde aan de mast is aangeslagen en zeilen waarvan één zijde aan een touw is aangeslagen. Tenslotte kan men de zeilen onderverdelen in vierkante of razeilen en in langsscheepse zeilen; de laatste kan men weer onder verdelen in Latijnse zeilen, gaffelzeilen, kluiverzeilen en stagzeilen.

RAZEILEN.

het oudste ons bekende type van een zeil is het razeil.
Duizenden jaren was er geen ander zeiltype in gebruik.
Dit zeiltype is vierkant, rechthoekig en trapeziumvormig
en zij worden met hun bovenzijde aan de ra aangeslagen.Het razeil is een goed zeil, waaraan weinig te verbeteren valt, al komt het eerst bij ruime winden tot zijn recht.
De onderzijde is in het algemeen naar boven toe uitgehold en het wordt door middel van schoten en halzen aan de zich daaronder bevindende ra of aan de scheepsromp vast gezet.
Razeilen zijn gemakkelijk bij te stellen, los te gooien en vast te maken, en zij kunnen ook goed geminderd worden, d.w.z. kleiner gemaakt worden. Daarom zijn het eigenlijk de meest voordelige zeilen, ofschoon men ze niet kan gebruiken om het schip tegen de wind op te laten kruisen.
Feitelijk bedraagt de kleinste hoek waaronder de wind van voren nog benut kan worden ongeveer 67 graden.
Al naar gelang van de ra's waaraan de zeilen zijn aangeslagen, maakt men onderscheid tussen grootzeil, marszeil (onder- en bovenmarszeil), bramzeil (onder- en boven bramzeil) en scheizeil, fok, voormarszeil (vooronder- en bovenmarszeil), voorbramzeil (vooronder- en voorbovenbramzeil) en voorscheizeil, kruiszeil of begijn, kruismarszeil (onder- en bovenkruismarszeil), kruisbramzei (onder- en boven kruisbramzeil) en kruisscheizeil.
Het scheizeil werd ook wel 'grietje'genoemd.


De zeilvoering van de viermastbark 'Herzogin Cecile', gebouwd in 1902 door de Rickmerswerf te Bremerhaven voor de Norddeutse Lloyd te Bremen, 3.242 brt. of 4.350 ton. Het schip ging ten onder op 25 april 1936 ter hoogte van Salcombe, Devonshire (Engeland), na tijdens een zware mist aan de grond te zijn gelopen.

1. Jager, buitenkluiver.                                          18. Grootmiddenbramzeil.
2. Buitenkluiver, voorkluiver.                               19. Grootbovenbramzeil.
3. Binnenkluiver, achterkluiver.                            20. Kruisstengestagzeil.
4. Voorstengestagzeil.                                            21. Grietjestagzeil.
5. Fok.                                                                    22. Bovengrietjestagzeil.
6. Voorondermarszeil.                                            23. Begijnzeil.
7. Voorbovenmarszeil.                                           24. Onderkruiszeil.
8. Vooronderbramzeil.                                           25. Bovenkruiszeil.
9. Voormiddenbramzeil.                                        26. Ondergrietje.   
10. Voorbovenbramzeil.                                        27. Middengrietje.
11. Grootstengestagzeil of dekzwabber.                28. Bovengrietje.
12. Grootbramstagzeil.                                          29. Bezaansstagzeil of aap.
13. Groot bovenbramstagzeil.                               30. Vlieger.
14. Grootzeil.                                                         31. Bovenvlieger. 
15. Grootondermarszeil.                                        32. Onderbezaan.
16. Grootbovenmarszeil.                                       33. Bovenbezaan.
17. Grootonderbramzeil.                                       34. Gaffeltopzeil.


Razeilen waren vroeger ook de zeilen van de blinde steng, de aan de blinde ra onder de boegspriet gevoerde blinde en de aan de bovenblindera hangende bovenblinde; ook kwam nogal eens een razeil voor onder het kluifhout, d.w.z. nog vóór de blinde; dit zeil werd schuifblinde genoemd.
Blinde en schuifblinde hadden elk twee of drie gaten waardoor eventueel water kon weglopen

Net als de masten kan men de razeilen onderverdelen in het zeil van de grote ra (grootzeil), het zeil van de fokkera (de fok) en het zeil van de begijnra (begijn).
Het grootzeil. de fok en de begijn duidt men ook wel aan als onder- of bovenstormzeilen, de anderen als mars-, bram- en scheizeilen.
Bij de Romeinen heette het razeil 'tetravela', het grootzeil 'acatus', de fok 'acatium', het marszeil 'artemeo' en het stagzeil 'dolo'.  Het marszeil bevond zich boven het grootzeil en was soms aan een klein rondhout aangeslagen, of had een driehoekige vorm in welk geval het geheel in het midden gedeeld aan de mast was aangeslagen.
In de middeleeuwen kon het toenmaals 'artimone' genoemde marszeil diverse afmetingen hebben.
De Fransen noemden de kruismast en de begijn 'artimon'.


LATIJNSE ZEILEN.

Latijnzeilen zijn driehoekig, de lange zijde is aan de roede aangeslagen; ze zijn langsscheeps met behulp van een schoot naar achteren gespannen.
De latijnse zeilen behoren tot de driehoekige zeilen. Zij hebben tegenover razeilen het voordeel dat ze hoger aan de wind kunnen worden gezet. Men kan het diamentrale lengtevlak onder een hoek van ongeveer 20 graden tot de wind stellen.
Ook de Latijnse zeilen worden al naar gelang van de masten die ze dragen benoemd; grootzeil, fok en kruiszeil.
Het grootste zeil dat men op de galeien heeft gebruikt, was de 'bastardo'. Het middelgrote zeil heette de 'borda' en het kleinere zeil 'marabotto' of 'marabutto'. 
De zeilen werden afhankelijk van de sterkte van de wind gezet. Bij onweer gebruikte men een razeil (stormzeil), dat was aangeslagen aan een 'fortunara'.
OP vroegere schepen met razeilen droeg de kruismast tot aan het eind van de 18e eeuw een bezaanzeil dat driehoekig was en veel leek op een schuin langs de mast geplaatst Latijn zeil.

(Latijnse zeilen: a. Latijnzeil van een galei; b. Latijn zeil voor een kruismast, Frans type; c. Latijn zeil voor een kruismast, Engels type.)

Tegen het midden van de 18e eeuw waren twee verschillende vormen van bezaanszeilen in gebruik: het normale driehoekige, dat ook wel bezaanszeil van het Franse type werd genoemd, en een trapeziumvormig bezaanszeil dat boven aan de roede en loodrecht aan de mast was geslagen, dit heette bezaanszeil van het Engels type. In silhouet leek dit laatstgenoemde zeil op een gaffelzeil.

GAFFELZEILEN.

Gaffelzeilen zijn trapeziumvormig en men kan ze onderverdelen in gaffelzeilen, gaffeltopzeilen, loggerzeilen en sprietzeilen.
Het gaffelzeil heeft de vorm van een onregelmatig trapezium dat met de bovenzijde aan de gaffel en met de onderzijde aan de bezaansboom is aangeslagen aan het uiteinde waarvan een schoot is bevestigd; de verticale zijde wordt aan de mast of aan de snauwmast aangeslagen.
Bij meerdere masten wordt de gaffel gebruikt aan de achterste mast van vierkant getuigde schepen en aan alle schoenermasten.


(Een gaffelgrootzeil.)

Op kotterjachten zijn het gaffelzeil en het gaffeltopzeil door een enkel driehoekig zeil vervangen waarvan de verticale zijde in een aan de achterkant van de mast aangebrachte sleuf of geleding glijdt. 
Zulk een zeil wordt ook wel 'marconizeil' genoemd, terwijl de Engelsen het een 'bermudazeil' noemen.




                         (Loggerzeil)

Het loggerzeil is een gaffelzeil van bijzonder type, waarvan de bovenzijde aan een klein rondhout wordt aangeslagen; het val is daarbij op een derde van de lengte van voren bevestigd.


SPRIETZEIL.

Een sprietzeil is nagenoeg bijna rechthoekig; de achterste bovenhoek is scherp; het zeil wordt uitgestrekt met behulp van een diagonaal geplaatste spier waarvan het onderste eind aan de mast wordt aangeslagen en het bovenste eind de bovenhoek achter het spant.

LANGSSCHEEPSE ZEILEN.

Vroeger waren gaffelzeilen als volgt onderverdeeld: giekzeil of brikzeil, dan wel gaffelzeil met gaffel; klauwzeil (gaffelzeil zonder boom); sprietzeil, zoals hierboven beschreven is ook trensingzeil genoemd of in het Italiaans 'livarda' naar de naam van de diagonale roede; loggerzeil.
Het bilanderzeil had een zeer langwerpige trapezium vorm en hing aan een kleine ra.
Tot de langsscheepse zeilen rekend men ook de spinaker, in het Hollands ook wel ballonfok geheten, welke door een boom aan de boeg wordt gehouden en bij achterlijke winden wordt gebruikt.

a. Gaffel- en gaffeltopzeil van een schoener.
b. Torengrootzeil (marconiszeil).
c.  Loggerzeil.
d. Emmerzeil.
e. Sprietzeil.
f. Bezaanszeil met gaffel en boom.
g. Gaffelzeil.
h. Bilanderzeil.


KLUIVERZEILEN.

Kluiverzeilen zijn driehoekige zeilen, die zonder rondhout tussen de fokkemast en de boegspriet staan en direct aan de stagen of leiders zijn aangeslagen.
(zie afbeelding 'Herzogin Cecile'. geheel boven.)

STAGZEILEN VAN EEN BARK.


                                  (In de afbeelding zijn de razeilen weggelaten.)

1. Grootstagzeil.                                 6. Kruisstangzeil.
2. Grootsengestagzeil.                        7. Kruisstengstagzeil.
3. Grootmiddenstagzeil.                     8. Kruisbramstagzeil.
4. Grootbramstagzeil.                         9. Kruisbovenbramstagzeil.
5. Grootbovenbramstagzeil.

Modernere zeilschepen, die met een lang kluifhout zijn uitgerust, dragen als kluiverzeilen: het voorstengestagstormzeil of het aan de fokkestag gevaren voorzeil dat bij stormweer wordt gebruikt
(in de 13e eeuw werd hiervoor het zo geheten dubbelzeil gebruikt dat later stormkluiver heette); het aan het voorstengestag gevoerde voorstengestagzeil; de aan de leiders gevoerde binnenkluiver en kluiver; en de buitenkluiver. Soms is er nog een zesde kluiverzeil, dat aan het voorbovenbramstag wordt gevaren.
Bij een minder lang kluifhout hebben zeilschepen slechts vier kluiverzeilen: voortengestagzeil, binnenkluiver, kluiver en buitenkluiver of jager.
Op kotters en wedstrijdschepen gebruikt men een kluiverzeil waarvan een opvallend kenmerk is dat de onderzijde zeer lang is: de genua.
De kluiver kwam in de 18e eeuw in gebruik. Oorlogsschepen droegen in het algemeen vier kluiver- zeilen: het voorstengestagzeil of de kleine kluiver, de derde kluiver of buitenkluiver, de tweede kluiver of valse kluiver en de binnenkluiver.















(Rechts de 'Europa' met volledige zeilvoering en extra zeilen.)

(Links een driedekker uit het tweede kwart van de 19e eeuw met volledige zeilvoering en extra zeilen.)

1. Onderlijzeil; 2. Bovenlijzeil; 3. Bramlijzeil; 4. Bakspier; 5. Lijzeilra's; 6. Lijzeil- en bramzeilspier.


STAGZEILEN.

men onderscheidt de volgende stagzeilen, waarvan de namen zijn afgeleid van de stagen waarop ze varen: grootstagzeil (dit zeil wordt zelden gebruikt), grootstengestagzeil (ook wel 'kolenzeil', daar het kombuis meestal achter de fokkemast lag en de uit de schoorsteen komende rook het zeil zwart maakte), grootbramstagzeil, grootbovenbramstagzeil, kruisstagzeil, kruisstengestagzeil, kruisbram- stagzeil en kruisbovenbramstagzeil. (zie afbeelding onder 'stagzeilen van een bark'.)

    VOLLEDIG BESTAND AAN ZEILEN VAN EEN DRIEMAST VOLSCHIP 

                                      UIT DE 17E - 18E EEUW.

1. Grootzeil.                                                     9.  Grootgestagzeil.
2. Fok.                                                             10. Grootsengestagzeil. 
3. Groot- voor of kruismarszeil.                      11. Bramlijzeil.
4. Bramzeil.                                                     12. Onderlijzeil.
5. Bovenbramzeil.                                           13. Voorstengestagzeil.
6. Blinde, bovenblinde of schuifblinde.          14. Binnenkluiver.
7. Bezaanszeil.                                                 15. Kluiver.
8. Bovenlijzeil.                                                 16. Buitenkluiver, jager.




1 opmerking:

  1. Hoi Kees ik wil je bedanken voor de site over de zeilen. ik gebruik het vaak om de mensen die het intresseren wegwijs te maken en ik vind het ook leuk dat je de blinde van de batavia heb gebruikt dit was het eerste zeil wat ik als leermeester zeilmaken heb gemaakt met een team van 12 personen het zeil is wel 110vierkante meter groot.
    Vr gr Willem Bosma

    BeantwoordenVerwijderen