ONTWORPEN OM ONDERWATER
TE VAREN.
ONDERZEEBOOT.
Een onderzeeboot is een vaartuig dat door zijn speciale bouwwijze de mogelijkheid bezit zich onder het wateroppervlak te begeven en daar vrij te manoeuvreren tot zijn maximale duikdiepte.
1. Periscoop.
2. Golfbreker.
3. Loopdek met doorvloeide ruimte.
4. Vent.
5. Hoofdballasttank.
6. Drukhuid.
7. Periscoopbun.
8. Tanks voor brandstof.
9. Invloei-opening.
10. Invloei-opening afgesloten kingstonklep.
Onder maximale duikdiepte wordt verstaan de diepte tot waartoe de onderzeeboot kan duiken zonder dat gevaar bestaat dat een gedeelte van het schip door de druk van het omringende water wordt beschadigd. Bij de vaststelling van de duikdiepte worden diverse veiligheidsfactoren in aanmerking genomen.
In zijn grondvorm bestaat de onderzeeboot uit een langgerekte cilinder van hoogwaardig staal, de drukhuid. Deze huid wordt gesteund door spanten welke zowel binnen als buiten op de huid gelegen kunnen zijn.
Binnen de drukhuid zijn de woonverblijven, voortstuwings- en aanvalsapparatuur ondergebracht.
Toegang wordt verkregen door een aantal waterdichte luiken. Veelal is de boot door een aantal waterdichte schotten in compartimenten verdeeld. Buiten de drukhuid is aan weerszijden een aantal drijftanks, de hoofdballasttanks, aangebracht. Deze tanks zijn aan de onderzijde voorzien van niet-afsluitbare invloei-openingen, aan de bovenzijde van een klep, welke van binnen de drukhuid is te bedienen: de vent, afgeleid van ventileren.
Door de vent te openen zal de lucht uit de hoofdballasttanks kunnen ontsnappen. Het water stroomt door de invloeigaten toe en de boot verliest zijn positief drijfvermogen.
Veela zijn ter vergroting van de actieradius een of meer hoofdballasttanks in gericht als reserve barndstoftanks. Bij deze tanks is de invloei-opening aan de onderzijde afgesloten door een zogeheten kingstonklep.
Binnen de drukhuid heeft men de mogelijkheid het gewicht van de boot te variëren met behulp van de hulpballasttanks die gedeeltelijk gevuld kunnen worden met zeewater. Door de hoeveelheid water in deze tanks te regelen, kan men het gewicht de onderzeeboot gelijk maken aan het gewicht van de verplaatste hoeveelheid water (wet van Archimedes). De onderzeeboot zweeft dan in het water. men noemt dit proces van afregelen het trimmen van de boot.
Het trimmen omvat voorts het in de langsrichting van het schip op de juiste plaats brengen van het gewichtszwaartepunt ten opzichte van het aangrijpingspunt van de opwaartse kracht (drukkingspunt).
Hiertoe zijn aan beide uiteinden van het bootlichaam binnen de drukvaste huid een tank aangebracht, respectievelijk voor- en achtertrimtank genaamd. Door nu water te verdelen over de voor- en achtertrimtank kan de boot in balans gebracht worden gehouden.
Een onderzeeboot zal bij het gaan naar een grotere diepte meer ingedrukt worden, waardoor de opwaartse kracht afneemt. Teneinde op die grotere diepte een goede trim te hebben wordt water uit de midden-hulpballasttank naar buiten gepompt.
(De eerste onderzeeboot van de Amerikaanse marine, ontworpen door John P. Holland in 1896.)
De conventionele onderzeeboot wordt voortbewogen door elektromotoren. Deze ontvangen bij bovenwatervaart of bij snuiveren hun stroom van een dieselmotor-generator combinatie.
Onder water wordt de stroom geleverd door een groot aantal batterijen. De diesel-generator kan ook gebruikt worden om de batterijen weer op te laden.
Moderne nucleaire onderzeeboten hebben een stoomturbine voortstuwing, waarbij een reactor zorgt voor de stoomvorming.
(Snuiver, antenne en periscoop steken net boven het wateroppervlak uit.)
Onder water varende wordt de onderzeeboot op gewenste diepte gehouden met de voor- en achter duikroeren. De voorduikroeren bevinden zich aan de golfbreker, ook wel vin of sail (de stroomlijn rond de masten en periscopen in neergezette stand) of aan weerszijden van de boeg. In het laatste geval zijn ze opklapbaar of intrekbaar. De achterduikroeren zijn niet inklapbaar en bevinden zich vlak voor of achter de schroef of schroeven. Behalve deze duikroeren heeft de onderzeeboot als elk ander schip een verticaal roer, voor richtingverandering in het horizontale vlak.
Om boven water te komen gebruikt de onderzeeboot hogedruklucht. Nadat de hoofdtanks hiermee gedeeltelijk leeggeblazen zijn en de boot met enig positief drijfvermogen aan de oppervlakte ligt, wordt volledig leeg gemaakt met een lagedrukcompressor: de lensblazer of de 'blower'.
Als meest belangrijke bronnen van informatie heeft de onderzeeboot de periscoop en de geruisdetectieapparatuur (hydrofoon). Het meest belangrijke wapen is de torpedo, die gelanceerd wordt vanuit de lanceerinrichtingen of buizen voorin het schip.
(Een gedeeltelijk opengewerkte afbeelding van een moderne door kernenergie aangedreven onderzeeboot uitgerust met torpedo's en raketten.)
Momenteel hebben alle grotere typen onderzeeboten installaties om de lucht aan boord te zuiveren.
Tevens zijn alle moderne onderzeeboten voorzien van een inrichting om uit een gezonken onderzeeboot te ontsnappen..
Het trimmen omvat voorts het in de langsrichting van het schip op de juiste plaats brengen van het gewichtszwaartepunt ten opzichte van het aangrijpingspunt van de opwaartse kracht (drukkingspunt).
Hiertoe zijn aan beide uiteinden van het bootlichaam binnen de drukvaste huid een tank aangebracht, respectievelijk voor- en achtertrimtank genaamd. Door nu water te verdelen over de voor- en achtertrimtank kan de boot in balans gebracht worden gehouden.
Een onderzeeboot zal bij het gaan naar een grotere diepte meer ingedrukt worden, waardoor de opwaartse kracht afneemt. Teneinde op die grotere diepte een goede trim te hebben wordt water uit de midden-hulpballasttank naar buiten gepompt.
(De eerste onderzeeboot van de Amerikaanse marine, ontworpen door John P. Holland in 1896.)
De conventionele onderzeeboot wordt voortbewogen door elektromotoren. Deze ontvangen bij bovenwatervaart of bij snuiveren hun stroom van een dieselmotor-generator combinatie.
Onder water wordt de stroom geleverd door een groot aantal batterijen. De diesel-generator kan ook gebruikt worden om de batterijen weer op te laden.
Moderne nucleaire onderzeeboten hebben een stoomturbine voortstuwing, waarbij een reactor zorgt voor de stoomvorming.
(Snuiver, antenne en periscoop steken net boven het wateroppervlak uit.)
Onder water varende wordt de onderzeeboot op gewenste diepte gehouden met de voor- en achter duikroeren. De voorduikroeren bevinden zich aan de golfbreker, ook wel vin of sail (de stroomlijn rond de masten en periscopen in neergezette stand) of aan weerszijden van de boeg. In het laatste geval zijn ze opklapbaar of intrekbaar. De achterduikroeren zijn niet inklapbaar en bevinden zich vlak voor of achter de schroef of schroeven. Behalve deze duikroeren heeft de onderzeeboot als elk ander schip een verticaal roer, voor richtingverandering in het horizontale vlak.
Om boven water te komen gebruikt de onderzeeboot hogedruklucht. Nadat de hoofdtanks hiermee gedeeltelijk leeggeblazen zijn en de boot met enig positief drijfvermogen aan de oppervlakte ligt, wordt volledig leeg gemaakt met een lagedrukcompressor: de lensblazer of de 'blower'.
Als meest belangrijke bronnen van informatie heeft de onderzeeboot de periscoop en de geruisdetectieapparatuur (hydrofoon). Het meest belangrijke wapen is de torpedo, die gelanceerd wordt vanuit de lanceerinrichtingen of buizen voorin het schip.
(Een gedeeltelijk opengewerkte afbeelding van een moderne door kernenergie aangedreven onderzeeboot uitgerust met torpedo's en raketten.)
Momenteel hebben alle grotere typen onderzeeboten installaties om de lucht aan boord te zuiveren.
Tevens zijn alle moderne onderzeeboten voorzien van een inrichting om uit een gezonken onderzeeboot te ontsnappen..
INTERNATIONAAL RECHT.
Sedert de eerste Haagse Vredesconferentie van 1899 heeft men gepoogd, met name van Britse zijde, te komen tot een verbod van het gebruik van onderzeeboten in de zeeoorlog.
Een Brits voorstel dienaangaande op de conferentie in 1899 werd niet aanvaard, terwijl op de 2e Haagse Vredesconferentie van 1907 geen bijzonder aandacht werd gegeven aan het probleem onderzeeboot. Ook tijdens de Conferentie van Washington van 1922 werd geen overeenstemming bereikt over een voorstel van groot-Brittannië tot een algemeen verbod van onderzeeboten, met name door verzet van de zijde van Frankrijk. Wel kwam een vage regeling tot stand omtrent het gebruik van onderzeeboten. Deze regeling is echter niet in werking getreden.
In 1930 kwam wel een bindende regeling tot stand, in deel IV van het Vlootverdrag van Londen.
Dit deel IV is overgenomen in een afzonderlijk Proces-verbaal van 6-11-1936 betreffende het optreden van onderzeeboten ten aanzien van koopvaardijschepen. Hierin werd bepaald dat onderzeeboten zich dienen te houden aan de regels van volkenrecht die gelden voor bovenwaterschepen. Dit hield, volgens het Proces-verbaal, in dat onderzeeboten, behalve in geval van aanhoudende weigering te stoppen of van feitelijk verzet, niet gerechtigd waren koopvaardijschepen tot zinken te brengen zonder dat passagiers en bemanning gelegenheid kregen in de sloepen te gaan.
Het enkele feit, dat passagiers en bemanning gelegenheid kregen in de sloepen te gaan werd hierbij niet voldoende geacht. In principe mogen onderzeeboten het doorzoekingsrecht uitoefenen.
Bij het uitbreken van WO-II was dit Proces-verbaal door 48 staten ondertekend, waaronder Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Nederland en België.
(De Shell-tanker ss Eulota na een torpedo aanval in het begin van WO-II.)
Het zwakke punt van bovengenoemde regeling was echter dat niets bepaald werd omtrent de bewapening van koopvaardijschepen.
Duitsland verdedigde dan ook de in WO-II de opvatting dat bewapende koopvaardijschepen in een bepaalde zone om Groot-Brittannië, zonder
waarschuwing tot zinken mochten worden gebracht met het argument dat het Proces-verbaal van 1936 niet gold voor bewapende koopvaardijschepen. De onbeperkte duikbootoorlog, die van Duitse zijde werd gevoerd, werd de Duitse admiraals Raeder en Dönitz door het Militaire Gerechtshof in Neurenberg niet als oorlogsmisdaad aangerekend, vooral ook door de bewapening en het gewapend escorte van de erdoor getroffen koopvaardijschepen.
De duikboot is voor de meeste mensen geen dagelijks gebruiksvoorwerp. Toch is de uitvinding wel degelijk van belang geweest voor het verloop van de wereldgeschiedenis. Als uitvinder van de duikboot wordt vaak de Nederlander Cornelis Drebbel genoemd, die vroeg in de 17e eeuw omstanders vol verbazing achterliet toen hij met zijn prototype onder het water van de Theems weg voer.
In 1930 kwam wel een bindende regeling tot stand, in deel IV van het Vlootverdrag van Londen.
Dit deel IV is overgenomen in een afzonderlijk Proces-verbaal van 6-11-1936 betreffende het optreden van onderzeeboten ten aanzien van koopvaardijschepen. Hierin werd bepaald dat onderzeeboten zich dienen te houden aan de regels van volkenrecht die gelden voor bovenwaterschepen. Dit hield, volgens het Proces-verbaal, in dat onderzeeboten, behalve in geval van aanhoudende weigering te stoppen of van feitelijk verzet, niet gerechtigd waren koopvaardijschepen tot zinken te brengen zonder dat passagiers en bemanning gelegenheid kregen in de sloepen te gaan.
Het enkele feit, dat passagiers en bemanning gelegenheid kregen in de sloepen te gaan werd hierbij niet voldoende geacht. In principe mogen onderzeeboten het doorzoekingsrecht uitoefenen.
Bij het uitbreken van WO-II was dit Proces-verbaal door 48 staten ondertekend, waaronder Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Nederland en België.
(De Shell-tanker ss Eulota na een torpedo aanval in het begin van WO-II.)
Het zwakke punt van bovengenoemde regeling was echter dat niets bepaald werd omtrent de bewapening van koopvaardijschepen.
Duitsland verdedigde dan ook de in WO-II de opvatting dat bewapende koopvaardijschepen in een bepaalde zone om Groot-Brittannië, zonder
waarschuwing tot zinken mochten worden gebracht met het argument dat het Proces-verbaal van 1936 niet gold voor bewapende koopvaardijschepen. De onbeperkte duikbootoorlog, die van Duitse zijde werd gevoerd, werd de Duitse admiraals Raeder en Dönitz door het Militaire Gerechtshof in Neurenberg niet als oorlogsmisdaad aangerekend, vooral ook door de bewapening en het gewapend escorte van de erdoor getroffen koopvaardijschepen.
De duikboot is voor de meeste mensen geen dagelijks gebruiksvoorwerp. Toch is de uitvinding wel degelijk van belang geweest voor het verloop van de wereldgeschiedenis. Als uitvinder van de duikboot wordt vaak de Nederlander Cornelis Drebbel genoemd, die vroeg in de 17e eeuw omstanders vol verbazing achterliet toen hij met zijn prototype onder het water van de Theems weg voer.