EEN ERFENIS AAN-
GEPAST AAN DE TIJDEN?
DE ERFENIS.
(De obelisk op het Piazza del Popolo in Rome.)
Heersers werden onder piramiden begraven: keizer Augustus bracht in 10 v.chr. de eerste obelisk naar Rome, die nu op het Piazza del Popolo staat.
Een andere obelisk staat voor de Sint Pieter, maar op de spits staat nu een kruis ten teken van het feit dat het christendom alle religies overstijgt.
Het kruis op de obelisk kan echter ook anders geïnterpreteerd worden: de christelijke leer steunt op een Egyptische basis, want veel van in de Bijbel gebruikte beelden en verhalen stammen van de Nijl.
Zo wordt de mens, net als in het Oude Testament, ook bij de Egyptenaren uit klei gemaakt; de christelijke hel lijkt op de Egyptische onderwereld met straffen en gevaren en de farao's stegen al vóór Christus naar de hemel op.
De leer van de dood en opstanding kenden de Egyptenaren als de mythe van de in stukken gehakte en door Isis samengevoegde Osiris, en Isis was de beschermende moeder van god, net als Maria bij de katholieken.
Voor de Egyptenaren blijft de ware gedaante van god immers geheim; zo ook in het christelijk geloof.
Verder zijn de overeenkomsten in de voorstelling van de goden frappant: Christus als lam en de heilige Geest als duif passen in de Egyptische traditie waarin goden in diergestalte verschijnen.
De heilige Drie-eenheid van de Vader, de Zoon en de heilige geest is typisch Egyptisch; de Egyptische goden hebben immers allemaal meerdere verschijningsvormen, gaan in elkaar over en verschijnen zeer vaak als triraden.
Ook gebeurtenissen die voor ons onlosmakelijk verbonden zijn met het kerstverhaal, werden in het ode Egypte al verteld.
Denk maar aan het verhaal van de zwangere godin Isis, die een herberg zoekt, door diverse voorname dames afgewezen wordt en in een armzalige hut van een 'moerasmeisje' terechtkomt.
Of het verhaal van Cheops, die (vgl. koning Herodus) drie knaapjes wilde laten doden van wie voorspeld was dat ze het heersersambt zouden krijgen. Van de symbolen van het kruis van de Egyptische christenen, de kopten, direct ontleend aan het hengelkruis, de ankh,
het Egyptische teken voor 'leven'.
Deze opsomming kan naar believen uitgebreid worden. De voorbeelden stellen niet de kern van de christelijke leer ter discussie, maar wel de door veel kerken gehuldigde opvatting dat alle Bijbelse teksten rechtstreeks van God stammen. Zoals godsdienstwetenschappers al lang weten, bevat de christelijke Bijbel veel Egyptische elementen, waardoor tot op heden veel voorstellingen uit de heidense farao cultuur levend blijven, zonder dat men zich hiervan bewust is.
Zo kennen we het verhaal uit het Oude Testament over hoe Mozes in een biezenmandje werd gelegd om aan de 'dood van de eerstgeborene' te ontkomen.
Een zelfde verhaal gaat over de Egyptische god Horus, die bij zijn geboorte door zijn moeder Isis in een papyrusmandje in het water van de Nijl werd achtergelaten om aan de wraak van zijn broer Seth te ontkomen, gevonden te worden en grootgebracht.
De Egyptenaren hebben verder de kalender uitgevonden, de dag in 24 uur en het jaar in 365 dagen verdeeld. Ze hebben bepaalde wiskundige problemen opgelost en lijsten van ziekten en hun behandeling aangelegd. Via de grieken en de Romeinen werd hun kennis doorgegeven en verder ontwikkeld.
Minstens zo belangrijk was de uitvinding van de godin Maät, die als voorbeeld dient voor het samenleven van mensen. Ze staat voor gerechtigheid, waartoe niet alleen mensen verplicht zijn, maar vooral ook de koningen.
In ons Europa leefde zij verder in de figuur van vrouwe Justitica, die in de westerse democratieën naast regering en parlement een onafhankelijke derde macht in de staat werd.
Ook de alchemie gaat terug op het Faraonische Egypte. Een van de doelen van de alchemie is het vinden van het levenselixer. het achterliggende idee van deze wens tot onsterfelijkheid is de Egyptische voorstelling van het behoud van het lichaam in het hiernamaals, dat door de ziel weer tot leven wordt gewekt.
Ook diverse van de alchemistische tekens zijn Egyptisch: de slang die in zijn eigen staart bijt, symboliseert de eeuwigheid; de feniks die steeds weer uit as verrijst, staat voor de opstanding. De wieg van aklchemie staat in Alexandrië, en als uitvinder van de alchemie wordt de Griekse god Hermes Trismegistos vereerd, achter wie Thot, de Egyptische god van de wijsheid en het schrift, de gids van de zielen door de onderwereld, verscholen gaat.
Uit experimenten en technieken van de alchimisten ontwikkelde zich de hedendaagse chemie, en haar oorsprong herinnert nog steeds de naam van deze wetenschap: 'kemet' betekend in het Oud-Egyptisch 'zwarte aarde', zwart land, het bouwland van de Nijl waarna de Egyptenaren hun land genoemd hebben.
Vele eeuwen lang wisten de Europeanen over Egypte alleen dat wat er in de Bijbel stond: de geschiedenis van Jozef, die door zijn broers werd verkocht, in Egypte terecht kwam, die door verstandig beheer van de voorraden slechte oogstjaren overleefde. Niet te vergeten Mozes, die het volk van Israël uit Egypte leidde. Ook Jozef en Maria vluchten met hun kind voor de moordenaars van Herodus naar het land van de Nijl.
Maar zelfs heden ten dagen komen we Oud-Egyptische symbolen tegen op het bankbiljet van 1 dollar van de Verenigde Staten van Amerika; de piramide en het alziend oog.
Denk maar aan het verhaal van de zwangere godin Isis, die een herberg zoekt, door diverse voorname dames afgewezen wordt en in een armzalige hut van een 'moerasmeisje' terechtkomt.
Of het verhaal van Cheops, die (vgl. koning Herodus) drie knaapjes wilde laten doden van wie voorspeld was dat ze het heersersambt zouden krijgen. Van de symbolen van het kruis van de Egyptische christenen, de kopten, direct ontleend aan het hengelkruis, de ankh,
het Egyptische teken voor 'leven'.
Deze opsomming kan naar believen uitgebreid worden. De voorbeelden stellen niet de kern van de christelijke leer ter discussie, maar wel de door veel kerken gehuldigde opvatting dat alle Bijbelse teksten rechtstreeks van God stammen. Zoals godsdienstwetenschappers al lang weten, bevat de christelijke Bijbel veel Egyptische elementen, waardoor tot op heden veel voorstellingen uit de heidense farao cultuur levend blijven, zonder dat men zich hiervan bewust is.
Zo kennen we het verhaal uit het Oude Testament over hoe Mozes in een biezenmandje werd gelegd om aan de 'dood van de eerstgeborene' te ontkomen.
Een zelfde verhaal gaat over de Egyptische god Horus, die bij zijn geboorte door zijn moeder Isis in een papyrusmandje in het water van de Nijl werd achtergelaten om aan de wraak van zijn broer Seth te ontkomen, gevonden te worden en grootgebracht.
De Egyptenaren hebben verder de kalender uitgevonden, de dag in 24 uur en het jaar in 365 dagen verdeeld. Ze hebben bepaalde wiskundige problemen opgelost en lijsten van ziekten en hun behandeling aangelegd. Via de grieken en de Romeinen werd hun kennis doorgegeven en verder ontwikkeld.
Minstens zo belangrijk was de uitvinding van de godin Maät, die als voorbeeld dient voor het samenleven van mensen. Ze staat voor gerechtigheid, waartoe niet alleen mensen verplicht zijn, maar vooral ook de koningen.
In ons Europa leefde zij verder in de figuur van vrouwe Justitica, die in de westerse democratieën naast regering en parlement een onafhankelijke derde macht in de staat werd.
Ook de alchemie gaat terug op het Faraonische Egypte. Een van de doelen van de alchemie is het vinden van het levenselixer. het achterliggende idee van deze wens tot onsterfelijkheid is de Egyptische voorstelling van het behoud van het lichaam in het hiernamaals, dat door de ziel weer tot leven wordt gewekt.
Ook diverse van de alchemistische tekens zijn Egyptisch: de slang die in zijn eigen staart bijt, symboliseert de eeuwigheid; de feniks die steeds weer uit as verrijst, staat voor de opstanding. De wieg van aklchemie staat in Alexandrië, en als uitvinder van de alchemie wordt de Griekse god Hermes Trismegistos vereerd, achter wie Thot, de Egyptische god van de wijsheid en het schrift, de gids van de zielen door de onderwereld, verscholen gaat.
Uit experimenten en technieken van de alchimisten ontwikkelde zich de hedendaagse chemie, en haar oorsprong herinnert nog steeds de naam van deze wetenschap: 'kemet' betekend in het Oud-Egyptisch 'zwarte aarde', zwart land, het bouwland van de Nijl waarna de Egyptenaren hun land genoemd hebben.
Vele eeuwen lang wisten de Europeanen over Egypte alleen dat wat er in de Bijbel stond: de geschiedenis van Jozef, die door zijn broers werd verkocht, in Egypte terecht kwam, die door verstandig beheer van de voorraden slechte oogstjaren overleefde. Niet te vergeten Mozes, die het volk van Israël uit Egypte leidde. Ook Jozef en Maria vluchten met hun kind voor de moordenaars van Herodus naar het land van de Nijl.
Maar zelfs heden ten dagen komen we Oud-Egyptische symbolen tegen op het bankbiljet van 1 dollar van de Verenigde Staten van Amerika; de piramide en het alziend oog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten