woensdag 27 augustus 2025

BALI. 1934. (DEEL 9)

 

BALI IN DE KOLONIALE PERIODE

GEZIEN DOOR EEN NEDERLANDER.

                                           DEEL 9.


BALI.....


        VI. HET DORP EN HET WATERSCHAP. (VERVOLG)

HET WATERSCHAP.

Uit de wijze, waarop de Balinees zijn dorpsbestuur heeft georganiseerd, blijkt wel heel duidelijk zijn grote voorliefde voor verenigingsleven en coöperatie. En diezelfde voorliefde komt voor de dag bij de wijze, waarop hij de belangen behartigd van zijn kunstmatig bevloeide natte rijstvelden.
Ook voor voor de bevloeiing van zijn sawa's de aanleg en het onderhoud van de waterleidingen, stuwdammen, verdeelwerkjes, sluizen, enz, de verdeling van het bevloeiingswater, heeft de Balinees zijn vereniging (sekaha-subak, sekaha pekasih, enz.)

DE SUBAK.

Nu worden in de regel de grenzen van banjars en desa's gevorm door rivieren, bergbeekjes, ravijnen, heuvelruggen en soortgelijke natuurlijke afscheidingen; en zo behoeft het dan ook ook niet te verwonderen, dat een bevloeiingsareaal, een subak, welke door een kleine waterleiding van geringe capaciteit wordt gevoed, meestal binnen de grens van een desagebied valt.
De vereniging, de sekaha-subak, welke de belangen van een dergelijke kleine subak behartigd, ziet haar leden dan ook meestal tot die van een enkele desavereniging beperkt. Dit sluit echter geenzins uit, dat de sawa's van een dezelfde subak zich even goed over het grondgebied van twee of meer desa's tegelijk kunnen uitstrekken, of wel dat de sawa's van één desa tot verschillende subaks kunnen behoren.

REMPEK EN DAMBEGIED.

Wanneer de belangen van het waterbeheer, van de sawabezitters of van het subakbestuur dit meebrengen of andere belangen dit wenselijk maken, zijn de subaks soms ook weer onderverdeeld in kleinere eenheden tempek genaamd.
Daar waar grotere leidingen, of wel kostbare tunnelbouw en grote stuwdammen voor de bevloeiing van meer uitgestrekte arealen nodig zijn, vormen verschillende subaks tezamen een damgebied, dat weer zijn eigen vereniging heeft (sekaha-pekasih).

SUBAK-BESTUUR.

Evenals deze desavereniging heeft ook de subakvereniging vaste dagen, waarop zij vergadert en de belangen van de subak bespreekt en regelt. Leden van de vereniging zijn in de regel alle sawa bezitters en sawa bewerkers, die uit een bepaalde leiding of leidingtak hun bevloeiingswater ontvangen.

Aan het hoofd van de subak staat meestal de klian-subak. In overleg met de overige subakleden regelt hij de sawawerkzaamheden in de subak. 
Hij deelt de subakleden mede, wanneer zij met de verschillende sawawerkzaamheden kunnen beginnen, en houdt toezicht er op, dat verschillende leidingen en verdeelwerkjes goed en tegelmatig functioneren. Ook houdt hij toezicht op een doelmatige  verdeling van het water voor de bevolking en waakt tegen diefstal ervan. Een van de voornaamste verplichtingen is verder de gelijkmatige verdeling van de subakdiensten. 


De werkzaamheden ten behoeve van de subak worden gelijkelijk onder de subakleden verdeeld, en bestaan hoofdzakelijk uit arbeid ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van leidingen, verdeelwerkjes, overlaten, dammen, en dergelijke, het onderhoud van wegen en duikers, het oprichten en het onderhoud van vergaderloodsen, offernisjes en subaktempels.
Voor het uitoefenen van het politie toezicht beschikt hij over de diensten van enige handlangers (subakleden, die in dezelfde desa wonen als de klian) panglimans genaamd, terwijl hem bovendien nog enige saja's zijn toegevoegd, een soort boodschappers, tevens ceremoniemeesters, die bij toerbeurt voor de tijd van een maand uit de subakleden worden aangewezen. Ook houdt de klian nog een sawaregister bij, een verzameling lontarbladen waarop de namen van de eigenaars van de sawa's, hun woonplaatsen en de uitgestrektheid van ieders bezit zijn ingekrast; voor ieder subaklid een afzonderlijk blad. Op gelijke wijze is ook het bestuur en de werkverdeling geregeld bij de kleinere eenheden en de grotere damgebieden. Aan het hoofd van een tempek staat een klian-tempek, die weer ondergeschikt is aan de klian-subak; aan het hoofd van het grotere damgebied staat de klian-pekasih of de klian-sekaha-tlabah aan wie de gewone klian-subak weer ondergeschikt zijn. behalve de door deleden te presenteren subak diensten moeten de verenigingen echter ook over andere inkomsten kunnen beschikken, welke worden gevonden in dezelfde bronnen van inkomsten als die van de desavereniging: heffingen bij hanengevechten, boetes en wanneer nodig ook hoofdelijke omslagen.


DE SUBAKTEMPEL.

Er werd reeds vluchtig opgemerkt, dat ook het waterschap zijn tempel heeft. Dikwijls is de pura-subak zeer klein, en heeft dan niet meer dan een of twee altaren. In andere gevallen zijn de offernissen van het waterschap binnen de muren van de dorpstempel ondergebracht.
Het spreekt van zelf dat in de pura-subak als hoofdgodin van de landbouw en speciaal van de rijst, Dewi Sri, wordt vereerd. Een enkele keer heeft Dewi Sri een vorstelijke stenen zetel, zoals anders slechts aan Batara Surja, de zonnegod toekomt. In de regelechter is het offernisje voor Dewi Sri zeer eenvoudig, even eenvoudig als het subak-tempeltje zelf.

Dat zelfde geldt ook voor die andere tempeltjes, welke met de landbouw in verband staan: de pura Mastjeti, waarin Vishnu wordt vereerd als de god, die het vruchtbaarheid brengende regenwater aan de rijstvelden schenkt, en de pura Melanting, de godin van het uit de vruchtbare moederaarde opschietende gewas. Maar hoe eenvoudig dan ook, nooit ontbreekt voor deze oud-Balinese goden en godinnen een offernis of een primitieve pura. Want al mogen zij dan in de loop der eeuwen ten dele Hindoe getinte namen hebben ontvangen, van huis uit zijn het tenslotte oude inheemse goden, die bij alle eenvoud van hun eredienst in het religieuze denken van de Balinese landbouwer een ruime plaats innemen.

Uit bovenstaande zou men allicht de conclusie kunnen trekken, dat de grote zelfstandigheid van de subaks  gemakkelijk aanleiding zou kunnen geven tot verbreking van het verband tussen de subak en de desa. Dit laatste is echter geenzins het geval. Meestal zijn de desaleden ook lid van een of meer subaks. In veel desa's nemen leden van het subakbestuur, gedurende de vergaderingen van de desavereniging, bij het dorpsbestuur plaats. In veel gevallen hebben ook de vergaderingen van de subakvereniging in de dorpstempel plaats, en het onderhoud van de dorpstempel rust ook weer voor een deel op de subaks.
Bovendien treedt in tal van gevallen het dorpsbestuur in de subaks regelend, corrigerend en controlerend op. Om kort te gaan, uit tal van feiten blijkt, dat er integendeel een sterke band bestaat tussen dorp en waterschap, en dat het laatste, niettegenstaande een zekere mate van grote zelfstandigheid, toch in tal van opzichten van de desa afhankelijk is.

(Ook deze brug van bambu valt onder het onderhoud van de subak.)

Alhoewel de dorps- nog de waterschapbesturen zich ontzien om onwillige verenigingsleden, die nalatig zijn in het vervullen van hun verplichte diensten of in het betalen van hun bijdragen, te straffen met boetes, beslaglegging, en bij voortdurende onwil zelfs met verbanning en uitstoting uit de gemeenschap, kenmerkt toch het gehele dorpsleventje van de Balinees zich door een geest van grote gemoedelijkheid.
Zo gemoedelijk zelfs, dat men zich wel eens heeft afgevraagd, of een dergelijke gemoedelijke , primitieve, aartsvaderlijke bestuurs-methode wel opgewassen is tegen abnormaal zware verliezen tengevolge van natuurrampen en dergelijke. En dan is de geweldige aardbeving van 1917 met haar verschrikkelijke gevolgen daar om het antwoord op die vraag te geven. Honderden tempels stortten in, andere werden onherstelbaar beschadigd, hele waterleidingen en dammen werden omgewoeld, zo zelfs dat tal van deze waterwerken niets meer was terug te vinden.


(Aardbeving op Bali op 21 januari 1917, met een kracht van 6,6 op de schaal van Richter en 1500 doden. Het zwaarst in het zuidwestelijke deel. Ook op Lombok veel schade.)

Toch gelukte het de bevolking om binnen zeer korte tijd, meestal zelfs zonder inmenging van het Europese bestuur, de geleden schade met eigen krachten en op eigen kosten weer te herstellen.
Zeker waar nodig werd van bestuurs-zijde hulp en voorlichting verleend, maar de grote impuls om de geleden schade te herstellen, is van het dorp en waterschap zelf uitgegaan.

DORPSLEVEN.

HET BALINESE HUIS EN ERF.

Een Balinees huis (kuren) is bewoond door een gezin of een aantal verwante gezinnen, die binnen een omheining wonen en bidden in een gemeenschappelijke familietempel, met één poort en één keuken. Het vierkante stuk grond (pekarangan) waarop  de verschillende wooneenheden van het huis staan, is volledig omgeven door een muur van witgekalkte leem, bescherm tegen tegenerosie door een ruwe rieten dakbedekking.

RICHTLIJNEN VOOR HET TE BOUWEN HUIS.

Een oud hindoeïstisch manuscript, Lontar Asta Kosala, is de belangrijkste gids voor het bouwen van een goed Balinees huis. Er zijn ook andere manuscripten, zoals Lontar Asta Dewa & Lontar Wisma Karma, met informatie over de naam, vorm en functie van elk gebouw, en Lontar Dewa Tattwa, met informatie over de goedkeuringsceremonie voordat een huis wordt gebouwd. Deze handboeken zijn voor veel aspecten van het leven ontwikkeld op basis van de omringende, lokale topografie.

VERKLARING VAN DE CIJFERS: 
1. Familietempel. De huistempel genaamd Sanggah of Merajan, is de plaats om de voorouder en de Hyang Guru te aanbidden.
2. Slaappaviljoen. Dit gebouw is meestal een grote structuur met acht palen op een hoge basis. Een terras meestal aangebouwd om gasten te ontvangen bij familieceremonies.
3. Westpaviljoen. Het westpaviljoen of Bale dauh, is het werkhuis van het complex, Het dient verschillende doeleinden, van verzamelplaats tot slaapvertrekken.
4. Ceremonieel paviljoen. Het oostpaviljoen, of bale dangin, is het ceremoniële paviljoen. De plaats is waar de levensrituelen en sterfrituelen plaatsvinden.
5. Sakenam. Het gastenpaviljoen voor familieleden en kinderen verieert in grootte en aantal afhankelijk van de behoeften.
6. Graanschuur of de lumbung of jineng is de opslagplaats voor rijst.
7. Keuken of paon ligt in het zuiden vanwege de associatie met Brahma, de god van vuur, wiens plaats in het zuiden is.
8. Beschermde muur of aling-aling, meestal achter de poorten om kwaadaardige invloeden af te weren.

En zo leeft de Balinees zijn dagelijks leventje onder de hoede van zijn dorp en zijn waterschapbestuur. 
Op het Balinese erf, de door een muur afgesloten ruimte, waarop de verschillende families, afstammende van dezelfde vader, grootvader en zelfs overgrootvader bij elkaar wonen, viert het patriarchale bewind hoogtij. De erfpoort geeft toegang tot het woonerf waarop de rijstschuren en loodsjes, bale's voor de ontvangst van vreemdelingen, en de kralen en stallen voor paarden, runderen en geiten. Achter het voorerf ligt, door een afzonderlijke muur er van gescheiden, het woonerf met verschillende woningen, en keukens, en daar achter weer de huistempel.

Terwijl de mannen de zwaardere landbouw arbeid verrichten, de buffels en runderen verzorgen, de rijstvelden ploegen, het werk verrichten voor het plantklaar maken van de sawa, en ook de verschillende desa- en subakdiensten aan wegen, waterleidingen en stuwdammen voor hun rekening nemen, speelt de vrouwenarbeid zich voor een groot deel op het erf af.
Op het erf hebben de vrouwen de rijststampblokken waarin de bolster van de rijst wordt los gestampt, haar keukens waar het maal wordt toebereid, terwijl daar tevens de levende have, varkens, eenden, kippen en ganzen rondloopt, welke eveneens aan haar zorgen is toevertrouwd.
Wanneer de zorgen voor het huishouden of het weefgetouw de Balinese vrouw niet op het erf houden, betoont zij zich op de pasar als een handige koopvrouw. Daar doet zij haar inkopen, maar daar verhandelt zij ook alles wat zij zelf van de hand heeft te doen van haar eigen kleine bedoening op het erf: kuikens, kippen, eieren, vruchten, speenvarkentjes, enz.

Ook de mannen hebben hun aandeel , en zeker niet de kleinste, in de veeteelt. Want de verzorging en het verhandelen op de veepasar van buffels, runderen en volwassen slachtvarkens is het werk van de mannen; en de grote hoeveelheden uitstekend slachtvee, welke geregeld uit Bali worden uitgevoerd, wijzen er wel op, dat deze teelt met succes wordt beoefend.
Ook de zwaardere koopwaar, welke met draagpaarden moet worden vervoerd; zakken met rijst, kokosnoten, palmsuiker, aardewerk, enz,, wordt door de mannen naar de pasar gebracht.

KARAPAN SAPI. (STIERENRENNEN)

In direct verband met de veeteelt staat een merkwaardig volksspel, dat behalve bij de Balinezen en de Madurezen, nergens ander in de Archipel in gebruik is: de karapan-sapi of stierenrennen.
Tegen de tijd, dat de regens beginnen door te breken, en de sawa's in het belang van een gemakkelijke bewerking onder water worden gezet, hebben overal op Bali de stierenrennen (karapan) plaats.
Met grote geestdrift en ware hartstocht worden de jaarlijkse rennen gehouden. De mooiste stieren worden reeds lang van te voren zorgvuldig voor de deelneming aan de wedrennen uitgezocht, nauwkeurig verzorgd en getraind. 

De lichte sierlijke slede wordt in heldere kleuren beschilderd, en met pluimvormige versieringen opgeschikt, het span stieren wordt getooid met à-jour uitgesneden, breed uitstaande vergulde hoofstellen, en na de nodige voorbereidingen waarbij offers, wierrook en andere magische hulpmiddelen niet mogen ontbreken, maken de fraai uitgedoste spannen op de morgen van de dag van de rennen hun pompeuse rondgang op het terrein van de wedstrijden.
De baan bestaat uit een voor het doel in orde gebracht stuk vlak sawaterrein, dat enigszins onderwater is gezet, zodat de oppervlakte modderig en glad is, de stieren worden van hun hinderlijke opschik ontdaan, de menners nemen half staande, half zittend achter op de sleden plaats, en dan maken de spannen, telkens twee tegelijk,  Het parcours is gezien het uithoudingsvermogen van de dieren, niet langer dan ongeveer 150 meter. Maar op dit korte parcours weten de meeste spannen, aangevuurd door menners en omstanders, bijna ongelofelijke snelheden te bereiken, die voor de winnende dieren van 12 tot 15 meter per seconde bedragen.


De karapan is tegenwoordig een algemene feestdag, de winnende spannen werden onder begeleiding van gamelanspel en voorafgegaan door hun begeleiders, eigenaar, of menner rond geleid, en de toeschouwers, die onder levendige belangstelling hun weddenschappen hebben afgesloten, volgen met dezelfde geestdrift de uitslagen van de rennen als de eigenaars van de stieren zelf.

Hij, die een dergelijk opgewekt, levendig feest bijwoont, kan zich moeilijk voorstellen, dat de oorsprong daarvan gezocht moet worden in een eenvoudige primitieve magische handeling.
Wanneer bij de aanvang van de natte west-moesson de regens wat lang op zich lieten wachten, zette men een sawavlak (kotak) onder water, joeg de buffels en de runderen er in rond, en hoopte dat op deze wijze het veelvuldig spatten van het water, door een soort van sympathische magie, ook overvloedige regens zou verwekken.


 Naast de zorgen voor de dagelijkse levensbehoeften, neemt in ieder huishouding de zorg voor een bescherming tegen kwade invloeden, boze geesten en demonen een voorname plaats in. 
Evenals de algemene dorpstempels verheugt ook de huistempel zich in een voortdurende belangstelling en geregeld bezoek. In de grond van de zaak is de Balinees feitelijk voortdurend in contact met zijn goden, voorouders, beschermgeesten, enz., van welke  hulp bij alle gebeurtenissen in het dagelijks leven wordt afgesmeekt, en aan wie door de zorg van de vrouwen geregeld offers worden aangeboden. Dit geschiedt voor het eerst reeds bij de geboorte van een nieuw lid van de familie, en later weer wanneer de jonge spruit de leeftijd van drie maanden heeft bereikt, ook wanneer  voor het eerst de haren en nagels worden geknipt, bij het vijlen van de tanden, bij het doorboren van de oorlellen, bij het sluiten van een huwelijksverbintenis, enz. Zo offert ook de vrouw, die een nieuw weefgetouw opspant, de handelaar, die een reis gaat ondernemen, en de landbouwer bij de aanvang van verschillende werkzaamheden ten behoeve van het plantklaar maken en het beplanten van de sawa, en voor het oogsten van het gewas. Het ene ogenblik gebeurt alles heel eenvoudig zonder veel omhaal, bijna ongemerkt, dan weer al naar gelang van de aard en de omstandigheden in samenhang met tal van festiviteiten, en pracht en praal, als slechts bij een feest van klassieke oosterse pracht verwacht kan worden.

OOGSTFEEST.


Van de landbouwfeesten is het oogstfeest (usaba) wel een van de voornaamste, en na bovenstaande is het begrijpelijk, dat de subak bij het organiseren van het usaba-feest de hoofdrol speelt.
De dag van te voren heeft het zo geheten mekihis plaats, waarbij onder begeleiding van de gamelanmuziek de rabut sedana, kleine beeldjes, vervaardigd van Chinese koperen muntjes en geschenken voor de goden van welvaart en voorspoed, naar de pura-segara (zeetempel) aan het strand worden gebracht.

Tronend in de met fijn uitgewerkt, verguld houtsnijwerk versierde goden-draagstoel, en in tempel kastjes, begeleid door de in feestgewaad gestoken subak leden en vergezeld van vrouwen met offeranden van bloemen en vruchten worden de goden zeewaarts gevoerd. Eén dag per jaar moeten de goden zich aan het strand kunnen verlustigen om na het nemen van een verfrissend bad 's avonds in feestelijke optocht weer naar de tempel te worden terug gebracht.
De volgende dag heeft een grote offermaaltijd in de subak- of in de dorpstempel plaats en dan volgt een rij van feestelijk heden welke een paar dagen aanhouden.


Met uitzondering van het eigenlijke godsdienstige ritueel zijn de meeste Balinese feesten aan elkaar gelijk: aanbieden van offers en geschenken, het houden van feestmaaltijden, gamelan-muziek, wajangvoorstellingen, optreden van danseressen, enz. afgewisseld door hanengevechten en krisdansen van sjamanen. Het is duidelijk, dat bij het oogstfeest vooral de sawa's en de leidingdammen niet mogen worden vergeten. Ook hier weer optochten en offers, maar offers van een bijzondere soort: (djrimpen), uit palmblad kunstig in elkaar gestrengelde hangers (gantung-gantungan) met vruchten en gebak, welke op de sawa's met wijwater worden besprenkeld, waarna het vlechtwerk aan een op de sawa geplante bambu staak wordt opgehangen.


TANDEN VIJLEN.

Zoals eerder hierboven vermeld, kent Bali ook nog een ceremonie van het tanden vijlen.
Deze ceremonie verwijst naar de traditionele Balinese rituele ceremonie Metatah of Potong Giogi, waarbij jonge Balinezen, zowel jongens als meisjes, hun hoektanden laten vijlen om zich te ontdoen van negatieve eigenschappen zoals hebzucht, jaloezie, woede, lust en dronkenschap, en om over te gaan naar volwassenheid. Dit gebeurt tijdens een belangrijke levensceremonie, begeleid door een priester en zijn helpers, waarbij de eerste zes bovenste tanden worden gevijld, wat symbool staat voor de strijd tegen de zes demonische eigenschappen (Sad Ripu).

WAAROM TANDEN VIJLEN OP BALI?

 Symbolische betekenis: 
Het vijlen van de tanden symboliseert het wegnemen van negatieve menselijke eigenschappen en instincten.

Overgangsritueel:
Het markeert de overgang van de adolescentie naar volwassenheid en verantwoordelijkheid.

Spirituele reiniging:
                                                                                    De ceremonie wordt gezien als een manier om het lichaam en de geest te zuiveren en voor te bereiden op de volwassenheid en een harmonieus leven.


DE CEREMONIE.

Wie: Het ritueel wordt ondergaan door tieners, zowel jongens als meisjes.
Wat: Vier snijtanden en twee hoektanden, de bovenste, worden gevijld, wat symboliseert de strijd tegen zes demonische eigenschappen (sad Ripu).
Wie: Een priester voert het ritueel uit in aanwezigheid van familie.
Wanneer: De ceremonie wordt vaak gehouden als een belangrijk onderdeel van een bruiloft of een andere grote levensgebeurtenis.

Het vijlen van tanden is een oude Balinese traditie, die deel uitmaakt van het Balinese Hindoeïsme.

MELASTI.

Het in deel 8 geplaatste artikel over de "dag van de stilte", Nyepi, werd niet stilgestaan bij een belangrijke feestdag enkele dagen voor Nyepi, Malasti.
Melasti is een hindoeïstische Balinese reinigingsceremonie en -ritueel dat volgens de Balinese kalender enkele dagen vóór de heilige dag Nyepi wordt gehouden. Het wordt door de hindoes in Indonesië, met name op Bali, in acht genomen. Melasti was bedoeld als een ritueel om de wereld te reinigen van al het vuil van zonde en slecht karma door de symbolische handeling van het verkrijgen van Tirta Amerta, "het water des levens".


De Melasti-ceremonie wordt gehouden aan de rand van het strand om je zelf te zuiveren van alle slechte dingen uit het verleden en ze in de oceaan te gooien. In het Hindoeïstische geloof worden waterbronnen zoals meren en zeewater beschouwd als de bron van het leven (Tirta Amrita).
Naast het uitvoeren van gebeden worden tijdens de Melast-ceremonie alle heilige voorwerpen die bij een tempel horen, zoals pralingga of pratima van Heer Ida Sanghyang Widi Wasa, en alle heilige apparatuur gereinigd en gezuiverd. Het is een van de meest drukke bezochte ceremonies en veel gelovigen dompelen zich onder in het zeewater met kleding en al.


                                                    Zie vervolg: BALI. 1934. (DEEL 10)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten