woensdag 13 maart 2019

SHELTERDEKSCHIP.

      SCHIP VAN LICHTE 

         CONSTRUCTIE.

SHELTERDEKSCHIP.

Een shelterdekscip, ook wel gladdekschip genaamd, was een type vaartuig dat van een lichtere constructie was gebouwd dan een voldekschip (full scantling ship).
Het boventussendek wordt, indien dit open is, niet begrepen onder de bruto en netto tonnen inhoud, waardoor het schip minder aan haven-, kanaal en loodsgelden moet betalen.
Ter compensatie van de lichtere bouw moet het een grotere uitwatering hebben en mag het dus minder diep worden afgeladen.


De boevenbouw strekt zich over de gehele lengte uit, het bovenste doorlopende dek wordt shelterdek genoemd. De ruimte tussen het shelterdek en het bovenste waterdichte dek, aanvankelijk bedoeld voor beschutting van vee en passagiers, werd later ook voor lading benut. men sprak ook van schutdekschip. Om als open beschouwd te worden mag de afsluiting van deze ruimte slechts provisorisch zijn en hij moet aan minimum eisen voldoen, zodanig dat de ruimte niet waterdicht afgesloten kan worden. het zeewater kan door het 30 cm hoge tonnageluik en door openingen in de dwarsscheepse opbouwschotten het gehele boventussendek binnendringen.

(USS Fomalhaut AK22 type C1-A)

De US-Navy bestelde 67 stuks schepen van dit type bij de United States Maritime Commission.
Het was het kleinste type van deze schepen uit de klasse Cape-schepen.
Lengte over alles was 125,6 meter; Breedte over de spanten 18,3 meter; Holte 11,4 meter; diepgang 7,2 meter en een draagvermogen tussen de 6240/6440 ton. De schepen hadden een vermogen van 4000 pk met een dienstsnelheid van 14 mijl/uur.

Deze onbevredigde toestand had tot gevolg, dat het Internationaal Scheepsmeting Verdrag van Oslo in 1949 niet universeel van kracht werd. Bovendien passen autoriteiten van het Suez- en Panamakanaal een eigen tonnagemeting toe voor het bepalen van de kanaal gelden.
Om de vele bezwaren tegen de meting van het shelterdek op te heffen, werden in mei 1965 in het Oslo-verdrag van 1949 wijzigingen aangebracht, die unaniem aanvaard en op 1 april 1967 in Nederland van kracht werden.

Tonnageopening en openingen in de bovenschotten werden op bestaande schepen afgesloten en op nieuw te bouwen schepen weggelaten. Om een schip onder bepaalde omstandigheden toch als shelterdek te herkennen is, zo dicht mogelijk  bij en achter het oude plimsollmerk, een zogenaamd tonnagemerk aangebracht, bestaande uit een horizontale basislijn, waarop een omgekeerde gelijkzijdige driehoek.
De bovenkant van de basislijn geeft de maximum diepgang aan tot waar afgeladen mag worden om vrijstelling te verkrijgen.

(Het tonnagemerk voor open shelterdekschepen; uit Bijlage Meetbrievenbesluit 1965. De toegekende afstand van het tonnagemerk tot de deklijn is de afstand volgens de tabel van het Meetbrievenbesluit, vermeerderd met de verticale afstand tussen de bovenste begrenzing van de holte naar de mal en de bovenkant van de deklijn; naar artikel 5 en artikel 57 III.)   


Indien de bovenkant niet in ondergedompeld, geldt de inhoud als voor open shelterdekschip, zoals aangegeven in de meetbrief.
Met deze wijzigingen werd bereikt dat: 1. de veiligheid werd verhoogd en 2. de reders het economisch voordeel van het oude systeem behielden.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten