VOOR HET VERVOEREN
VAN LADING
IN EEN SCHIP.
RUIM.
Een ruim is een ruimte waarin de lading wordt geladen en gestuwd. De laadruimen worden aangeduid door nummers; vanaf het voorschip naar achter: ruim 1, ruim 2 enz.
Onderling daar waar ze grenzen aan machinekamer, piektanks of dieptanks zijn ze gescheiden door waterdichte schotten.
Om te voorkomen dat op onderliggende goederen een te grote druk wordt uitgeoefend, worden een of twee tussendekken aangebracht die bovendien het voordeel hebben dat ladingen voor verschillende bestemmingen beter en overzichtelijk kan worden gescheiden.
Grootspantdoorsnede van houten schip uit 2e helft 19e eeuw.
Een spant bestond uit twee rijen inhouten van ongelijke lengte, die behoorlijk met elkaar moesten "verscherven".
De eerste rij was samengesteld uit een lange wrang, oplangers en een korte stut of hanger; de tweede rij bestond uit een halve wrang en een lange stut.
Verklaring van de cijfers:
1. Kiel; 2. Zandstrook; 3. Beplanking van het vlak;
4. Berghoutsgangen; 5. Beplanking van de zijde;
6. Rahout, bovenste gang van de buitenhuid;
7. Halve wrang, bijwrang; 8. Onderbuikstuk;
9. Bovenbuikstuk; 10. Stut; 11. Vulling, waterloop;
12. Zaadhout; 13. Vullingsplank; 14. Vullingsgang;
15. Vlakwegering, buikdenning, ganering;
16. Kimwegers; 17. Luchtgang; 18. Staande knie onderdek; 19. Balkweger onderdek; 20 Onderbalkweger
onderdek; 21. Ruimstut; 22. Dekbalk onderdek;
23. Onderdek, dekdelen van het onderdek;
24. Waterloopklos onderdek; 25. Zetweger onderdek;
26. Wegering van het tussendek; 27. Staande knie bovendek; 28. Balkweger bovendek; 29. Onderbalkweger bovendek; 30 Tussendekstut; 31. Dekbalk bovendek;
32. Bovendek, dekdelen van het bovendek;
33. Waterloopklos bovendek; 34. Potdeksel; 35 verschansingstutten; 36. Lijst van het potdeksel;
37. Beplanking van de verschansing; 38. Reling; 39. Tussendek; 40. Ruim.
Na de tweede helft van de 19e eeuw ging men meer ijzer in het schip te verwerken.
Zo ontstond het 'Compositieschip', een houten schip met ijzeren spanten.
Grootspantdoorsnede van een compositieschip einde 19e eeuw.
Verklaring van de cijfers:
1. Loze kiel; 2. Kiel; 3. Zandstrook; 4. Kielplaat;
5. Spant; 6. Wrang; 7. Vullinggaten, losgaten;
8. Keerspant; 9. Tussengevoegd kolsem;
10. Middenzaadhout, middenkolsem;
11. Vullingplanken; 12. Wegering; 13. Zijzaad-
hout, bijkolsem, zijkolsen; 14. Kinzaadhout,
kimkolsem; 15. Kimplaat; 16. Dekplaat wegering;
17. Kimstringer; 18. Wegeringslatten in het ruim;
19. Ruimstut; 20. Benedendek; 21. Dekbalk
benedendek; 22. Balkknie benedendek;
23. Langscheepse schrankplaat benedendek;
24. Stringerplaat benedendek; 25. Waterloopklos
benedendek; 26. Wegeringslatten in het tussendek;
27. Stut van het bovendek; 28. Bovendek;
29. Dekbalk bovendek; 30. Balkknie bovendek;
31. Langscheepse schrankplaat bovendek;
32. Stringerplaat bovendek; 33. Waterloopklos
bovendek; 34. Potdeksel; 35. Verschansingstut;
36. Nagelbank; 37. Relingstut, stut bovenverschansing;
38. Verschansinglijst, reling; 39. Juffer;
40. Bovenste rust; 41. Huid verschansing; 42. Rustijzer,
puttingijzer; 43. Lijst van potdeksel; 44. Ragang;
45. IJzeren ragang, strookgang, scheergang; 46. Onderste rust; 47. Putting rust; 48 Katbout.
(Dek met luiken van een bulkcarrier.)
Bulkcarriers hebben in de regel geen tussendekken, waardoor belading en lossing sneller kunnen geschieden; wel zijn ze in ruimen onderverdeeld.
Schepen die afwisselend bulklading en stukgoed of auto's vervoeren hebben soms wegneembare tussendekken.
Vroeger bevond de ,machinekamer zich veelal in de midscheeps; tegenwoordig echter meestal in het achterschip, waardoor het brede, meest rechthoekige gedeelte van het schip beschikbaar komt voor laadruimen, speciaal voor volumineuze colli stukgoed. Bovendien verkrijgt men dan een lange , doorlopende dekruimte voor zeer lange colli.
Ruim van een geheel gelast schip met dubbele bodem.
Verklaring van de cijfers:
1. Shelterdek; 2. Hoofddek; 3. Tussendek; 4. Topbeplating dubbele bodem (tanktop); 5. Bodem-
beplating; 6. Verschansing; 7. Lenspoort, waterloospoort; 8. Verschansing stut; 9. Stringerplaat,
lijfplaat; 10. Luikhoofd; 11. Verstijving luikhoofd; 12. Luikrand; 13. Schild; 14. Luik; 15. Berghoutsgang bovendek; 16. Balkknie, ruimbalkknie; 17. Spant; 18. Langscheepse dekdrager;
19. Kolomstut aan het eind van een luikhoofd; 20. Omgebogenplaat als dekdrager;
21. Lanscheeps schot; 22. Schotverstijving; 23. Zijbeplating; 24. Kim; 25. Wegeringlatten;
26. Langscheepse spanthoekstaal als bodemversterking; 27. Langscheeps keerspant als versterking
van de tanktop; 28. Verticale kiel; 29. Versterkingsplaten voor het dokken; 30. Wrang met spaar-
gaten; 31. Horizontale kiel; 32. Langsdrager; 33. Kantplaat; 34 Kimknie; 35. Waaierplaat (geerplaat);
36. Knie dekdrager; 37. Dekbalk; 38. Dekbalk; 39. Dekdwarsversterking; 40. Deklangsversterking, deklangsdrager.
Laadruimen moeten onder meer voorzien zijn van een lensinrichting en van luchtkokers voor ventilatie, terwijl proviandruim, bagageruim, koel- en vriesruimen voorzieningen moeten hebben om passagiersbagage en proviand overzichtelijk te stuwen of koel- en vrieslading te vervoeren.
Ruimen zijn voorzien van een luikhoofd met luiken, die waterdicht kunnen worden afgesloten.
Bij een tankschip spreekt men niet over ruimen, maar over tanks.
(Ruimen van een shelterschip.)
5. Spant; 6. Wrang; 7. Vullinggaten, losgaten;
8. Keerspant; 9. Tussengevoegd kolsem;
10. Middenzaadhout, middenkolsem;
11. Vullingplanken; 12. Wegering; 13. Zijzaad-
hout, bijkolsem, zijkolsen; 14. Kinzaadhout,
kimkolsem; 15. Kimplaat; 16. Dekplaat wegering;
17. Kimstringer; 18. Wegeringslatten in het ruim;
19. Ruimstut; 20. Benedendek; 21. Dekbalk
benedendek; 22. Balkknie benedendek;
23. Langscheepse schrankplaat benedendek;
24. Stringerplaat benedendek; 25. Waterloopklos
benedendek; 26. Wegeringslatten in het tussendek;
27. Stut van het bovendek; 28. Bovendek;
29. Dekbalk bovendek; 30. Balkknie bovendek;
31. Langscheepse schrankplaat bovendek;
32. Stringerplaat bovendek; 33. Waterloopklos
bovendek; 34. Potdeksel; 35. Verschansingstut;
36. Nagelbank; 37. Relingstut, stut bovenverschansing;
38. Verschansinglijst, reling; 39. Juffer;
40. Bovenste rust; 41. Huid verschansing; 42. Rustijzer,
puttingijzer; 43. Lijst van potdeksel; 44. Ragang;
45. IJzeren ragang, strookgang, scheergang; 46. Onderste rust; 47. Putting rust; 48 Katbout.
(Dek met luiken van een bulkcarrier.)
Bulkcarriers hebben in de regel geen tussendekken, waardoor belading en lossing sneller kunnen geschieden; wel zijn ze in ruimen onderverdeeld.
Schepen die afwisselend bulklading en stukgoed of auto's vervoeren hebben soms wegneembare tussendekken.
Vroeger bevond de ,machinekamer zich veelal in de midscheeps; tegenwoordig echter meestal in het achterschip, waardoor het brede, meest rechthoekige gedeelte van het schip beschikbaar komt voor laadruimen, speciaal voor volumineuze colli stukgoed. Bovendien verkrijgt men dan een lange , doorlopende dekruimte voor zeer lange colli.
Ruim van een geheel gelast schip met dubbele bodem.
Verklaring van de cijfers:
1. Shelterdek; 2. Hoofddek; 3. Tussendek; 4. Topbeplating dubbele bodem (tanktop); 5. Bodem-
beplating; 6. Verschansing; 7. Lenspoort, waterloospoort; 8. Verschansing stut; 9. Stringerplaat,
lijfplaat; 10. Luikhoofd; 11. Verstijving luikhoofd; 12. Luikrand; 13. Schild; 14. Luik; 15. Berghoutsgang bovendek; 16. Balkknie, ruimbalkknie; 17. Spant; 18. Langscheepse dekdrager;
19. Kolomstut aan het eind van een luikhoofd; 20. Omgebogenplaat als dekdrager;
21. Lanscheeps schot; 22. Schotverstijving; 23. Zijbeplating; 24. Kim; 25. Wegeringlatten;
26. Langscheepse spanthoekstaal als bodemversterking; 27. Langscheeps keerspant als versterking
van de tanktop; 28. Verticale kiel; 29. Versterkingsplaten voor het dokken; 30. Wrang met spaar-
gaten; 31. Horizontale kiel; 32. Langsdrager; 33. Kantplaat; 34 Kimknie; 35. Waaierplaat (geerplaat);
36. Knie dekdrager; 37. Dekbalk; 38. Dekbalk; 39. Dekdwarsversterking; 40. Deklangsversterking, deklangsdrager.
Laadruimen moeten onder meer voorzien zijn van een lensinrichting en van luchtkokers voor ventilatie, terwijl proviandruim, bagageruim, koel- en vriesruimen voorzieningen moeten hebben om passagiersbagage en proviand overzichtelijk te stuwen of koel- en vrieslading te vervoeren.
Ruimen zijn voorzien van een luikhoofd met luiken, die waterdicht kunnen worden afgesloten.
Bij een tankschip spreekt men niet over ruimen, maar over tanks.
(Ruimen van een shelterschip.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten