EEN SCHIP BELADEN
MET GOUD EN ZILVER.
'LUTINE'
De 'Lutine' was een fregat met 38 stuks geschut, waaronder 26 twaalfponders en had de afmetingen van 43 meter lengte en 11,4 meter breedte met een diepgang van 3,6 meter en een waterverplaatsing van 5260 ton volledig geladen.
Onder volle tuigage behaalde het schip een vaarsnelheid van 15 knopen.
Onder volle tuigage behaalde het schip een vaarsnelheid van 15 knopen.
De order voor de bouw van het schip werd gedaan op 23 oktober 1778. het werd gebouwd op de Toulon Scheepswerf en op 11 september 1779 te water gelaten. De La Lutine zoals het schip werd gedoopt kwam in november 1779 in de vaart.
Op 18 december, na het beëindigen van de Franse Revolutie, was het een van de 16 schepen die door de Franse koningsgezinden in Toulon aan de Britse viceadmiraal Lord Hood werden overgedragen. Het schip kwam onder Engelse vlag te varen met de naam H.M.S. Lutine.
Gedurende haar Engelse dienst periode blokkeerde het schip op de Noordzee jarenlang de toegang tot de haven van Amsterdam.
In 1799 vervoerde het schip een grote lading goud- en zilverstaven, Spaanse matten en dubloenen van Engeland naar Hamburg.
De lading die vele miljoenen vertegenwoordigde en was bestemd voor Engelse kooplieden in Hamburg, was verzekerd bij Lloyd's in Londen.
Onder de passagiers bevonden zich enkele notabelen die voor de overdracht moesten zorgen, waaronder notaris Schabracq uit Londen.
In de nacht van 9 op 10 oktober 1799 liep het schip in een storm op de Westergronden tussen Vlieland en Terschelling. Van de 270 opvarenden kwamen er 269 om het leven. De enigste overlevende spoelde aan op het strand van Terschelling en dit bleek de hiervoor genoemde notaris te zijn.
(Schets van de ligging van het wrak van de Lutine gemaakt door duikers.)
Veel lichamen van de verdronken opvarenden spoelden aan op Terschelling en zij werden bergraven "in een kuil achter de vuurtoren Brandaris", een gebied dat heden "Doodemanskisten" heet.
De lichamen van de kapitein en twee officieren spoelden aan op Vlieland en zij werden begraven naast de kerk op Oost-Vlieland.
Een van de onbekende kooplieden spoelde aan op Sylt en werd op het kerkhof van Westerland begraven.
Al spoedig was bekend wat de lading van de Lutine was en zo werden er diverse pogingen ondernomen om deze kostbare lading te bergen. In november van dat jaar lagen er dagelijks vissersboten boven het wrak die zelfs uit Urk kwamen.
De drost van Vlieland klaagde hierover, met tot gevolg dat de Hollandse Commissie voor Domeinen het schip als oorlogsbuit verklaarde, waardoor de drost het recht kreeg het schip te bergen.
(Deelnemers certificaat en aandeel in de berging van de lading van de Lutine.)
De drost die het recht op berging had verkregen, maakte alsnog gebruik van de vissers van Terschelling en Urk om zoveel mogelijk van de lading te bergen. Rond 1800 kwam de eerste serieuze berging op gang. Gedurende deze berging werd er touwwerk, een kanon en kogels geborgen.
Later in het zelfde jaar had men meer succes en werden er 13 goud staven, 15 staven zilver, 29.249 Spaanse matten en een kistje met munten geborgen.
Het daarop volgende jaar, 1801, werden er nog eens 45 staven goud, 20 staven zilver, 12.262 Spaanse matten en 179 gouden dubloenen boven water gehaald.
Dit vertegenwoordigde een gezamenlijk bedrag, voor die tijd, van 572.582 gulden.
In de daarop volgende winters met de bijbehorende stormen werd het wrak door een dikke laag zand bedolven en duurde het tot 1814 eer men weer een poging ging ondernemen de lading te bergen.
Het wrak lag intussen op 15 meter diepte verzonken in de zeebodem en men wist slechts zeventien munten te bergen. Het wrak werd door de natuur steeds verder onder het zand bedolven en tussen 1857 en 1860 wist men nog 41 goud staven, 64 zilver staven en 15.350 gouden en zilveren munten te bergen. De waarde hiervan werd geraamd op 520.487 gulden.
Tussen 1886 en 1892 werd met behulp van schelpenzuiger het zand rond het wrak weggezogen waardoor het weer bloot kwam te liggen. Er werden wederom gouden- en zilveren staven, gouden voorwerpen, kanonnen en kanonskogels geborgen. Twee kanonnen werden naar Engeland gebracht en twee naar Makkum in Friesland. In 1876 werden aan wal twee landmerken in de vorm van stenen zerken geplaatst om de juiste positie van de Lutine vast te leggen. De steen op Terschelling kreeg het de inscriptie Lutine Brandaris en die op Vlieland Lutine Veldkaap.
In de 20ste eeuw hebben zowel de Engelsen als Nederlanders pogingen ondernomen nog meer van de lading te bergen. Men wist de beide zware boegankers (3900 kilo) en 15 kanonnen te bergen, maar geen goud.
In 1938 heeft men nog getracht met de tinbaggermolen, 'Karimata' de overgebleven lading naar boven te brengen.
Deze gehele operatie bracht slechts één goudstaaf op. De opbrengst was 12.038 gulden, maar de kosten waren 442.554 gulden.
Volgens de schatting was er intussen voor een bedrag van 12 miljoen gulden uit het wrak van de Lutine zijn geborgen. Onbekend is dat wat men naar boven heeft gehaald zonder dit te melden.
Opmerkelijk is, dat Lloyd's in Londen nooit de juiste ladinggegevens en de waarde ervan heeft verstrekt.
Op 18 december, na het beëindigen van de Franse Revolutie, was het een van de 16 schepen die door de Franse koningsgezinden in Toulon aan de Britse viceadmiraal Lord Hood werden overgedragen. Het schip kwam onder Engelse vlag te varen met de naam H.M.S. Lutine.
Gedurende haar Engelse dienst periode blokkeerde het schip op de Noordzee jarenlang de toegang tot de haven van Amsterdam.
In 1799 vervoerde het schip een grote lading goud- en zilverstaven, Spaanse matten en dubloenen van Engeland naar Hamburg.
De lading die vele miljoenen vertegenwoordigde en was bestemd voor Engelse kooplieden in Hamburg, was verzekerd bij Lloyd's in Londen.
Onder de passagiers bevonden zich enkele notabelen die voor de overdracht moesten zorgen, waaronder notaris Schabracq uit Londen.
In de nacht van 9 op 10 oktober 1799 liep het schip in een storm op de Westergronden tussen Vlieland en Terschelling. Van de 270 opvarenden kwamen er 269 om het leven. De enigste overlevende spoelde aan op het strand van Terschelling en dit bleek de hiervoor genoemde notaris te zijn.
(Schets van de ligging van het wrak van de Lutine gemaakt door duikers.)
Veel lichamen van de verdronken opvarenden spoelden aan op Terschelling en zij werden bergraven "in een kuil achter de vuurtoren Brandaris", een gebied dat heden "Doodemanskisten" heet.
De lichamen van de kapitein en twee officieren spoelden aan op Vlieland en zij werden begraven naast de kerk op Oost-Vlieland.
Een van de onbekende kooplieden spoelde aan op Sylt en werd op het kerkhof van Westerland begraven.
Al spoedig was bekend wat de lading van de Lutine was en zo werden er diverse pogingen ondernomen om deze kostbare lading te bergen. In november van dat jaar lagen er dagelijks vissersboten boven het wrak die zelfs uit Urk kwamen.
De drost van Vlieland klaagde hierover, met tot gevolg dat de Hollandse Commissie voor Domeinen het schip als oorlogsbuit verklaarde, waardoor de drost het recht kreeg het schip te bergen.
DE JACHT OP HET GOUD EN ZILVER.
(Deelnemers certificaat en aandeel in de berging van de lading van de Lutine.)
De drost die het recht op berging had verkregen, maakte alsnog gebruik van de vissers van Terschelling en Urk om zoveel mogelijk van de lading te bergen. Rond 1800 kwam de eerste serieuze berging op gang. Gedurende deze berging werd er touwwerk, een kanon en kogels geborgen.
Later in het zelfde jaar had men meer succes en werden er 13 goud staven, 15 staven zilver, 29.249 Spaanse matten en een kistje met munten geborgen.
Het daarop volgende jaar, 1801, werden er nog eens 45 staven goud, 20 staven zilver, 12.262 Spaanse matten en 179 gouden dubloenen boven water gehaald.
Dit vertegenwoordigde een gezamenlijk bedrag, voor die tijd, van 572.582 gulden.
In de daarop volgende winters met de bijbehorende stormen werd het wrak door een dikke laag zand bedolven en duurde het tot 1814 eer men weer een poging ging ondernemen de lading te bergen.
Het wrak lag intussen op 15 meter diepte verzonken in de zeebodem en men wist slechts zeventien munten te bergen. Het wrak werd door de natuur steeds verder onder het zand bedolven en tussen 1857 en 1860 wist men nog 41 goud staven, 64 zilver staven en 15.350 gouden en zilveren munten te bergen. De waarde hiervan werd geraamd op 520.487 gulden.
Tussen 1886 en 1892 werd met behulp van schelpenzuiger het zand rond het wrak weggezogen waardoor het weer bloot kwam te liggen. Er werden wederom gouden- en zilveren staven, gouden voorwerpen, kanonnen en kanonskogels geborgen. Twee kanonnen werden naar Engeland gebracht en twee naar Makkum in Friesland. In 1876 werden aan wal twee landmerken in de vorm van stenen zerken geplaatst om de juiste positie van de Lutine vast te leggen. De steen op Terschelling kreeg het de inscriptie Lutine Brandaris en die op Vlieland Lutine Veldkaap.
In de 20ste eeuw hebben zowel de Engelsen als Nederlanders pogingen ondernomen nog meer van de lading te bergen. Men wist de beide zware boegankers (3900 kilo) en 15 kanonnen te bergen, maar geen goud.
In 1938 heeft men nog getracht met de tinbaggermolen, 'Karimata' de overgebleven lading naar boven te brengen.
Deze gehele operatie bracht slechts één goudstaaf op. De opbrengst was 12.038 gulden, maar de kosten waren 442.554 gulden.
Volgens de schatting was er intussen voor een bedrag van 12 miljoen gulden uit het wrak van de Lutine zijn geborgen. Onbekend is dat wat men naar boven heeft gehaald zonder dit te melden.
Opmerkelijk is, dat Lloyd's in Londen nooit de juiste ladinggegevens en de waarde ervan heeft verstrekt.
DE SCHEEPSBEL.
In 1858 werd de scheepsbel van de Lutine geborgen.
De bel met een doorsnede van 44 cm had een gewicht van 53 kilo. De inscriptie op de bel vermeld de naam;
ST. JEAN - 1779.
Aangezien Lloyd's als verzekeraar nu de eigenaar van de bel was werd deze opgehangen in de toenmalige vestiging van het kantoor in Londen en verhuisde in de jaren mee naar de nieuwe vestigingen.
Het werd een traditie bij Lloyd's deze bel te luiden als er een belangrijke mededeling werd gedaan.
Dit was één maal bij slecht nieuws en twee maal bij goed nieuws. De bel werd tot 1980 slechts eenmaal geluid voor slecht nieuws. In de bel bevindt zich momenteel een zware scheur.
Note: Een dubloen is een Spaans goudstuk van twee escudo's, Spaanse mat is een zilver muntstuk van acht real.
Note: Een dubloen is een Spaans goudstuk van twee escudo's, Spaanse mat is een zilver muntstuk van acht real.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten