maandag 23 september 2019

LATIJNSE TUIG EN ZEIL.


          OORSPRONG LIGT

             IN DE LEVANT.




LATIJN ....

het woord 'latijn' heeft hier betrekking op het gebied van en rond de Middellandse Zee, de Levant, en het latijnzeil wordt omschreven als een driehoekig zeil dat wordt ingezet aan een zeer lange ra waarvan de benedennok diep naar de voorsteven toe wordt gestriest zodat hij schuins langs de mast omhoog steekt.

( Het latijnse tuig vertoonde een groot, driehoekig zeil dat was geregen aan een uit twee of drie lengten bestaande ra waarvan de benedenpiek naar de boeg werd gestriest. Het was een zeer doelmatig tuig dat door een kleine bemanning kon worden bediend.)

De ra bestaat gewoonlijk uit twee of meer lengten rondhout die zijn samengebonden zodat zijn middenstuk stijver is dan de uiteinden.
Omdat het voeren van een voorstag met dit tuig niet mogelijk is, is de mast meestal betrekkelijk vallend geplaatst.
De ra is meestal aan de mast bevestigd door een gemakkelijk te lossen slipsteek of een mechanisch hulpmiddel van dezelfde soort. het strietsen van de benedennok vindt plaats door middel van een dubbele talie en ook de bovennok wordt met een talie aangetrokken waardoor de ra een buiging krijgt.

Men is er lange tijd vanuit gegaan dat het latijnzeil een Arabische vinding was, maar nu denkt men dat het zijn oorsprong heeft in de zeilen van de schepen van de Griekse en Romeinse  beschavingen, want hoewel deze vierhoekig waren, konden ook hun ra's zowel verticaal als horizontaal worden bewogen. Ook hadden hun zeilen geitouwen en konden dus in delen worden opgebonden, wat betekent dat het mogelijk was om het vierkante zeil te veranderen in een schijnbaar latijnzeil door de ra om de mast heen te trekken na zijn voorste deel omlaag te hebben gebracht en vervolgens weer naar de boeg te brengen. Een schip met een dergelijk tuig kon veel hoger aan de wind zeilen dan in het eerste geval mogelijk zou zijn geweest., wat de matrozen niet zal zijn ontgaan en hen er de mogelijk toe heeft aangezet te eisen dat de zeilen voortaan zo zouden worden gesneden dat hun werk er gemakkelijker op werd.


Hoe het ook zij, het vierhoekige zeil bleef tot diep in de 4e eeuw de toon aangeven en werd daarna vermoedelijk verdrongen door zeilen die meer op latijnzeilen leken.
Het latijnzeil werd in het Middellandse Zee gebied algemeen in de 9e eeuw en behield zijn vooraanstaande positie tot in de 13e eeuw, toen het vierhoekige zeil werd herontdekt.
Terwijl het rechthoekige zeil bepaalde voordelen bood bij voordewindse koersen, was het latijnzeil de onbetwiste winnaar bij wisselende winden. 
Ook een vierkant zeil kan tot bijna langsscheepse positie worden gebrast, maar het zal het schip nooit zo hoog aan de wind kunnen brengen als een schip  met latijnzeilen, dat van zichzelf al langsscheeps getuigd is.
Voor een aan de wind zeilend vaartuig geldt dat hoe dichter de zeilen op de langsscheepse as zijn gesteld, deze te hoger zijn tuig het kan brengen en het latijnzeil kan veel dichter bij deze as worden doorgehaald dan het vierkante zeil.
Het is dan ook het vermelden waard dat, hetzij per ongeluk, hetzij zo ontworpen, het latijnzeil uit de middeleeuwse periode opmerkelijk efficiënt was door zijn lange holte aan de loef: de wind die bij het voetlijk binnenviel spiraalde omhoog binnen die 'zak', waardoor de druk in de richting van de piek toenam.

( Nog een kenmerk van het latijnse tuig was de valling van de mast of, zoals in deze afbeelding, van de voorste mast. De bovennok van elke ra kon naar beneden worden doorgezet, waardoor achter- en voetlijk van het zeil ronder werden en het zeil zelf buikiger.)

De bovennok van de ra werd dus zo hoog mogelijk gepiekt om de werkzaamheid van het zeil optimaal te maken.
Met zijn veel kortere ra dan dat van een latijnzeil kon het vierkante zeil deze aërodynamische factor nauwelijks benaderen, zelfs niet wanneer de ra in een vrijwel verticale positie zou kunnen worden gebracht.
De bijna universele toepassing van het latijnzeil rond de Middellandse Zee in de middeleeuwse periode wijst erop dat de scheepvaart zich veel verder had verspreid dan het geval was in de klassieke tijd. Toen voeren de schepen alleen tussen de belangrijkste havens wanneer de wind daarvoor gunstig was. In de middeleeuwse periode was er meer vraag naar schepen die onder diverse omstandigheden naar en van havens konden zeilen die verder uit elkaar lagen.
Het latijnzeil verbeterde het aan-de-windse vermogen van de schepen, daarmee de weg openend voor handel bepaald door economische belangen in plaats van weersomstandigheden.
Het met latijnzeil uitgeruste vaartuig was bovendien wendbaarder dan zijn vierkant getuigde tegenhanger, wat hem vanzelfsprekend ook in de oorlogsvoering duidelijk voordelen verschafte.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten