zondag 22 september 2019

NIJL EN HAAR SCHEPEN.


           EEN RIVIER EN VAARTUIG 

                 AL EEUWEN OUD.





DE NIJL.

De rivier de Nijl in het noordoosten van Afrika is de langste rivier ter wereld.
Vanuit het Victoriameer in oostelijk Centraal-Afrika stroomt hij in het algemeen in noordelijke richting door Uganda, Sudan en Egypte om uiteindelijk via een uitgestrekte delta in de Middellandse Zee uit te monden.
De rivier heeft dan bijna 6000 km afgelegd.
Met zijn meest afgelegen hoofdrivier meegerekend, de Kagera die in Burundi iets ten zuiden van de evenaar loopt, is de Nijl bijna 6700 km lang en gedraagt zijn stroomgebied ongeveer 2.803.00 km², het Nassar-meer niet daarbij meegerekend.
De Nijl draineert ongeveer eentiende van het Afrikaanse continent via delen van de tegenwoordige staten Tanzania, Burundi, Rwanda, Congo (Kinshasa), Kenya, Uganda en Ethiopië, het grootste deel van Sudan en het gecultiveerde deel van Egypte.
De gemiddelde uitstroming in de Middellandse Zee bedraagt 3,1 miljoen liter per seconde.
Het stroomgebied wordt begrensd in het noorden door de Middellandse Zee, in het oosten door de heuvels bij de Rode Zee en het Ethiopische Plateau, in het zuiden door de Oost-Afrikaanse Hoogvlakte en in het westen door de minder goed gedefinieerde stroomgebieden tussen Nijl, Tsjaad en Congo, die zich in noordwestelijke richting uitstrekken en de Marrah-bergen van Sudan, het Al-Jilf al-Kabir-plateau van Egypte en de Libische woestijn, die onderdeel uitmaakt van de Sahara, omvatten.
De bovenloop van dit uitgestrekte systeem van rivieren wordt de Witte Nijl genoemd; de eigenlijke Nijl ontstaat bij de samenvloeiing van de Witte Nijl en de Blauwe Nijl bij Khartoem in Sudan.


(Watervallen in de Blauwe Nijl in Ethiopië.)


De Blauwe Nijl ontspringt in het Tanamaar in Ethiopiè en is ongeveer 1530 km lang. Nog een belangrijke bijdrage aan de Nijl is de rivier de Atbara die er ongeveer 320 km stroomafwaarts van Khartoem in uitmondt en die de bron is van veel van het slib dat de Nijl zo vruchtbaar maakt.



In tegenstelling tot andere grote rivieren die de Egyptenaren en de Grieken kenden, stroomt de Nijl van zuid naar noord, een feit dat zij even verbazingwekkend vonden als die andere duidelijke eigenaardigheid, namelijk dat de rivier ook blijft stromen in het warmste seizoen, wanneer het water in de andere rivieren opdroogde. Evenals de Eufraat en de Tigris in het tegenwoordige Irak en de Indus in het tegenwoordige Pakistan, vormde de Nijl daarmee de ideale geboortegrond voor een van s'werelds vroegste beschavingen, een die teruggaat tot het zesde millennium v.Chr. en die volkeren voortbracht die tot de eerste behoorden die zich met landbouw bezighielden en de ploeg uitvonden en irrigatie systemen.
De met vruchtbare slip uit drie bronrivieren gemengde Nijl treedt ieder jaar buiten zijn oevers en laat het slip achter op de vlakten. (Helaas is door de aanleg van de stuwdam voor de elektrische voorziening van het land en het ontstaan van het Nassar-meer, deze overstromingen tot het verleden gaan behoren.) De rijke landbouwgrond die hierdoor ontstaat vormde de basis van de klassieke samenleving. De Egyptische samenleving heeft tot stand  kunnen komen door de alluviale vruchtbaarheid die door de jaarlijkse overstromingen ontstond, en kon zich vervolgens ontwikkelen dankzij het feit dat de Nijl kon worden gebruikt voor het vervoer van grondstoffen en daarmee het drijven van handel. Daarnaast werd de rivier gebruikt als vaarroute voor maatschappelijk en economische verkeer.


FELOEK.

 Nijlboten bij Sahil Atar el Nahi, Oud Caïro. De hoge voorsteven van de vaartuigen diet denken aan die van de boten die door de klassieke Egyptenaren werden gebouwd, maar de latijnzeilen zijn overgenomen van de Arabieren.
De bijzonder lange ra van het latijnzeil is vooral van belang omdat hij zo hoog kan worden gepiekt dat het zeil nog wind vangt wanneer de feloek vlak onder een van de hoge oevers van de Nijl zeilt.


De scheepjes waren in principe voor de handel en hadden een waterverplaatsing van 14 tot 30 ton. Ze hadden een lengte van 15 tot 23 meter en een breedte van 4,5 tot 7,5 meter. Snelheid afhankelijk van de wind en de stroming van de rivier en een bemanning van drie tot vijf koppen.
Wanneer de halstalie van het latijnzeil tot dicht bij de de middellijn van de feloek wordt doorgezet, kan het vaartuig hoog aan de wind varen; laat de bemanning haar naar de loef vieren, dan zeilt de feloek goed voor de wind weg.





De feloek of faluka is het klassieke platboomde Egyptische transportmiddel van de Nijl, tot stand gekomen als handelsschip van de mediterraanse kusten, maar vrijwel uitsluitend voorkomend op de Nijl en enkele andere  rivieren in de Levant.
De grotere feloeken hebben een dek, min of meer de bouw van een galei met een lengte/breedte verhouding van ongeveer 3:1. Ze hebben een of twee masten met latijnzeilen, soms nog aangevuld met een kleine druilmast, eveneens met een latijnzeil.
De kleinere feloeken zijn open en worden door twee of drie roeiers voortbewogen, maar vele zijn daarbij uitgerust met een of twee latijnzeilen; soms worden de zeilen en riemen tegelijk gebruikt.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten