SRI LANKA
HET EILAND VAN SPECERIJEN,
THEE EN OLIFANTEN. (9)
NUWARA ELIYA / HAPUTALE. 14-09-2017
Het was onze laatste nacht in Hotel Suisse in Kandy. Voor het ontbijt de koffers inpakken en buiten de kamer klaarzetten om voor vertrek in de autobus geladen te worden.We rijden langs het meer en even later weer langs 'Hotel Kandy', dat zonder gasten en maar verlaten uitziet.
Nog even van het drukke verkeer genieten en dan op weg naar Nuwara Eliya, een rit van 77 kilometer door een landschap vol hellingen met theeplantages.
Vanaf Kandy loopt de weg naar Nuwara Eliya via haarspeldenbochten geleidelijk 1400 meter omhoog door een prachtig landschap met klaterende watervallen, diepe dalen en hellingen die bedekt zijn met het glinsterende groen van ontelbaar veel theestruiken. Hoe hoger we kwamen hoe kouder het werd en je kon de wolken over de toppen van de bergen zien hangen.
Hier en daar in het landschap een witte stupa of prachtig bloeiende bomen, de Afrikaanse tulpenboom, met zijn oranje-rode bloemen.
In het koloniale tijdperk van de Britten was dit gebied zee geliefd vanwege de koele temperatuur en veel kolonisten lieten hier een buitenhuis bouwen. Helaas is Nuwara Eliya er in de tijd er niet mooier op geworden en staan veel van deze fraaie koloniale woningen in zwaar verval.
Ook opmerkelijk is; dat al de theefabrieken Schotse namen voeren.
Zo bezochten we een thee verwerkende fabriek met een naam, dat je eerder aan whisky dan aan thee doet denken, alhoewel de kleur komt aardig overeen.
In deze fabriek kregen we een rondleiding over de productie van thee, van het geplukte blad tot een theekopje vol met een van de vele theesoorten.
DE LEGENDE VAN DE THEE.
de Chinese keizer Shen-Nung wordt beschouwd als degene die ongeveer 5000 jaar geleden per toeval thee heeft 'uitgevonden': een paar blaadjes van een wilde theestruik waren in een pot water gewaaid die hij aan het koken was. Hij wilde het water niet weggooien en dronk het daarom op. Het werd de eerste thee die ooit werd geschonken.
VAN STRUIK TOT HET THEEPOTJE.
Op de plantages worden de theeblaadjes geplukt door duizenden Tamil-arbeidsters, waarvan er vele in de fabrieken werken.
Met manden op hun rug plukken ze de kostbare theebladeren, een beeld dat het handelsmerk van het eiland is geworden. De in keurige sari's geklede vrouwen die tussen het frisse groen aan het werk zijn mogen dan een schilderachtig plaatje opleveren, ze behoren tot de armsten en meest achtergestelde bevolkingsgroepen van Sri Lanka.
De blaadjes, om de kwaliteit te garanderen worden van elke tak de bovenste knoppen en twee blaadjes geplukt, worden in manden naar de verzamelplaats gebracht waar ze in grote zakken worden gedaan. ieder plukster heeft zo'n eigen zak. Na het plukken worden de zakken naar de fabriek gebracht en worden ze gewogen, de arbeidsters krijgen betaald naar het gewicht dat ze afleveren.
Om het overtollige vocht te laten verdampen worden de bladeren eerst met hete lucht gedroogd, daarbij moeten de vrouwen deze bladeren regelmatig omkeren om een gelijkmatige droging te verkrijgen (linksboven in de afbeelding).
Vervolgens worden de bladeren gerold en gebroken om het natuurlijke gistingsproces op gang te brengen. Na een zorgvuldig berekende tijdsduur ondergaan de bladeren in enorme ovens de laatste droging en wordt de zwarte thee in machines gesorteerd. naar de omvang van de bladdeeltjes. Het gehele proces, van blad tot thee, neemt slechts 24 uur in beslag.Het eindproduct krijgt namen die onder andere gebaseerd zijn op het formaat van de stukjes blad, zoals orange pekoe, broken orange pekoe en de zogenaamde dust thee van mindere kwaliteit die in theezakjes wordt gebruikt.
Daarnaast wordt ceylonthee onderverdeeld naar de hoogte boven zeeniveau waar de bladeren vandaan komen, high-grown, de beste thee , met een subtiele smaak komt van de plantages in de buurt van Nuwara Eliya, mid-grown, en de sterker smakende, maar de grovere low-grown thee, geproduceerd aan de voet van de heuvels. Ook heeft hierbij de stand van de zon op de helling veel invloed.
De beste kawliteit is voornamelijk bestemd voor de export, al zijn tegenwoordig steeds meer theesoorten van plaatselijke gerenommeerde plantages in Sri Lankaanse winkels te koop.
De theestruik werd pas in de jaren zestig van de 19e eeuw in Sri Lanka geïntroduceerd, nadat de uitgestrekte koffieplantages op het eiland door een planten ziekte en verwaarlozing waren vernietigd. De getroffen koffieplanters importeerden theestruiken uit India, die in het koele , vochtige klimaat van het centrale heuvelland van Sri Lanka boven verwachting bleken te floreren.
Het succes van het nieuwe handelsgewas was zo groot dat Britse kolonisten die met het ´groene goud´ hun fortuin hoopten te maken, in razendsnel tempo uitgestrekte gebieden in het heuvelland gingen ontbossen. Binnen twintig jaar had de dichte jungle van centraal Sri Lanka plaatsgemaakt voor de eindeloze rijen nauwkeurig gesnoeide theestruiken die nog steeds kenmerkend zijn voor dit gebied.
De eerste theefabrieken waren witte, luchtige schuren, die dikwijls in Engeland waren gebouwd en in onderdelen naar Sri Lanka werden verscheept. Een groot deel van dit 19e eeuwse industriële erfgoed ie bewaard gebleven, evenals oude machines, die nog steeds worden gebruikt en na meer dan een eeuw nog prima functioneren.
(Dus drink nu uw kopje thee met meer eerbied!!)
Uiteraard kregen we thee te proeven en werd in de winkel van de fabriek diverse soorten thee in meest soorten verpakking te koop aangeboden.
We lieten de theefabriek achter ons liggen en vertrokken met de autobus naar het kleine treinstation van het plaatsje Nanu-oya om vandaar de trein te nemen naar de plaats Bandarwela, een rit door het berglandschap door bossen met hoge bomen, tunneltjes en acht tussenstops in kleine plaatsjes. Voor onze groep was de achterste wagon gereserveerd. Helaas had de oude stoomlocomotief plaats moeten maken voor een moderne dieselmotor aangedreven unit.
Tijdens het wachten op de trein, hadden we de kans om rustig even rond te kijken en van het oude emplacement met nog enige oude voertuigen wat afbeeldingen te maken.
Uit een iets eerder aangekomen trein kwam een luidruchtige groep jongen scholieren, netjes in een schooluniform gestoken met een werkstuk van school tussen hun in.
Ze hadden veel plezier in het leven.
Onze treinreis ging met vele bochten, bruggen (rechtsonder) en tunneltjes door een schitterende natuur. We stopten bij stationnetjes, waarvan het perron te kort was voor de trein (linksonder) en hele groepen schooljeugd uitstapten. Verder passeerden we ook de armoedige dorpjes van de Tamil-theepluksters (linksboven) en gebieden waar groenten werd geteeld en de vrouwen aan het werk waren. In de bossen stonde bomen met kaarsrechte stammen van meer dan 20 meter hoogte.
Ons eindstation was de plaats Bandarawella, hier maakte ik de de afbeelding van deze man die bij de uitgang van het station stond te wachten, een mooie kop. In deze plaats zouden we overnachten in het gelijknamige hotel.
Het Bandarawela Hotel, sinds 1893, was in het verleden het club gebouw van de Britse theeplanters en staat vol oude meubelen.
De kamers hadden bedden, waarvan de matras in een gietijzeren ledikant lag, dat was voorzien van glanzende koperen bollen. De matras lag zo hoog dat je bijna een trapje nodig had om in bed te komen.
De badkamer had nog een oud ligbad op gietijzeren leeuwenpoten, maar had toch een douche met warm en koud water waarvan de leidingen gewoon open langs de muur liepen. Zelfs de kranen waren nog uit de koloniale tijd. Al met al goed voor één nacht te verblijven.
Na het avondeten, wat niet uit de koloniale tijd dateerde, even de stad ingelopen. Het was een vieze vuile stad met overal rommel op de weg.
Een enorme drukte van winkelende mensen en verkeer.
Niets van onze gading gevonden keerden we terug naar de bar van het hotel, waar we het ons gezellig maakten onder het genot van een drankje.
In de tuin voor het hotel staat een boom waarin zich deze plant met bloemen heeft geslingerd. De Engelse naam is 'de Flame of the Forest'.
Cacao is het product uit de bonen van de vrucht van de cacao boom, de Theobroma cacao.
Deze boom komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika en zelfs de Azteken waren reeds bekend met de drank die ze er uit konden bereiden.
De cacaoboom kan meer dan 50 jaar oud worden, tot meter hoog en heeft een matig dikke stam. De stam vertakt zich op ongeveer 1 meter hoogte van de grond in maximaal vijf uitstaande hoofdtakken. Deze hoofdtakken vertakken zich verder.
De boom heeft een dichte kroon van bladeren die leerachtig aanvoelen.
Als de boom ongeveer 4 jaar oud is gaat zij voor het eerst bloeien. De kleine witte of roze bloemen zitten direct op de stam en op de dikke takken; dit verschijnsel heet cauliflorie. Als de boom eenmaal gaat bloeien, bloeit de cacaoboom zonder ophouden vrijwel het gehele jaar door. De boom draagt dan ook constant vruchten.
Ondanks de lange bloei, levert de boom maar 30 tot 40 vruchten per jaar.
De vruchten lijken op lange meloenen en verkleuren tijdens de groei van groen naar paars en okergeel.
Als de vruchten rijp zijn worden ze geplukt.
De rijpe vruchten worden opengebroken, waardoor de 40 tot 50 bonen zichtbaar worden, wat steenvruchten zijn, en ongeveer een gram wegen per stuk.
De gemiddelde boom levert dus per jaar 1 tot 2 kilo bonen.
De bonen worden, met het vruchtvlees dat er nog aanzit, door schimmels en bacteriën gefermenteerd. Hierbij loopt de temperatuur op tot vijftig graden. Deze fermentatie duurt ongeveer vijf dagen. De kiem van het zaad wordt gedood en de kleur van de bonen verandert van paars naar bruin. De bonen worden in de zon gedroogd of in drooghuizen. Tenslotte wordt door het fermenteren de smaakvoorlopers voor de chocoladesmaak gemaakt.
Cacaoboter het vet dat van nature voorkomt in cacaoboon is wit van kleur.
Cacao is de grondstof voor de productie van chocolade, wat volgens de Nederlandse warenwet minimaal 35% droge cacaobestanddelen moet bevatten. Chocolade is een beschermde naam.
Zie vervolg: SRI LANKA RONDREIS. NUWARA / HAPUTALE - TISSAMAHARAMA. DAG 10.
Met manden op hun rug plukken ze de kostbare theebladeren, een beeld dat het handelsmerk van het eiland is geworden. De in keurige sari's geklede vrouwen die tussen het frisse groen aan het werk zijn mogen dan een schilderachtig plaatje opleveren, ze behoren tot de armsten en meest achtergestelde bevolkingsgroepen van Sri Lanka.
De blaadjes, om de kwaliteit te garanderen worden van elke tak de bovenste knoppen en twee blaadjes geplukt, worden in manden naar de verzamelplaats gebracht waar ze in grote zakken worden gedaan. ieder plukster heeft zo'n eigen zak. Na het plukken worden de zakken naar de fabriek gebracht en worden ze gewogen, de arbeidsters krijgen betaald naar het gewicht dat ze afleveren.
Om het overtollige vocht te laten verdampen worden de bladeren eerst met hete lucht gedroogd, daarbij moeten de vrouwen deze bladeren regelmatig omkeren om een gelijkmatige droging te verkrijgen (linksboven in de afbeelding).
Vervolgens worden de bladeren gerold en gebroken om het natuurlijke gistingsproces op gang te brengen. Na een zorgvuldig berekende tijdsduur ondergaan de bladeren in enorme ovens de laatste droging en wordt de zwarte thee in machines gesorteerd. naar de omvang van de bladdeeltjes. Het gehele proces, van blad tot thee, neemt slechts 24 uur in beslag.Het eindproduct krijgt namen die onder andere gebaseerd zijn op het formaat van de stukjes blad, zoals orange pekoe, broken orange pekoe en de zogenaamde dust thee van mindere kwaliteit die in theezakjes wordt gebruikt.
Daarnaast wordt ceylonthee onderverdeeld naar de hoogte boven zeeniveau waar de bladeren vandaan komen, high-grown, de beste thee , met een subtiele smaak komt van de plantages in de buurt van Nuwara Eliya, mid-grown, en de sterker smakende, maar de grovere low-grown thee, geproduceerd aan de voet van de heuvels. Ook heeft hierbij de stand van de zon op de helling veel invloed.
De beste kawliteit is voornamelijk bestemd voor de export, al zijn tegenwoordig steeds meer theesoorten van plaatselijke gerenommeerde plantages in Sri Lankaanse winkels te koop.
De theestruik werd pas in de jaren zestig van de 19e eeuw in Sri Lanka geïntroduceerd, nadat de uitgestrekte koffieplantages op het eiland door een planten ziekte en verwaarlozing waren vernietigd. De getroffen koffieplanters importeerden theestruiken uit India, die in het koele , vochtige klimaat van het centrale heuvelland van Sri Lanka boven verwachting bleken te floreren.
Het succes van het nieuwe handelsgewas was zo groot dat Britse kolonisten die met het ´groene goud´ hun fortuin hoopten te maken, in razendsnel tempo uitgestrekte gebieden in het heuvelland gingen ontbossen. Binnen twintig jaar had de dichte jungle van centraal Sri Lanka plaatsgemaakt voor de eindeloze rijen nauwkeurig gesnoeide theestruiken die nog steeds kenmerkend zijn voor dit gebied.
De eerste theefabrieken waren witte, luchtige schuren, die dikwijls in Engeland waren gebouwd en in onderdelen naar Sri Lanka werden verscheept. Een groot deel van dit 19e eeuwse industriële erfgoed ie bewaard gebleven, evenals oude machines, die nog steeds worden gebruikt en na meer dan een eeuw nog prima functioneren.
(Dus drink nu uw kopje thee met meer eerbied!!)
Uiteraard kregen we thee te proeven en werd in de winkel van de fabriek diverse soorten thee in meest soorten verpakking te koop aangeboden.
DE HEUVELLAND STOPTREIN.
(Het oude logo van de Brits - Sri Lankaanse Railway Comp.)We lieten de theefabriek achter ons liggen en vertrokken met de autobus naar het kleine treinstation van het plaatsje Nanu-oya om vandaar de trein te nemen naar de plaats Bandarwela, een rit door het berglandschap door bossen met hoge bomen, tunneltjes en acht tussenstops in kleine plaatsjes. Voor onze groep was de achterste wagon gereserveerd. Helaas had de oude stoomlocomotief plaats moeten maken voor een moderne dieselmotor aangedreven unit.
Tijdens het wachten op de trein, hadden we de kans om rustig even rond te kijken en van het oude emplacement met nog enige oude voertuigen wat afbeeldingen te maken.
Uit een iets eerder aangekomen trein kwam een luidruchtige groep jongen scholieren, netjes in een schooluniform gestoken met een werkstuk van school tussen hun in.
Ze hadden veel plezier in het leven.
Onze treinreis ging met vele bochten, bruggen (rechtsonder) en tunneltjes door een schitterende natuur. We stopten bij stationnetjes, waarvan het perron te kort was voor de trein (linksonder) en hele groepen schooljeugd uitstapten. Verder passeerden we ook de armoedige dorpjes van de Tamil-theepluksters (linksboven) en gebieden waar groenten werd geteeld en de vrouwen aan het werk waren. In de bossen stonde bomen met kaarsrechte stammen van meer dan 20 meter hoogte.
Ons eindstation was de plaats Bandarawella, hier maakte ik de de afbeelding van deze man die bij de uitgang van het station stond te wachten, een mooie kop. In deze plaats zouden we overnachten in het gelijknamige hotel.
Het Bandarawela Hotel, sinds 1893, was in het verleden het club gebouw van de Britse theeplanters en staat vol oude meubelen.
De kamers hadden bedden, waarvan de matras in een gietijzeren ledikant lag, dat was voorzien van glanzende koperen bollen. De matras lag zo hoog dat je bijna een trapje nodig had om in bed te komen.
De badkamer had nog een oud ligbad op gietijzeren leeuwenpoten, maar had toch een douche met warm en koud water waarvan de leidingen gewoon open langs de muur liepen. Zelfs de kranen waren nog uit de koloniale tijd. Al met al goed voor één nacht te verblijven.
Na het avondeten, wat niet uit de koloniale tijd dateerde, even de stad ingelopen. Het was een vieze vuile stad met overal rommel op de weg.
Een enorme drukte van winkelende mensen en verkeer.
Niets van onze gading gevonden keerden we terug naar de bar van het hotel, waar we het ons gezellig maakten onder het genot van een drankje.
In de tuin voor het hotel staat een boom waarin zich deze plant met bloemen heeft geslingerd. De Engelse naam is 'de Flame of the Forest'.
CACAOBOOM EN VRUCHT.
Deze boom komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika en zelfs de Azteken waren reeds bekend met de drank die ze er uit konden bereiden.
De cacaoboom kan meer dan 50 jaar oud worden, tot meter hoog en heeft een matig dikke stam. De stam vertakt zich op ongeveer 1 meter hoogte van de grond in maximaal vijf uitstaande hoofdtakken. Deze hoofdtakken vertakken zich verder.
De boom heeft een dichte kroon van bladeren die leerachtig aanvoelen.
Als de boom ongeveer 4 jaar oud is gaat zij voor het eerst bloeien. De kleine witte of roze bloemen zitten direct op de stam en op de dikke takken; dit verschijnsel heet cauliflorie. Als de boom eenmaal gaat bloeien, bloeit de cacaoboom zonder ophouden vrijwel het gehele jaar door. De boom draagt dan ook constant vruchten.
Ondanks de lange bloei, levert de boom maar 30 tot 40 vruchten per jaar.
De vruchten lijken op lange meloenen en verkleuren tijdens de groei van groen naar paars en okergeel.
Als de vruchten rijp zijn worden ze geplukt.
De rijpe vruchten worden opengebroken, waardoor de 40 tot 50 bonen zichtbaar worden, wat steenvruchten zijn, en ongeveer een gram wegen per stuk.
De gemiddelde boom levert dus per jaar 1 tot 2 kilo bonen.
De bonen worden, met het vruchtvlees dat er nog aanzit, door schimmels en bacteriën gefermenteerd. Hierbij loopt de temperatuur op tot vijftig graden. Deze fermentatie duurt ongeveer vijf dagen. De kiem van het zaad wordt gedood en de kleur van de bonen verandert van paars naar bruin. De bonen worden in de zon gedroogd of in drooghuizen. Tenslotte wordt door het fermenteren de smaakvoorlopers voor de chocoladesmaak gemaakt.
Cacaoboter het vet dat van nature voorkomt in cacaoboon is wit van kleur.
Cacao is de grondstof voor de productie van chocolade, wat volgens de Nederlandse warenwet minimaal 35% droge cacaobestanddelen moet bevatten. Chocolade is een beschermde naam.
Zie vervolg: SRI LANKA RONDREIS. NUWARA / HAPUTALE - TISSAMAHARAMA. DAG 10.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten