BOEDDHIST- TEMPELS
OP DE TERRASSEN VAN
VULKAAN MERAPI.
DEEL 2.
CANDI SOJIWAN.
De Candi Sojiwan ligt een kleine twee kilometer ten zuidoosten van de Prambanan-tempel bij het dorp Kelon Dalem Kidul.
Een Rukam-inscriptie gedateerd 829 Saka, 907 n. Chr, is opgeslagen in het Nationaal Museum van Indonesiè. De inscriptie vermeld over de inhuldiging van de restauratie van het Rukam/dorp door Nini Haji Rakriyan Sanjiwana, dat voorheen was verwoest door een vulkaan uitbarsting.
In ruil daarvoor moesten de bewoners van het dorp zorgen voor een heilig gebouw in Limwung.
Dit heilige gebouw werd geïdentificeerd als de Sojiwan-tempel, terwijl de naam van de koninklijke beschermheer die in deze inscriptie wordt genoemd Nini Haji Rakriyan Sanjiwana, werd geïdentificeerd als koningin Pramodhawardhani, de tempel draagt haar naam Sajiwan en wordt verondersteld voor haar te zijn opgedragen.
De tempel werd gebouwd tussen 842 en 850 n. Chr, ongeveer in het zelfde tijdperk met de Plaosan-tempel in de buurt.
De tempel werd teintallen jaren in puin achtergelaten totdat de regering in 1996 begon met de wederopbouw.
(Reliëf op de basis aan de noordzijde; voorstellend een aap op een krokodil.)
In 2006 werd de wederopbouw stopgezet na een aardbeving waardoor weer een gedeelte instortte van het gebouw. In 2011 werd de wederopbouw uiteindelijk voltooid. De gehele reconstructie duurde 15 jaar en koste toen 8,27 miljard roepia.
De tempel is gebouwd van andesietsteen, de grootte, stijl en vorm is vergelijkbaar met die van de Mendut-tempel in de buurt van de Borobudur.
Het tempelcomplex meet 8,14 m² met een hoofdgebouw van 401,3 m² met een hoogte van 27 meter. De basis van de tempoel bevat 20 bas-reliëfs die verband houden met de boeddhistische vertellingen van Pancatantra of Jatakas uit India.
Van deze 20 reliëfs zijn er 19 overgebleven.
De trap wordt geflankeerd door twee grote makara's. De binnenkamer (cella) van de tempel bevat twee nissen en lotusvoetstukken, oorspronkelijk voor Boeddha- en Bodhisattva-beelden. Momenteel is deze ruimte leeg. Het dak van de tempel heeft de vorm van een getrapte piramide en is bekroond met stupa's.
RATU BOKO PLATEAU.
Zuidelijk van de Prambanan, op de top van de Boko heuvel, ligt een van de meest mysterieuze indrukwekkende ruïnes uit de tijd van de oude Mataran heerschappij, het Ratu Boko plateau, en ligt drie kilometer ten zuiden van de Prambanan.
De oorspronkelijke naam van dit complex is nog steeds onduidelijk, maar de lokale bewoners hebben het vernoemd naar koning Boko, de legendarische koning die wordt genoemd in de folkore van Roro Jonggrang.
In het Javaans betekend Ratu Boko "Ooievaarskoning".
Het wordt gezien als een plaats van paleizen en forten.
Een ding is zeker , het was een plaats voor meditatie, wat te herkennen is aan een stupa en een Boeddhistische klooster, maar ook aan verscheidene Hindu constructies.
Ratu Boko plateau beslaat een oppervlakte van 16 hectare in twee gehuchten, Dawung en Sambireja, van het dorp Bokoharlo en Prambanan en bestaat uit drie gebieden met ruïnes: het westelijk, het oostelijke en het zuidoostelijke deel. In tegenstelling van andere Javaanse complexen uit de klassieke periode in Midden-Java en Yogyakarta, die overblijfselen zijn van tempels, vertoont Ratu Boko attributen van een bezetting- of nederzettingsplaats, hoewel de precieze functie onbekend is.
( De voorzijde van de ingang aan de westelijke deel met de toegangsweg.)
het argument was gebaseerd op het feit dat dit complex geen tempel of gebouw was met een religieus karakter, maar een versterkt paleis dat een overblijfsel was van versterkte muren en de droge gracht van de verdedigingswerken. De overblijfselen van nederzettingen zijn ook gevonden in de omgeving van Ratu Boko. Het gehele complex ligt 196 meter boven de zeespiegel, op het hoogste punt van het complex staat een klein paviljoen van waaruit men een panoramisch uitzicht heeft op de Prambanan tempel met de vulkaan Merapi als achtergrond.
( De voorzijde van het zuidelijke deel: pendopo. Dit deel wordt gezien als een replica van het Abhayagiri klooster in Sri Lanka.)
De Abhayagiri-inscriptie gedateerd 792 na Chr. is een van de weinige schriftelijke bewijzen die op het Ratu Boko complex zijn ontdekt.
De inscriptie vermeldde Tejapurnapane of Rakai Panangkaran, en vermeldde ook een vihara op de top van de heuvel genaamd Abhyagiri Wihara, wat betekend "een vihara bovenop de heuvel die vrij is van gevaar".
Uit dez\e inscriptie werd geconcludeerd dat koning Panagkaran in een latere periode van zijn regering een spiritueel toevluchtsoord wenste en in 792 n. Chr. een afzondering van de boeddhistische hermitage, Abhayagiri Wihara genaamd, schiep. Rakai Panangkaran was een vrome volgeling van de Mahayana-boeddhist, een Dhyani-boeddha-beeld werd op het complex ontdekt, wat de oorspronkelijke boeddhistische aard ervan bevestigde.
Niettemin zijn er ook enkele hindoeïstische elementen in het complex te vinden, zoalas de ontdekking van beelden van de hindoegoden: Durga, Ganasha en Yoni.
Het lijkt erop dat het complex later werd omgebouwd tot een fort op een heuveltop door een lokale landheer Rakai Walaing Pu Kumbayoni.
Volgens de Shivagrha-inscriptie uitgegeven door Rakai op 12 november 856, werd de plaats gebruikt als een verdedigingsfort, bestaande uit honderden gestapelde stenen. Het fort op een heuveltop in de latere dagen van het Mataran-koninkrijk als fort gebruikt tijdens een machtsstrijd.
Het Ratu Boko complex bestaat uit gopura (poorten), paseban, badplaatsen, pringgitan, kaputren (vrouwenkwartier) en meditatiegrotten.
(De zwembaden in het zuidoostelijke deel.)
Het Ratu Boko complex zelf heeft een oppervlakte van 250.000 vierkante meter en is verdeeld in vier delen, het centrale, het westen, het zuidoosten en het oosten. Het centrale deel van het complex bestaat uit hoofdpoorten, een crematoriumtempel, een zwembad, een stenen voetstuk en de paseban of audiëntiezaal.
Het zuidoostelijke deel omvat de pendopo, een open paviljoen, de balai-balai, een openbare hal of gebouw, drie kleine tempels, een zwembad en een ommuurd terrein dat door de lokale bevolking kaputren, het vrouwenkwartier, wordt genoemd.
Bij Ratu Boko zijn sporen gevonden van waarschijnlijk seculiere bouwwerken, die werden opgetrokken op een plateau verdeeld in terrassen, van elkaar gescheiden door stenen muren en stenen wallen. De locatie werd bereikt via een steil pad langs de noordwestelijke helling van het plateau, in de richting van de Prambanan.
De structurele overblijfselen op het terras op de Ratu Boko bestaan uit plaatsen met volksnamen die verband houden met paleizen zoals paseban, (recreatiepaviljoen), pendopo (publiekzaal) en kaputren (vrouwenkwartier).
Een zwembad ligt op een terras dat grenst aan de oostkant van de pendopo.
Aan de zuidkant van de pendopo staan drie miniatuur-
tempels met een vierkant stenen bassin ervoor.
Deze kleine tempel had waarschijnlijk een religieus doel, als een soort hindoeïstische of boeddhistische schrijn in het Ratu Boko complex.
De eerste van de drie terrassen wordt bereikt via een enorme poort gebouwd op twee niveaus.
Aan de westelijke rand van dit terras bevindt zich een hoog talud van witte kalksteen (batu putih).
Het tweede terras, gescheiden van het eerste door een andesietmuur, wordt bereikt via een poort in paduraksa-vorm bestaande uit drie deuren, een grotere centrale geflankeerd door twee kleinere afmetingen.. Het derde terras, het grootste, bevat de rijkste concentraties archeologische overblijfselen, Een ander talud en andesietmuur scheiden het derde terras van het tweede terras, met een andere verbindingspoort van paduraksa-vorm, dit keer bestaande uit vijf deuren, opnieuw de centrale met grotere afmetingen dan twee die het flankeren.
Op de hoofdpoort staat het woord te lezen Panabwara, wat werd geschreven door Rakai Panabwara, afstammeling van Rakai Panangkaran. Hij kerfde zijn naam om zijn gezag over deze plaats te legitimeren.
Voorbij de tweede rij poorten op het derde terras, aan de noordkant van het plateau, is een structuur vergelijkbaar met het basisgedeelte van een tempel met twee terrassen van ongeveer 26 bij 26 meter groot.
In het midden van het bovenste terras is een leeg aflopend vierkant gat.
Het gebouw deed waarschijnlijk diens als crematorium om de overledenen te verbranden.
Op het tweede terras aan de zuidoostkant van het plateau, ligt de pendopo (publiekszaal).
De pendopo in een vierkante stenen omheining omgeven door een andesietstenen muur met de kleine paduraksa-toegangspoorten aan de noord-, west-, en zuidkant.
In het midden van deze ommuurde ruimte bevindt zich een stenen basis gevormd door twee gescheiden terrassen, het terras aan de zuidkant is kleiner dan het noordelijke terras.
Deze gebouwen waren opgetrokken uit gemakkelijk rottend materiaal, zoals hout, voor de constructie en palmbladeren voor de dakbedekking.
Alleen de sten sokkels zijn nog over.
Op de stenen sokkels die als basis dienden voor de houten pilaren staan afbeeldingen van olifanten, het symbool van Boeddha Akshobhya.
Aan de oostkant van Pendopo, op het legere terras, zijn er verschillende ommuurde omheiningen van andesiet met padursaka-poorten en een galerij die leidt naar verschillende badplaatsen binnenin.
Deze structuur wordt door de lokale bevolking geassocieerd met kaputren (vrouwenwijk), aangezien men denkt dat het een badplaats is in de lusttuin voor de koning en zijn concubines.
Een bepaalde badplaats of put wordt door de hindoes als heilig beschouwd en wordt 'Armerta Mantana' genoemd.
Er wordt aangenomen dat het water van Amerta geluk brengt voor iedereen die het gebruikt. Hindoes gebruiken het in de Tawur Agung-ceremonie, een dag voor de Nyepi-dag (de dag van de stilte) om het bereiken van zelfzuivering te ondersteunen en om de aarde in haar oorspronkelijke harmonie terug te brengen.
Ten oosten van de badplaats zijn er twee stenen basisstructuren, maar ook hier waarschijnlijk de overblijfselen van een houten gebouw,
waarvan alleen de stenen basis nog over is.
Vanuit deze structuur, met het uitzicht op een vallei aan de oostkant van Ratu Boko-compouds, kunnen bezoekers Candi Barong zien, een hindoeïstisch tempelcomplex aan de overkant van de vallei op de helling van de heuvel in het oosten.
In het noordelijke deel van Pendopo, geïsoleerd van de rest van het gebied, liggen twee grotten die zijn gevormd uit sedimentstenen.
De bovenste grot heet Gua Lanang, mannengrot en de onderste grot heet Gua Wadon, vrouwengrot.
Voor de Gua Lanang is er een vijver en drie beeltenissen. Op basis van onderzoek staat de beeltenis bekend als Aksobya, een van Boeddha Panthons.
De groten hebben waarschijnlijk gefunctioneerd als meditatieplaats.
BOEDDHISME EN HINDOEÏSME.
Het Ratu Boko gebeid heeft veel kleinere artefacten opgelleverd, waaronder beelden, zowel hindoeïstische zoals Durga, Ganesha, Garuda, een Linga en een Yoni, en boedistische, droe onvoltooide Dhyani-boeddha's. Andere vondsten zijn keramiek en inscripoties, een gouden plaat met het schrift "Om Rudra ya namah swaha" erop als vorm van aanbidding aan Rudra als de andere naam van Shiva.
Dit vormt het bewijs dat hindoes en boeddhisten hier samenleefden met tolerantie of syncretisme.
LEGENDE VAN KONING BOKO.
Koning Boko is een legendarisch personage uit de populaire folklore van Loro Jonggrang. Deze folklore verbindt het Ratu Boko=paleis, het Durga-beeld in de Prambanan tempel, die door de lokale folklore wordt geïdentificeerd als Loro Jonggrang, en de oorsprong van het Sewu-tempelcomplex in de buurt.
Prins Bandung Bondowoso hield van prinses Loro Jonggrang, de dochter van koning Boko, maar zij wees zijn huwelijksaanzoek af omdat Bandung Bondowoso koning Boko had vermoord en haar koninkrijk had geregeerd. bandung Bondowoso drong aan op de verbintenis en uiteindelijk werd Loro Jonggrang gedwongen in te stemmen met een huwelijk, maar ze stelde één voorwaarde: Bandung moet voor haar duizend tempels in één nacht bouwen.
Bandung ging in meditatie en toverde een menigte geesten, genieën of demonen uit de aarde en beval hen rijst te stampen.
Dit maakte de hanen wakker, die begonnen te kraaien. De geesten die het geluid van de ochtend hoorden, geloofden dat de zon op het punt stond op te komen en verdwenen dus weer in de grond. Zo werd de prins voor de gek gehouden, uit wraak vervloekte hij de princes en veranderde haar in een stenen beeld. Volgend de tradities is zij het beeld van Durga in de noordoostelijke cel van de Shiva-tempel in Prambanan, die nog steeds bekend staat als Loro Jonggrang.
(Zie vervolg: TEMPELS RONDOM PRAMBANAN. MIDDEN-JAVA. INDONESIË.
HINDU-TEMPELS. DEEL 3.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten