VAN VERVOER VAN 'ROYAL MAIL'
TOT DUIZENDEN PASSAGIERS.
CUNARD STEAMSHIP COMPANY.
De rederij werd te Liverpool op 4 mei 1839 opgericht door Samuel Cunard, samen met George Burns en David MacIver.
De rederij verkreeg het contract voor het mailvervoer over de Atlantische Oceaan;
op 4 juli vertrok de 'Britannia', een schip van 1154 brt voor de eerste reis.
De naam van de rederij was toen Britisch and North American Royal Mail Steam Packet Company.
De eerste tien jaar bezat de rederij praktisch het monopolie op de Atlantische Oceaan. In 1853 werd een dienst geopend tussen Liverpool en de Middellandse Zee, eerst in 1903 een lijn tussen de Middellandse Zeehavens Fiume en New York.
(RMS Persia)
In 1856 werd de 'Persia' van 3300 brt, de eerste ijzeren raderboot, aan de vloot toegevoegd, toen het grootste in de vaart zijnde schip.
De omvang van de schepen werd steeds groter en de rederij had zich toen al een naam verworven betreffende de veiligheid van haar schepen.
(S.S. China.)
De 'China' van 2638 brt van 1862 was het eerste schroefstoomschip en de 'Servia' van 7392 brt van 1881 het eerste stalen schip.
In 1884 verschenen de 'Umbria' en 'Etruria' beide van 7718 brt, de eerste schepen van een serie beroemde tweetallen.
In 1893 kwamen de 'Luciana' en 'Campania' van 12.950 brt in dienst.
Aan boord van het eerst genoemde schip had men in 1903 voor het eerst draadloos contact met beide zijden van de oceaan. In 1905 kwamen de 'Cermania' en de 'Caronia' beide van 19.500 brt, de eerste met stoomturbines, de andere met zuigerstoommachines, in de vaart.
( RMS Lusitania)
In die tijd begonnen onderhandelingen met de Britse regering over de bouw van twee snelle schepen, die in tijd van oorlog ter beschikking konden worden gesteld; dit werden de 'Lusitania' en 'Mauretania' van 31.800 brt, beide met stoomturbines van 68.000 pk uitgerust.
Met hun vier schoorstenen en vier schroeven slaagden zij er in de Duitse hegemonie op de Atlantische Oceaan te breken en de 'blauwe wimpel' te veroveren. De 'Lusitania' werd op 7 mei 1915 voor de zuidkust van Ierland getorpedeerd en zonk, maar de 'Mauretania' was een van de succesvolste schepen ooit gebouwd.
(Vlag Cairns Thomson Line.)
In 1911 werd Cairns Thomson Line overgenomen waarmee een directe dienst geopend werd tussen Londen en Canada.
Het jaar daarop volgde de Anchor Line.
Eind 1913 werden Tyser, Milburn, Star en Indra Lines samengevoegd tot de Commonwealth and Dominion Line de latere Port Line onder beheer van de Cunard Line.
In 1919 kreeg men ook een belang in de vaart op Brits-Indië.
In de eerste Wereldoorlog leed de rederij ernstige verliezen, 20 schepen met 206.154 brt gingen verloren.
Na de oorlog werd de vloot weer opgebouwd en een groot aantal passagiersschepen in de vaart gebracht.
In 1934 kwam, onder druk van de Britse regering samenwerking tot stand met de White Star Line, waarbij diens gehele vloot van negen schepen werd ingebracht.
De naam van de rederij werd Cunard White Star Line.
Alleen de nieuwe motorschepen 'Britannic' en 'Georgic' bleven tot na de Tweede Wereldoorlog in gebruik.
Deze samenvoeging maakte het mogelijk het eerste van de grote snelvarende passagiersschepen, de latere 'Queen Mary' van 80.774 brt, af te bouwen. In met 1936 maakte dit schip haar eerste overtocht over de Atlantische Oceaan.
Dat zelfde jaar werd de kiel gelegd voor de 'Queen Elizabeth' van 83.673 brt, die in februari 1940 onverwacht, onder de grootste geheimhouding, naar New York vertrok.
(Maatschappijvlag en schoorsteen van Cunard Line, Queen Mary I en de Queen Elizabeth I. )
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd een groot aantal passagiersschepen in dienst gesteld als hulpkruiser of troepentransportschip. In totaal vervoerden de schepen van de Cunard Line meer dan vijf miljoen personen en legden daarbij een afstand af van meer dan vijf miljoen mijl.
Na de oorlog werden de beide 'Queens' en de 'Mauretania' weer passagiersschepen en in de transatlantische dienst geplaatst; ook kwam de 'Caronia' van 34.183 brt in januari 1949 in de vaart voor de transatlantische route en toeristenreizen.
In 1947/48 werden enkele passagiers/vrachtschepen gebouwd voor de dienst tussen Liverpool en New York, de 'Media' en de 'Parthia' van 13.350 brt.
In 1950 onderging de naam van de maatschappij een verandering, nu in Cunard Steamship Company Ltd.
In 1954 tot 1957 kwamen vier nieuwe passagiersschepen van bijna 22.000 brt in dienst.
In 1962 ging de Cunard Line een fusie aan met de Atlantische belangen van de Britse luchtvaartmaatschappij BOAC (Britisch Overseas Airways Corporation).
In 1959 waren onderhandelingen begonnen met de Britse regering over een vervanger van de beide
'Queens'. De plannen voor het nieuwe schip, de later 'Queen Elizabeth II', moesten enkele malen worden gewijzigd. Pas in december 1964 werd het contract voor de bouw met de werf van John Brown getekend. De bouwkosten, geraamd op 24 miljoen Britse ponden, kwamen gedeeltelijk voor rekening van de regering. Begin 1969 zou dit schip in de vaart komen.
Intussen had de rederij de 'Queen Mary' en de 'Queen Elizabeth' verkocht; eerstgenoemde in juli 1967 en de 'Elizabeth' in april 1968. beide gingen naar de Verenigde Staten, waarbij de 'Queen Mary' tot maritiem museum zou worden ingericht en de 'Queen Elizabeth' naar Philadelphia om als hotel-restaurant te fungeren.
Deze laatste firma ging failliet en in september 1970 kocht de Chinese reder C.Y. Tung het schip voor 3,2 US-dollar en werd na een reis vol tegenslag in Hong Kong waar het schip zou worden omgebouwd tot drijvende universiteit; de Seawise University. Kort vóór de oplevering op 9 januari 1972 uitgebrand en gezonken.
De laatste jaren had de passagiersdienst steeds groter verliezen opgeleverd door de opkomst van het vliegverkeer; in 1967 werden dan ook drastische wijzigingen in de organisatie doorgevoerd en een aantal passagiersschepen werd verkocht. Drie oude 'Queens' werden vervangen voor nieuwe moderne cruiseschepen.
(Het nieuwe loge van de Cunard Line, de 'Queen Elizabeth II (boven), de 'Queen Mary II (rechts) en de 'Queen Victoria' (onder).
'QUEEN ELIZABETH II'.
Het schip werd besteld op 30 december 1964. het werd gebouwd op de werf van John Brown and Company te Clydebank. De kiellegging vond plaats op 5 juli 1965 en de te waterlating op 20 september 1967 en het werd gedoopt door Koningin Elizabeth II van het Verenigd Koninkrijk. De technische proefvaarten hadden plaats in november en december 1968. Op 2 mei 1969 kwam het schip in de vaart.
De thuishaven van het schip was Dubai en de Cunard Line was de eigenaar.
Het passagiersschip had een lengte van 293,5 meter, een breedte van 32,03 meter, een diepgang van 9,87 meter, een waterverplaatsing van 48.923 ton en een tonnenmaat van 70.327 brt.
Het schip had een dieselelektrische voortstuwing; 9 x 10.625 kW bij 400 rpm MAN 9-cilinder middelsnellopende turbo dieselmotoren, twee vijfbladige scheepschroeven. Vaarsnelheid van 32,5 knopen. Het schip had 12 dekken voor 1.777 passagiers en 1.892 bedden. De bemanning bestond uit 1015 koppen. In 2008 werd het schip uit de vaart genomen en voor bijna 100 miljoen dollar verkocht aan Dubai World.
'QUEEN MARY II'.
Het schip werd besteld op 6 november 2000 en werd gebouwd op de Franse werf Chantiers de l'Atlantique, Saint Nazaire. De kiellegging vond plaats op 4 juli 2002.
Het schip werd op 25 september 2003 te water gelaten en op 8 januari 2004 gedoopt door Koningin Elizabeth II. De kostprijs van het schip 800 miljoen dollar. Op 12 januari 2004 kwam het schip in de vaart.
Thuishaven is Hamilton. Het schip vaart onder de vlag van Verenigd Koninkrijk en is eigendom van de Cunard Line.
Het schip; type passagierschip heeft een lengte van 345 meter, een breedte van 41 meter, een diepgang van 10 meter en een totale hoogte van 72 meter. Waterverplaatsing is 79.000 ton en tonnenmaat 151.500 brt.
Voortstuwing 157.00 pk, 117 MW, General Electric LM2500 gasturbine dieselelektrisch, aandrijving twee vaste en twee roerschroeven. Vaarsnelheid 30 knopen.
Het schip heeft 1310 hutten, waarvan 920 met uitzicht op zee en 97 suites tot 202 m².
De bemanning bestaat uit 1253 koppen.
'QUEEN VICTORIA'.
Het schip werd op 3 december 2004 besteld bij de Italiaanse scheepswerf Fincantiere. De kiellegging vond plaats op 12 mei 2006 en de te waterlating op 15 januari 2007.
Het schip werd op 10 december 2007 gedoopt door Camilla Parker Bowles. Kostprijs van het schip 470 miljoen dollar.
het schip vaart onder Britse vlag en de thuishaven is Southhampton.
Eigenaar is de Cunard Line.
Het schip type passagiersschip heeft een lengte van 294 meter, een breedte van 32,2 meter, een diepgang van 8 meter, totale hoogte 62,5 meter en een tonnenmaat van 90.000 brt.
Voortstuwing Sulzer ZA40 dieselmotoren van 63.400 kW (85.000 pk) en twee ABB Azipoden van 166,7 MW (schroeven).Maximale snelheid 23,7 knopen en dienstsnelheid 18 knopen.
Het schip heeft 16 dekken, 12 voor de 2.081 passagiers en vier voor de 900 bemanningsleden.
Alle drie de 'Queen-schepen' maakten in de winter perioden cruises voor de Carnival Cruise Lines in de Caribische Zee kustlanden en eilanden.