EEN TIJD DAT ER AMPER EEN
WEGENNET BESTOND.
PERIAUGER.
Toen er in de beide Carolina's en Georgia in de VS van de 18e en 19e eeuw nog nauwelijks wegen werden aangelegd, en bestaande wegen wegen slecht waren, ging het verkeer dikwijls over water.
De mensen die in deze gebieden woonden hadden een uitgebreid netwerk van ondiepe rivieren, stromen en kreken tot hun beschikking en voor het transport van zowel vracht als personen waren die heel geschikt wanneer men over het juiste type vaartuig kon beschikken.
het vaartuig dat meestal met de wateren van deze gebieden wordt geassocieerd is de 'periauger', in het koloniale Georgia soms 'petiauger' genoemd, maar beide termen zijn vermoedelijk afgeleid van het Spaanse 'piraqua', wat 'prauw' of 'kano' betekend.
(Algemene indruk van een gaffelgetuigde periauger met opgezette huidgangen om zijn vrijboord te verhogen.)
Voor de specifieke omstandigheden van de streek is de periauger ontwikkeld en kennelijk heeft het vaartuig goed voldaan. Toch is er over zijn precieze aard weinig bekend. Er wordt in de kronieken van die tijd vaak genoeg over geschreven, maar altijd op een oppervlakkige manier. De eerste aantekening over de periauger is van Jhon Lawson, medeoprichter van Bath in Noord-Carolina.
De periauger was van oorsprong een grote kano die in het midden gesleten was om daar een in vorm gehakte boomstam als kiel tussen te bevestigen. Hierdoor werd de ruimte voor vracht vergroot en de stabiliteit verbeterd. Bovendien zorgde de boomstamkiel voor bescherming tegen schade die de oesterbanken en soortgelijke obstructies aan het vaartuig zouden kunnen toebrengen. De scheepjes waren in verschillende maten en konden een vracht vervoeren van 20 tot 35 ton. Ze hebben twee masten, die ze kunnen strijken en zeilen als schoeners. Gewoonlijk werden ze geroeid met twee spannen en gebruikte geen voorzeil. De grotere vaartuigen werden bij een ongunstige of afwezige wind geroeid met wel zes of acht spannen.
Het vaartuig had voor een kleine kajuit en was verder gedekt. Men gebruikte huidgangen om het laadvermogen te vergroten. De lengte lag rond de negen meter in het noordoostelijke deel van Noord-Carolina.
Bij schepen op de rivier de Savannah en aan de Golfkust kon de lengte vaak oplopen rond de 13 meter en zo ook de tonnenmaat.
In latere tijden werd de vaartuigen vervaardigd uit huidplanken en niet van het gespleten boomstam type meer waren.
Heden worden ze nog steeds gebouwd door liefhebbers als een pleziervaartuig.
DE OOSTKUST VAN DE VS.
Ook aan de oostkust van de VS waren deze scheepjes te vinden in de 18e en vroeg 19e eeuw.
Het was het type zeilschip dat door Cornelis Vanderbilt, een zakenmagnaat die zijn rijkdom in de spoorwegen en scheepvaart opbouwde, om de wateren van New York Harbor tussen Staten Island en Lower Manhattan te bevaren met zijn opgezette transportdienst op de Hudson rivier.
Ze werden gebruikt als veerboten en om goederen te vervoeren van en naar de haven van New York en de steden langs de rivier. Bij de opkomst van de stoomschepen werden ze vervangen en verdwenen uiteindelijk bijna allemaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten