EEN BAKEN AAN LAND VOOR DE ZEEMAN OP ZEE. (1)
Een vuurtoren of een lichttoren wordt als volgt omschreven:
Het is een toren waarop bij donker een licht brandende wordt gehouden ten dienste van de scheepvaart.
Deze torens werden gebouwd in de buurt of op van de in zee stekende rotsen, enge zeestraten, ingangen van een zeearm of haven om de schepen te waarschuwen voor gevaar.
De lichtbron wat deze torens uitstraalden veranderde door de eeuwen heen. De eerste vuurtorens gebruikten een gewoon houtvuur of een vuur van olijfolie. Men liet het licht weerkaatsen in een hole bronzen plaat om een zover mogelijke lichtstraal te verkrijgen.
Het houtvuur maakte plaats voor het gebruik van walvisolielampen, maar na de uitvinding van de Argandlamp in 1783 kwam daar een einde aan. De Argandlamp werd vernoemd naar haar uitvinder de Zwitser A.Argand.
Het is een verbeterde olie- of petroleumlamp, met een holle branden, zodat de lucht in de vlam kan toetreden. Hierdoor nam de helderheid van het licht toe en verminderde het walmen van de lamp.
Aan dit principe is tot op heden nies veranderd.
Men gebruikte petroleum-, phoroline-, gasgloei- en aceryleenlicht en versterkte de straling met behulp van glazen lenzen.
Tegenwoordig wordt gebruik gemaakt van de elektrische booglamp. Om het licht te bundelen, zodat het van ver zichtbaar is gebruikt man speciale lenzen en spiegels.
Door de opkomst van de moderne navigatie middelen zoals zeekaarten op een computerscherm en de satellietnavigatie raken de vuurtorens langzaam buiten gebruik. Ook langs onze Nederlandse kust en elders in Europa neemt het gebruik van de vuurtoren af. Ze sieren nog wel de kustlijn maar fungeren nu als een woning of als hotel.
Het houtvuur maakte plaats voor het gebruik van walvisolielampen, maar na de uitvinding van de Argandlamp in 1783 kwam daar een einde aan. De Argandlamp werd vernoemd naar haar uitvinder de Zwitser A.Argand.
Het is een verbeterde olie- of petroleumlamp, met een holle branden, zodat de lucht in de vlam kan toetreden. Hierdoor nam de helderheid van het licht toe en verminderde het walmen van de lamp.
Aan dit principe is tot op heden nies veranderd.
Men gebruikte petroleum-, phoroline-, gasgloei- en aceryleenlicht en versterkte de straling met behulp van glazen lenzen.
Tegenwoordig wordt gebruik gemaakt van de elektrische booglamp. Om het licht te bundelen, zodat het van ver zichtbaar is gebruikt man speciale lenzen en spiegels.
Door de opkomst van de moderne navigatie middelen zoals zeekaarten op een computerscherm en de satellietnavigatie raken de vuurtorens langzaam buiten gebruik. Ook langs onze Nederlandse kust en elders in Europa neemt het gebruik van de vuurtoren af. Ze sieren nog wel de kustlijn maar fungeren nu als een woning of als hotel.
DE EERSTE BEKENDE VUURTORENS.
Ruim 300 jaar v.Chr. kende men reeds de vuurtoren. Deze diende niet om op het gevaar te duiden voor de kust, maar als een baken waar de veilige haven was te vinden.
In die tijd beschikte de zeeman nog niet over zeekaarten en navigatie middelen. De zon en de sterren waren de middelen om te navigeren en men bleef meestal dicht onder de kust waarop kenmerken waren die door vertellingen werden doorgegeven.
De twee eerste en tot de 'Zeven Wereldwonderen'behorende vuurtorens zijn de Pharos van Alexandrië en de Kolos van Rhodos.
Beide vuurtorens begeleiden in de nacht de zeeman naar de ingang van de veilige haven door een helder brandend vuur. Overdag zorgde men ervoor dat dit baken zichtbaar was door een zwaar rokend vuur.
Alleen van de vuurtoren van Alexandrië is met zekerheid vastgesteld dat deze echt heeft bestaan door gevonden resten op de zeebodem.
DE PHAROS VAN ALEXANDRIË.
De stad Alexandrië werd gesticht door Alexander de Grote ( 21-07-356 v.Chr. - 11-06-323 v.Chr.)Na het overlijden van Alexander de Grote verdeelden zijn generaals het machtige rijk wat toen uit elkaar viel.
Ptolemeus I Soter, een zoon uit een Macedonische familie en een bevelhebber met goede strategische inzichten als militair in het leger van Alexander de Grote, werd de nieuwe machthebber over Egypte en besloot van Alexandrië zijn hoofdstad te maken.
Daar de vlakke kustlijn van de woestijn en de vele daarvoor gelegen zandbanken de oorzaak waren van vele strandingen en het vergaan van schepen op weg naar Alexandrië besloot Ptolemeus I tot de bouw van een toren die de ingang van de haven moest aangeven. Zo werd besloten om op het eilandje Pharos (Farao eiland) wat vlak voor de haven ligt van Alexandrië een lichtbaken te bouwen, dat van verre zichtbaar zou moeten zijn.
Ptolemeus I gaf de architect Sostratus de opdracht tot de bouw van dit lichtbaken. De bouw begon rond 290 v.Chr. en kwam gereed onder het bewind van de zoon van Ptolemeus I, Photelemeus Philadelphus II, en had 15 jaar geduurd.
Uit overlevering; Abou-Haggag Al-Andaloussie bezocht in 1166 de toren en vondsten op de zeebodem in de zestiger jaren vorige eeuw, kon men een reconstructie maken van hoe deze toren er moest hebben uit gezien.
In 956 n.Chr. raakte de toren door een aardbeving beschadigd, maar twee daarop volgenden zware aardebevingen in 1303 en 1323 luidde het einde van deze vuurtoren in, daar het bovenste deel afbrak en in zee stortte.
De resten van het bouwwerk bleven liggen toen de sultan van de Mamelukken, Qaitbay ( 882 v.Chr - 1477 n.Chr.) besloot op de fundamenten van de toren het middeleeuwse fort Qaitbay te bouwen voor de militaire versterking van de haven, wat in 1480 gereed kwam.
Voor de bouw van dit fort, waarvan het binnenterrein is omringt door een zware hoge muur gebruikte hij de resten van de vuurtoren.
Duidelijk is te zien dat hij dit bouwde op de oude fundatie van de Pharos vuurtoren.
Volgens de beschrijving van Abou-Haggag Al-Andaloussie moet de toren een hoogte gehad hebben van 117 meter en was dus hoger dan de piramide van Gizeh. De toren bestond uit drie verdiepingen.
De onderste verdieping en tevens het fundament bestond uit basaltblokken waarvan sommige een gewicht hadden van 75 ton. Dit gedeelte had een hoogte van 58 meter en in dit deel waren de verblijven voor het personeel gevestigd, stallen voor hun vee en opslagruimten.
Een extra binnenmuur in het onderste deel moest de hogere gedeelten van de toren ondersteuning bieden.
Het tweede deel, het middelste was achthoekig en had een hoogte van 27,5 meter de top die daarop stond was rond van vorm en had een hoogte van 7,5 meter.
Binnen in de toren was een schacht voor het omhoog brengen van de brandstof voor het vuur. Op de top waar het vuur brandde stond een bronzen spiegel die het licht van het vuur s'nachts weerkaatste en overdag het zonlicht. Zo had het licht een reikwijdte van 35 kilometer.
( Resten van wat eens de Pharos vuurtoren was gevonden op de zeebodem.)
( zie vervolg deel 2)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten